Geriatrie en gerontologie
Leertaak 1: visie op ouderen en ouderenzorg
Leerdoelen → de student …
- benoemt mythes en stereotyperingen die in literatuur worden beschreven over ouderen
- begrijpt hoe verschillende modellen en theorieën over ouderen van invloed zijn op de visie
van zorg
- verbindt haar eigen visie op ouderen en ouderenzorg aan bestaande visies
Geriatrische zorgvrager = oudere zorgvrager met complex ziektebeeld (multimorbiditeit = meerdere
ziekten naast elkaar die elkaar onderling beïnvloeden, bv. DM en hart/vaatziekten / comorbiditeit =
gaat over interactie tussen ziekten, bv. depressie bij dementie). Dit ziektebeeld wordt veroorzaakt
door lichamelijke, geestelijke functiestoornissen, verscheidene ziekten en/of een zwak sociaal
evenwicht.
- 4 factoren: somatisch, psychisch, sociaal en functionele factoren
- Factoren die gezondheid van ouderen beïnvloeden → constitutie (staatsinrichting),
omgeving, zorgverlening en leefstijl.
- Veroudering → endogene+exogene veranderingen, achteruitgang van organen,
zintuigen, cognitieve functies, mobiliteit en hormoonproductie.
Healthy ageing = gezond ouder worden. Ouderen die volwaardig kunnen blijven meedoen in de
samenleving. Ook beter voor zorgkosten. Het gaat om het optimaliseren van gezondheid, participatie,
veiligheid en mogelijkheid op QOL van ouderen te verhogen. Gaat om active (activiteit), succesful
(zelfstandig) en productive (productiviteit) ageing. Belangrijk is preventie.
Normale veroudering = biologisch proces met functionele achteruitgang en risico op ziekte en dood.
Door te kijken naar sterftecijfers is de kans op sterfte te meten. Voor de ‘normale’ mens verdubbelt
risico op sterven elke 8 jaar. Dit patroon is ook wel de Gompertz-Makeham law of mortality.
Tot op heden is geen theorie gevonden die alle complexe processen in cellen en lichaamssystemen
verklaart. Over het algemeen kunnen alle theorieën in 2 stromingen worden onderverdeeld:
1. Kans → theorieën die veroudering zien als gevolg van externe gebeurtenissen. Bv.
opeenstapeling van willekeurige negatieve factoren die cellen en lichaamssystemen mettertijd
beschadigen. Slijtage kan bv. zorgen dat DNA of systemen van het organisme beschadigd
raken.
2. Noodlot → theorieën die het verouderingsproces zien als resultaat van interne noodzaak:
een soort ingebouwd genetisch programma dat afgespeeld wordt tot aftakeling en uiteindelijk
sterfte optreedt.
❖ Wear-and-tear-theorie (kans)
Het lichaam slijt en herstelt zich constant. Deze theorie is erg aannemelijk omdat het lichaam door
dagelijks gebruik slijt. Het verklaart sommige ziektebeelden die je ziet bij het verouderingsproces.
Een moderne wear-and-tear-theorie is somatic mutation theory of ageing → cellen raken
beschadigd door straling en als gevolg hiervan muteren ze of maken ze een genetische
veranderingen door.
Een andere wear-and-tear-theorie is accumulative waste theory of ageing → afvalproducten en
andere schadelijke cellen hopen zich op in cellen. Deze zorgen ervoor dat het
metabolisme in de cellen belemmert, wat vervolgens tot celsterfte leidt. Hoewel
afvalproducten bewezen ophopen in de cel, is er weinig bewijs voorhanden dat dit slecht
is voor het organisme.
❖ Free-radicals-theorie (kans)
,Vrije radicalen zijn onstabiele organische moleculen die bij zuurstofmetabolisme als bijproduct
vrijkomen in de cellen. Ze zijn erg reactief en giftig en vormen biologische afwijkende moleculen als
ze in contact komen met andere celstructuren. Dit resulteert in mutaties of schade aan
celmembranen. Schade door vrije radicalen is geassocieerd met veel syndromen die leeftijd
gerelateerd zijn (bv. Parkinson, Alzheimer, kanker). Volgens deze theorie wordt de schade door vrije
radicalen zichtbaar als symptomen van veroudering. Belangrijk hierbij is het gegeven dat ons lichaam
zelf antioxidanten produceert als bescherming tegen vrije radicalen. Deze zoeken en vernietigen de
vrije radicalen en voorkomen daarmee een klein gedeelte van schade aan celstructuren.
