SFR
Straf(proces)recht begrepen
1. Algemene inleiding: wat is strafrecht?
1.2.1 Materieel en formeel strafrecht
Het materiële strafrecht bepaalt welke menselijke gedragingen strafbaar zijn en welke
sancties daarop staan. Dit is het wetboek van Strafrecht.
Het formele strafrecht bevat voorschriften die omschrijven hoe de strafrechtelijke procedure
dient plaats te vinden. Dit is het wetboek van Strafvordering.
1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht
Het commune strafrecht bestaat uit algemene straf- en procesrecht, het wetboek van
strafrecht en strafvordering.
Het bijzondere strafrecht staat niet in het wetboek van strafrecht en strafvordering, maar in
andere wetten die speciaal zijn gemaakt voor bepaalde situaties. Bijvoorbeeld de Opiumwet
of Wet wapens en munitie.
1.2.3 Wat is strafrecht?
Het woord strafrecht is een ruim begrip, waaronder verschillende vormen van straf- en
strafprocesrecht kunnen vallen. Het strafrecht bestaat uit formele en materiële bepalingen.
Deze bepalingen staan opgenomen in het commune en bijzondere strafrecht.
1.3 Doel van het Nederlandse strafrecht: handhaving door middel van leedtoevoeging.
Het doel van het strafrecht is kort gezegd het door middel van sancties handhaven van
normen die uit strafrechtelijke bepalingen voortvloeien.
1.3.1 Handhaving van rechtsnormen
In onze maatschappij bestaan allerlei soorten normen. Dergelijke normen zeggen iets over
ons gedrag: daarom omschrijven we ze ook wel als gedragsnormen. Niet elke gedragsnorm
is een in het recht geregelde norm. Door een gedragsnorm op te schrijven wordt zij een
rechtsnorm. Overtredingen van rechtsnormen worden strafbare feiten wanneer ze worden
opgeschreven in het Wetboek van Strafrecht of worden opgenomen in een strafbepaling in
een andere wetgeving, en doordat wij negatieve consequenties verbinden aan de schending
van die rechtsnorm.
SAMENVATTING SFR !1
,1.3.2 Strafrechtstheorieën
De vergeldingstheorie gaat uit van de gedachte dat de overheid wraak moet nemen op
degene die onrecht pleegde. De vergeldingstheorie staat direct in verbinding met de ‘oog om
oog, tand om tand’-gedachte: wie onrecht is aangedaan, mag dit zelf vergelden, en wel met
precies hetzelfde onrecht. De Staat mag namens het slachtoffer wraakhandelingen
uitvoeren jegens degene die de aantasting heeft veroorzaakt.
De preventietheorie gaat uit van de gedachte dat dat met het straffen van personen wordt
voorkomen dat andere strafbare feiten zullen plegen. De preventietheorie kan worden
onderverdeel in generale en speciale preventie.
1. Generale preventie
Wanneer een misdadiger wordt gestraft en andere personen zien dat, dan schrikken ze daarvan.
2. Speciale preventie
De absolute preventie gedachte: het strafrecht moet de misdadiger ervan weerhouden om een nieuw
strafbaar feit te plegen. Speciale preventie werkt op drie wijzen:
1. afschrikking voor de dader
2. verbetering in het gedrag van de dader
3. de samenleving gaat erop vooruit nu de dader tijdelijk uit de samenleving is verwijderd.
1.3.3 Geweldsmonopolie bij de overheid: het voorkomen van eigenrichting
Een van de belangrijkste functies van het strafrecht is het voorkomen van ongecontroleerde
wraak. We willen niet (meer) dat mensen voor eigen rechter spelen. In artikel 113 van de
Grondwet staat dan ook dat bestraffing van vrijheidsberoving van de burger exclusief is
voorbehouden aan een onpartijdige en benoemde rechter. De overheid heeft
geweldsmonopolie, alleen zij mag geweld op burgers uitoefenen.
1.3.4 De ultimum remedium-gedachte
Een belangrijk uitgangspunt in de Nederlandse rechtsorde is het zogenoemde ultimum
remedium-beginsel. Dit betekent in het Latijns ‘laatste oplossing’. Het strafrecht bestaat
vanuit de gedachte dat het pas moet worden toegepast als er geen redelijke alternatieve
oplossing kunnen worden toegepast. Wanneer een probleem door middel van een ander
rechtsgebied, zoals het civiele recht, kan worden opgelost, moet dat rechtsgebied eerst
worden aangewend.
SAMENVATTING SFR !2
,1.4 Het legaliteitsbeginsel
Het materiële legaliteitsbeginsel is te vinden in artikel 16 van de Grondwet en in artikel 1 van
het Wetboek van Strafrecht. Het formele legaliteitsbeginsel is te vinden in artikel 1 van het
Wetboek van Strafvordering.
Het legaliteitsbeginsel kent 5 betekenissen.
1. Geen strafbaar feit zonder wet.
Dit houdt in dat een feit pas strafbaar is als er voorafgaand aan de gedraging een wettelijke strafbepaling is
geformuleerd. Dat betekent dat niemand kan worden gestraft voor iets dat toen hij het deed niet bij wet
verboden was.
