HC 8, 10-9
Histologie: epitheel
Leerdoel, de student:
- kent de belangrijkste eigenschappen en functies van epitheelweefsel.
- kan de diverse typen epitheelcellen benoemen en herkennen. ↑ epitheel
Weefselleer
- bij mens en dier onderscheidt men in de histologie een viertal primaire weefseltypen: epitheelweefsel,
bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel.
Epitheel -> schouder aan schouder – strak tegen elkaar, (vaak) gepolariseerde cellen
- tigh junction & goed met elkaar verbonden
- adherend juntion (heupen)
- voorbeeld: onderin collageen (blauw) en bovenop epitheel met
haartjes (ook wel: gepolariseerde cellen)(roze).
Epitheel vs bindweefsel
- eerst hoornlaag, dan epitheel en dan bindweefsel
- bindweefsel -> losmaziger, cellen raken elkaar nog maar net aan,
ruimte is opgevuld met extracellulaire matrix (ECM) en vezels.
Epitheel weefsel
- bekleedt het lichaamsoppervlak (huid) en inwendige holten van organen
- functies: - bescherming van onderliggende weefsel en structuren
- regulatie opname en afgifte van stoffen (bijv. longen, regulatie van beide)
Epitheel weefsel (= epidermis)
- NIET gevasculariseerd, dus geen bloedvaatjes
- een of meerdere lagen aaneengesloten epitheelcellen
- zenuwuiteinden kunnen doordringen, bloedvaatjes meestal niet.
- ontvangt vanuit onder de dermis voedingsstoffen en O2.
- specialisaties van epitheel: secretie (enzymen), opname (voedingsstoffen) -> gepolariseerde cellen
Epitheel cellen rusten op basaal membraan
- epitheel cellen zijn hierdoor verankerd met complex van eiwitten -> hemidesmosen
Basaalmembraan
- opbouw: - lamina basalis – bestaat uit: lamina densa en lamina lucida
- lamina reticulair
-> zorgt voor verankering van epitheel cellen aan basaal membraan
- functies:
- hechtende functie – verbindt epitheelcellen
via ankervezels met onderliggende bindweefsel
- filterfunctie – uitwisseling van macromoleculen
- regulatie celdeling – binding groeifactoren
- bijv. nierlichaampjes
,Intercellulaire verbindingen – functies:
- afsluiten van intercellulaire ruimtes – tight junction
- aanhechting – (hemi)desmosoom en adherensjunction
- communicatie – gap junction
Voorbeeld van intercellulaire verbinding
Wat als het misgaat?
- auto-immuunaandoening: antilichamen gericht tegen
onderdeel van demosomen of basaalmembraan
- gaat vocht ophopen tussen deze twee lagen.
Intercellulaire verbindingen
- intercellulaire communicatie (uitwisseling laagmoleculaire stoffen)
via gapjunctions (nexusverbindingen) kunnen snel gevormd worden.
- hoe: eiwitten liggen al klaar om een kanaaltje te vormen.
- waar: in het cytoplasma
Oppervlaktespecialisaties
- microvilli -> oppervlakte vergroting
- opgebouwd uit actinemicrofilamenten en bedekt met glycocalix
- bijv. darmen
- stereociliën -> iets langer dan microvilli
- geen duidelijk geordend skelet van filamenten
- bijv. binnenoor en bijbal bij mannen
- ciliën (trilharen) -> slagbeweging, opgebouwd uit microtubuli en transportfunctie.
- opgebouwd uit microtubuli
- bijv. in luchtwegen
microvilli steoreociliën ciliën
Epitheel weefsel – classificatie
- bedekend epitheel, ingedeeld naar het aantal cellagen en de vorm vd cellen
- huid, urine wegne, blaas, maag, etc.
- klierepitheel (heel specifiek)
Bedekkende epitheel
- eenlagig: - plaveiselpeitheel – heel dun
- cilindirsch epitheel – beetje plat
- kubisch epitheel – vierkant
- meerlagig epitheel
- meerijïg epitheel
, Eenlagig plaveiselepitheel
- snelle opname en afgifte
- waar: longblaasjes (avleoli) en buikvlies ↓ kubisch ↑ plaveisel ↓ cilindrisch
- waarom: voor snelle uitscheiding
Eenlagig kubisch epitheel
- meer cytoplasma/organellen vergeleken
met plaveiselepitheel
- atiever m.b.t. transport
- waar: afvoer van klieren
- bijv. alvleesklier
Eenlagig cilindrisch epitheel
- vaak oppervlakte specialistie
- cilia of micorvilli voor absorptie
- ook bijv. cilindrisch
- waar: eileider, galblaas en darmen
Meerijïg epitheel
- kernen liggen op verschillende niveaus, maar alle cellen
staan op basaal membraan
(- kernen bij eenlagig epitheel wel op hetzelfde niveau)
- waar: tractus respiratorius (luchtwegen) zoals bronchi
Meerlagig epitheel -> vaak beschermende fucntie
- waar: epidermis (verhoonend) en slokdarm (niet-verhoornend)
- bijv. huid, slokdarm of baarmoeder
- meerlagig kubisch epitheel -> twee cellagen dik
- waar: afvoergangen zweetklieren
- meerlagig cilindrisch epitheel -> komt niet vaak voor
- waar: urethra, afvoergangen en speekselklier
Overgangsepitheel
- bovenste laag paraplucellen (afgeplat) die de onderliggende
laag beschermt tegen hypertone, toxische urine
- waar: blaas en urinewegen
Voorbeeld:
- meerlagig (niet verhoornd) en eenlagig cylindrisch epitheel
- waar: baarmoeder en baarmoederond
Klierepitheel
- productie van een screet dat buiten de cel een effect uitoefent.
- indeling op rond van: - bouw – eencellig (slijmbekercellen / goblet cellen) of meercellig
- ontstaanswijzen – exociren of endocrien
- samenstelling van het screet – muceus (waterig, licht) of sereus (eiwitrijk, donker)
- wijze waarop secreetproduct de cel verlaat – merocrien, apocrien of holocrien
Ontstaanswijze
- exocriene klieren (L) behouden via afvoergangen een verbinding met het epitheel.
- vanuit epitheel vroeg in embryologie een uitstolping die blijft verbonden met buitenwereld.
- bijv. zweet klieren
- endocriene klier (R)-> hormonen die worden gemaatk en afgegeven aan bloedbaan
- afsplitsing en GEEN contact met buiten wereld (geen duieelijk afvoerkanaal)
- bijv. testikel, schildklier, ovaria, etc.