❖ Auto-immuuntheorie (noodlot)
Het immuunsysteem is het verdedigingsmechanisme van het lichaam tegen vreemde indringers,
zoals bacteriën. Het immuunsysteem maakt antilichamen aan die de indringers aanvallen. Bekend is
dat het immuunsysteem achteruit gaat na adolescentie. Vermindering van het immuunsysteem staat
in verband met leeftijd gerelateerde kwetsbaarheid. Deze theorie beschrijft dat het immuunsysteem
uiteindelijk defect raakt en niet langer onderscheid gaat maken tussen eigen cellen/weefsel en die van
indringers. Het lichaam kan zichzelf dan gaan aanvallen.
❖ Cellulaire theorie / cellular theory of ageing (noodlot)
1 vd bevindingen in celbiologie is dat normale cellichamen een max aantal keren kunnen delen en de
functionele capaciteit kunnen behouden. Hoe vaak een cel dit kan, lijkt intrinsiek gestuurd en
geprogrammeerd als onderdeel van de genetische code. Veroudering is het resultaat van een
progressieve verzwakking van de capaciteit van celdelingen, mogelijk door uitputting van het
genetisch materiaal.
1 vd grootste doorbraken was de ontdekking dat cellen een vaste levensduur hebben. In 1961 vond
Hayflick dat normale menselijke cellen een aantal celdelingen doormaken om vervolgens te stoppen
met delen. Dit maximum aantal delingen staat bekend als de limiet van Hayflick. Bij een foetus
hebben cellen een limiet van ca 100x delen, terwijl bij een 70-jarige de limiet bij ca 20-30x is bereikt.
1 vd meest intrigerende bevindingen die de cellulaire theorie ondersteunt, is de ontdekking van kleine
uiteinden van de chromosomen. Deze structuren worden telomeren genoemd en ze worden korter na
elke celdeling.
❖ Modernization-theorie
Verklaring voor het perspectief vd samenleving op ouderen. De status van ouderen wordt minder
naarmate de samenleving moderner wordt. Het belangrijkste is dat we in de samenleving nog geen
echte betekenis hebben voor ouderen, omdat het hele levensloopperspectief aan het veranderen is
en we nog niet weten wat ouderdom is, wanneer je oud bent en wat ouderdom betekent in deze
eeuw. Vanuit het standpunt van survival of the fittest lijkt er geen reden te zijn om ouder te worden als
de kinderen volwassen zijn. Toch leven mensen langer door nadat ze onvruchtbaar zijn geworden.
Om deze reden is het ouder worden ook voor biologen een raadsel.
❖ Disengagement-theorie
Probeert als een vd eerste theorieën de positie van ouderen in de moderne samenleving te verklaren.
Het kijkt naar ouderdom als een tijd waarin de oudere zelf en de samenleving zich bezig houdt met
scheiding (bv. bij een pensioen). Dit proces van onttrekken wordt gezien als natuurlijk en normaal
binnen het leven. Het wordt gezien als functioneel, zowel de maatschappij als voor de oudere zelf.
Deze theorie is gerelateerd aan de modernization theorie. Aangenomen werd dat de status van de
oudere zou verminderen als de maatschappij moderner en efficiënter werd.
❖ Activiteitstheorie → gaat over activiteit, lekker houden als je oud bent
Het tegenovergestelde van de disengagement-theorie is deze theorie. Deze theorie is rond 1970
ontwikkeld door Havighurst en stelt dat mensen tevredener zijn als we aan activiteiten meedoen: we
zijn wat we doen. De theorie beschrijft dat de meeste ouderen vasthouden aan de rollen en
,levensactiviteiten die ze eerder in het leven zijn begonnen omdat ze dezelfde behoeften en waarden
houden. Deze theorie verklaart verliezen in sociale interactie uit de afgenomen gezondheid of een
onvermogen in plaats van een functionele noodzaak om zich te onttrekken aan rollen en activiteiten.
