Uitwerking toetsmatrijs kennistoets blok Beweegzorg in de wijk Fleur Terschegget Klas 1Bb
Leefstijl ziekten – metabool syndroom en overgewicht
Het metabool syndroom is een chronische stofwisselingsstoornis. Belangrijke symptomen zijn onder
andere insulineresistentie, glucose-intolerantie, hyperinsulinemie, hoge bloeddruk en dyslipidemie. Het
syndroom wordt geassocieerd met diabetes type 2.
Het metabool syndroom geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Er is sprake van het metabool
syndroom als je een grote buikomtrek hebt, en daarnaast twee of meer van de volgende dingen:
hoge bloeddruk, ongeacht of je er al voor wordt behandeld
te veel bloedvetten: het triglyceridengehalte is verhoogd
te laag HDL-cholesterol (het ‘goede’ cholesterol)
verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel of diabetes type 2
De diagnose ‘metabool syndroom’ wordt volgens de NCEP-definitie gesteld wanneer een individu aan
minimaal 3 van 5 criteria voldoet (hyperglykemie, hypertensie, lage plasma-HDL-cholesterolwaarde,
hoge plasmatriglyceridewaarde en centrale adipositas).
Bij het metabool syndroom reageert het lichaam minder op insuline. Dit wordt ook wel insulineresistentie
genoemd.
Het verlies aan oxidatief vermogen (als gevolg van inactiviteit) in combinatie met viscerale obesitas (als
gevolg van calorische overconsumptie) blijkt een belangrijke factor bij het ontstaan van
insulineresistentie en DM II. De capaciteit om tijdens nuchtere toestand voornamelijk vetzuren te
oxideren en juist na een maaltijd (tijdens hoge insulineconcentraties) over te schakelen op glucose blijkt
verminderd bij mensen met insulineresistentie en staat bekend als ‘metabole inflexibiliteit’.
Insulineresistentie wordt onder andere veroorzaakt door overgewicht en een ongezonde leefstijl:
ongezond eten, te weinig lichaamsbeweging, onvoldoende slaap en te veel stress. Erfelijke aanleg
speelt ook een rol: sommige mensen zijn door een ongezonde leefstijl en overgewicht eerder
insulineresistent dan anderen.
Gevolgen metabool syndroom:
slechte bloedwaarde (meer LDL-cholesterol)
orgaanvet
verhoogd risico op hart- en vaatziekten
verhoogd risico op diabetes type 2
Gevolgen obesitas:
hart- en vaatziekten
hoge bloeddruk
diabetes type 2
artrose
rugpijn
slaapstoornissen
transpiratie
___________________________________________________________________________________
Insuline deficiëntie: verminderde gevoeligheid van de β cellen voor glucose en daardoor verminderde
insuline productie
Insuline resistentie: verminderde gevoeligheid van spierweefsel, vetweefsel en de lever voor insuline
, Uitwerking toetsmatrijs kennistoets blok Beweegzorg in de wijk Fleur Terschegget Klas 1Bb
Leefstijlziekten – diabetes mellitus
Diabetes Mellitus of suikerziekte = een stoornis in de stofwisseling door een absoluut of relatief tekort
aan insuline dat leidt tot een chronisch verhoogd bloedglucosegehalte
Ontstaanswijze
Diabetes mellitus type 1 (DM I) ontstaat vaak op jonge leeftijd (onder de 30 jaar). Het lichaam ontwikkelt
een afweerreactie tegen de insulineproducerende cellen in de pancreas, met als gevolg dat deze cellen
afsterven en de insulineaanmaak wegvalt. Aangezien insuline nodig is om suiker (glucose) uit het bloed
naar verschillende lichaamscellen te transporteren, is toediening van insuline door middel van injecties
of een insulinepomp bij deze vorm van diabetes een absolute noodzaak.
De ontstaanswijze van DM II is complexer; zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een
belangrijke rol. Pathofysiologisch wordt de ontwikkeling van DM II gekenmerkt door twee verschijnselen:
een verminderde werking van insuline (insulineresistentie) in organen als lever-, spier- en vetweefsel en
onvoldoende insulinesecretie door de bètacel van de pancreas.
Factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van insulineresistentie en DM II zijn onder andere
overgewicht, de hoeveelheid intra-abdominaal vet, inactiviteit, voeding en leeftijd.
Insulineresistentie gaat vaak gepaard met een cluster van metabole en hemodynamische afwijkingen,
met als kenmerken: een grote buikomtrek (centrale adipositas), (licht) verhoogde bloedglucose en
insulinewaarden, verhoogde triglyceridenwaarden, verlaagde HDL-cholesterolwaarden en verhoogde
bloeddruk.
Bij patiënten met DM II is er meestal, naast de insulineresistentie, een stoornis in de bètacel, waardoor
uiteindelijk onvoldoende insuline geproduceerd wordt. Deze verslechtering van de bètacel leidt in
combinatie met insulineresistentie uiteindelijk tot het ontstaan van DM II. De verminderde perifere
insulinegevoeligheid van de spier-, lever- en/of vetcel kan dan niet meer door extra insuline worden
gecompenseerd, waardoor de bloedglucosespiegel stijgt.
DM II kan aanleiding geven tot de ontwikkeling van veelal onherstelbare complicaties, met name in
kleine en grote bloedvaten (micro- respectievelijk macrovasculaire complicaties). Deze langetermijn
complicaties worden primair veroorzaakt door stoornissen in de koolhydraat- en vetstofwisseling, de
zogenaamde glucolipotoxiciteit. Deze veroorzaakt niet alleen beschadiging van het netvlies
(retinopathie), de zenuwen (neuropathie) en de nieren (nefropathie), maar leidt ook tot verstijving van
bindweefsel en verminderde beweeglijkheid van de gewrichten
Type 1 Type 2
Vernietiging β cellen eilandjes van Lagerhans Insuline resistentie
Insuline deficiëntie
Absoluut tekort Relatief tekort
Combinatie erfelijke aanleg en exogene factoren Combinatie van verminderde werking van insuline en
een (relatief) tekort in de aanmaak van insuline
Overgewicht risicofactor
Tweelingonderzoek 30-60% Erfelijkheid, tweelingonderzoek 100%
Ontstaat snel Sluipend begin
Kort klachten 5-7 jaar
Afvallen Hyperglycaemie
Stijging spierafbraak Overgewicht
Moe Chron complicaties
Epidemiologie in Nederland
DM is een veel voorkomende ziekte. 2017 1,1 miljoen mensen met DM. 90% heeft DM type 2. Meer
mannen dan vrouwen. Kwaliteit van leven daalt. Gemiddelde levensverwachting 6-10 jaar korter.