❖ Assimilatie- en accommodatie theorie
Deze theorie (oa Brandtstädter) verklaart hoe ouderen succesvol zijn in het houden van een positief
zelfbeeld en opvattingen over het leven. Het is gebaseerd op dat mensen op latere leeftijd veel
biologische, sociale en psychische uitdagingen en verliezen ervaren met grote impact.
Assimilatie coping beschrijft strategieën waarmee je de omgeving probeert te veranderen in lijn met
eigen doelen en verwachten. Denk aan selectie, optimalisatie en compensatie. Als verliezen vanwege
leeftijd te groot worden en het moeilijk is hetzelfde niveau van functioneren te behouden gaat het om
Accomodatieve coping. Dit beschrijft strategieën waarbij doelen naar beneden worden bijgesteld door
beperkingen die een individu ervaart in de omgeving of zichzelf.
Deze 2 theorieën laat zien dat het ouder worden een tijd is van zowel positieve als uitdagende
ervaringen en niet zo pessimistisch gekleurd is als we altijd denken.
❖ Sociaal-emotionele selectiviteitstheorie
Deze theorie (door psycholoog Carstensen) koppelt levensfase aan een bepaalde motivatie. Het gaat
erom dat motivatie van mensen verandert gedurende hun leven, en dit ook weer van invloed is op
cognitieve processen. De theorie beargumenteert dat mensen doelen stellen op basis van hun
perceptie van ''tijd''. Tijdens het veranderen van hun toekomstperspectief kennen mensen daardoor
ook andere motivaties. Zo kennen oudere mensen meer waarde aan emotionele doelen en
activiteiten toe (contacten onderhouden, relaties aangaan, intimiteit) en zijn die doelen ook meer op
het heden gericht dan op de toekomst.
Elke theorie heeft beperkingen, geen enkele theorie verklaart alle verschillende manieren waarop
mensen het ouder worden ervaren. Er bestaan veel stereotyperingen over ouder worden, zoals: ouder
worden hangt samen met achteruitgang en verslecthering. Deze vooroordelen vormen samen de
basis voor voorkomende vooroordelen over leeftijd. Ook wel leeftijdsdiscriminatie of ageism genoemd.
_________________________________________________________________________________
Leertaak 2: screenen van kwetsbare ouderen
Leerdoelen → de student …
- definieert het begrip kwetsbaarheid vanuit de literatuur als uit perspectief van de oudere zelf
- beschrijft de 5 stappen van het CGA en weet welke methodes zij hierbij kan inzetten
- benoemt verschillende screeningsinstrumenten die de zorgbehoeften van kwetsbare ouderen
in kaart kunnen brengen en kan deze beargumenteert inzetten
- legt het lineaire en gerodynamische model uit en begrijpt hoe deze modellen inzicht geven in
kwetsbaarheid van ouderen.
Ouderdom komt vaak met meerdere gebreken. Een groeiende groep ouderen wordt door
opeenstapeling van (kleine) lichamelijke, psychische en sociale tekorten kwetsbaar voor ernstige
gezondheidsproblemen, die kunnen leiden tot beperkingen in dagelijks functioneren, tot opname in
een verzorgings- of verpleeginstelling of tot overlijden. Het is niet eenvoudig om deze groep tijdig in
beeld te krijgen, omdat ze zich op het moment van onderzoek meestal nog redelijk ‘staande houden’
en pas op de langere termijn bij een tegenslag ‘omvallen’ en intensievere zorg behoeven.
Ouderen zien zichzelf niet als kwetsbaar en gebruiken zelden het woord ‘kwetsbaar’ om hun situatie
te beschrijven. Hun aandacht gaat vooral uit naar kwaliteit van leven. In de gezondheidszorg bestaan
verschillende ideeën over wat kwetsbaarheid bij ouderen is. Door vele definities van het begrip is het
lastig om kwetsbare ouderen eenduidig te identificeren. Hulpverleners en onderzoekers kiezen voor
een smalle benadering (fysieke kwetsbaarheid) of een brede benadering (ook oog voor psychische en
, sociale kwetsbaarheid). Men gebruikt ‘kwetsbaarheid’ vooral om risicogroepen te signaleren en zorg
te organiseren en niet als een diagnostisch instrument.
Er bestaan veel verschillende definities van kwetsbaarheid, vaak gaat het over fysieke kwetsbaarheid.
● Definitie van Fried → kwetsbaarheid is een biologisch syndroom van minder reserve
en weerstand tegen stressoren. Dit is het resultaat van daling van diverse
fysiologische systemen. De meetbare definitie van kwetsbaarheid (a phenotype of
frailty) bevat de volgende criteria: onbedoeld gewichtsverlies, zelfgerapporteerde uitputting,
zwakheid, traagheid in lopen en verminderde fysieke activiteit. Volgens Fried is iemand
kwetsbaar als hij of zij aan 3 of meer van deze criteria voldoet. De definitie van Fried maakt
deel uit van een stroming die kwetsbaarheid smal definieert (fysieke kwetsbaarheid)
● Definitie van Strawbridge → kwetsbaarheid is een groep van problemen en verlies
aan mogelijkheden in diverse domeinen. Dit maakt het individu vatbaar voor
omgevingsfactoren. Naast een lichamelijk domein onderscheiden zij een cognitief
en sensorisch domein (horen, zien) en een domein voeding (gebrek aan eetlust,
onverklaarbaar gewichtsverlies).
Na raadpleging van de experts op het gebied van kwetsbaarheid is gebruikelijk om de volgende
criteria te gebruiken om vast te stellen of een oudere persoon kwetsbaar is: lichamelijk activiteit,
voeding, mobiliteit, evenwicht, zintuiglijke functies, kracht, uithoudingsvermogen (lichamelijk domein),
cognitie, stemming, coping (psychische domein), sociale steun en sociale relaties (sociale domein).
❖ De Tilburg Frailty Indicator (TFI)
Er zijn verschillende instrumenten om kwetsbaarheid bij ouderen vast te stellen. In NL worden binnen
het Nationaal Programma Ouderenzorg (npo) diverse meetinstrumenten gebruikt om de mate van
kwetsbaarheid bij ouderen vast te stellen. Er is nog geen consensus over de gouden standaard. Op
basis van het conceptuele model van kwetsbaarheid is het meetinstrument TFI ontwikkeld. Hiermee
kan worden bepaald of en in welke mate iemand kwetsbaar is op het fysiek, psychisch en sociaal
domein. Het is voldoende specifiek en sensitief. Totaalscore is 15 (erg kwetsbaar), bij 5 punten is
iemand kwetsbaar. De ouderen kunnen de vragenlijst zelf invullen. Het inzetten van een
screeningsinstrument helpt om groot risico op functieverlies en cognitieve stoornissen op tijd te
herkennen. Door dit op tijd dit te herkennen, kan een ‘cascade breakdown’ voorkomen worden:
situatie waarin de ene aandoening leidt tot een andere (grotere) aandoening. Een proactieve houding
van de vpk hierbij is een must.
Het tijdig opsporen van kwetsbare ouderen is belangrijk en gebeurt vaak dmv screening, gevolgd door
een comprehensive geriatric assessment (CGA) = uitgebreide geriatrische beoordeling
Screening en CGA kunnen als belangrijke proactieve houding van het klinisch redeneren opgevat
worden. Het werken met gevalideerde instrumenten tijdens CGA is nodig om te kunnen onderbouwen
met de cliënt waarom hij kwetsbaar is en welke preventieve interventies moeten worden afgesproken.
Stap 1: Screening
In kaart brengen van risicopopulaties voor een bepaalde ziekte. De screeningsinstrumenten voor
ouderen kunnen worden onderverdeeld in 2 subgroepen:
● Instrumenten die een verhoogd risico op functieverlies of overlijden opsporen: Identification of
Seniors at Risk (ISAR): deze bestaat voor ziekenhuispatiënten als huisartsen; Hospital
Admission Risk Profile (HARP).
● Instrumenten om kwetsbare ouderen op te sporen: Groningen Frailty Indicator, Tilburg Frailty
Indicator en Easycare-TOS
In het ziekenhuis worden momenteel ook de VMS-criteria afgenomen bij opname. Die scoren het
risico op vallen, ondervoeding, delier en ADL-beperkingen.