2. Geen straf zonder wet.
De rechter kan iemand geen straf geven, als er geen wet is die bepaalt dat hij een strafbaar feit heeft
gepleegd. Dat betekent dus dat er niet alleen in de wet moet staan dat een bepaalde gedraging strafbaar is,
maar ook welke straf er op deze verboden gedraging staat.
3. Geen terugwerkende kracht.
Dit betekent dat als de wet verandert je niet kan gestraft kan worden voor iets wat je voor de
inwerkingtreding van de nieuwe wet hebt gedaan.
4. Geen analogische redeneringen.
Dit houdt in dat wanneer een gedraging lijkt op een strafbaar feit, maar niet uitdrukkelijk wordt verboden in
een wettelijke bepaling, niet strafbaar kan worden gesteld. Dit is omdat er anders onduidelijkheid kan
ontstaan onder de burgers over wat wel of niet strafbaar is.
5. Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa).
Een wettelijke strafbepaling mag niet te algemeen of vaag worden omschreven. Het Wetboek van Strafrecht
zou anders maar één bepaling hebben, namelijk: “Iedereen dient zich netjes te gedragen.” Die omschrijving
is te vaag en daarom in strijd met het legaliteitsbeginsel.
SAMENVATTING SFR !3
,2. Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit
2.2 Vier voorwaarden voor strafbaarheid
Voor strafbaarheid moet er sprake zijn van:
1. Een menselijke gedraging
Iets moet zijn gebeurd en die gebeurtenis moet ook door een menselijk individu gewild zijn. Er moet sprake
zijn van een ‘gewilde spierbeweging’. Het hoeft hierbij niet te gaan om een actieve gedraging (commissie
delict), ook het niet handelen of nalaten (omissie delict), kan worden aangemerkt als een gedraging. Kan ook
door een rechtspersoon.
2. De menselijke gedraging valt onder een delictsomschrijving
De fysieke handeling moet in de Nederlandse wet strafbaar zijn gesteld. De strafbepaling bestaat uit:
1. Delictsomschrijving —> het omschrijven van de strafbare gedraging.
2. Sanctienorm —> de sanctie die mag worden opgelegd bij overtreding van de delictsomschrijving.
3. De gedraging moet wederrechtelijk zijn
De gedraging moet in strijd zijn met het objectieve recht, er is geen rechtvaardiging voor de gedraging.
4. De gedraging moet aan de schuld van de verdachte te verwijten zijn
De persoon van de dader moet een verwijt kunnen worden gemaakt van zijn gedrag, er is geen
schulduitsluitingsgrond.
2.3 Bestanddelen en elementen
Bestanddelen zijn voorwaarden voor strafbaarheid uit de delictsomschrijving. Elementen zijn
ongeschreven voorwaarden voor strafbaarheid, dit zijn schuld en wederrechtelijkheid.
Wanneer niet aan alle elementen is voldaan, kan er geen sprake zijn van een strafbaar feit.
Als wederrechtelijkheid of schuld in de delictsomschrijving zijn opgenomen, dan zijn het
bestanddelen geworden (en niet langer elementen).
2.4 Delictsvormen
Begrip Uitleg
Formeel delict De actieve handeling wordt ten aanzien van een bepaalde
gedraging strafbaar gesteld, de handeling staat voorop.
Bijvoorbeeld diefstal plegen.
Materieel delict Hier wordt het laten intreden van een bepaald gevolg
strafbaar gesteld. Bijvoorbeeld iemand opzettelijk van het
leven beroven. Het strafbare feit is gepleegd op het moment
dat het gevolg intreedt: de dood.
Gronddelicten Een basisdelict, bijvoorbeeld diefstal.
Gekwalificeerde delicten Hier gaat het om een ernstiger vorm van het basisdelict.
Basisdelict + extra bestanddeel = ernstiger delict.
Bijvoorbeeld diefstal in iemand zijn huis.
Geprivilegieerde delicten Hier gaat het om een afgezwakte vorm van een gronddelict.
Basisdelict + extra bestanddeel = lichter delict. Bijvoorbeeld
kinderdoodslag. Een moeder doodt haar kind nadat deze
net is geboren. Je krijgt dan een lichtere straf, omdat de
moeder dit uit vrees voor ontdekking deed.
Commissie delicten Hier wordt het handelen strafbaar gesteld.
Omissie delicten Hier wordt het nalaten (niet handelen) strafbaar gesteld.
SAMENVATTING SFR !4
,2.5 Misdrijven en overtredingen
Of een bepaalde handeling een misdrijf of een overtreding vormt, wordt uitsluitend door de
wet bepaald, dit heet ook wel wetsaanduiding. Het Wetboek van Strafrecht bestaat uit drie
boeken:
1. Het algemene deel
2. De misdrijven
3. De overtredingen
Dit onderscheid is van belang omdat een overtreding nooit gesanctioneerd mag worden met
een gevangenisstraf. Daarnaast kunnen bepaalde opsporingsbevoegdheden alleen voor
misdrijven gelden en niet voor overtredingen. Dit geldt ook voor de bijzondere wetten.
Voor misdrijven (> jeugdrechter, meervoudige strafkamer) krijg je een zwaardere straf dan
voor overtredingen (> kantonrechter).
SAMENVATTING SFR !5
, 3. Materieel strafrecht: opzet en schuld
3.2 Opzet (dolus)
Opzet Willens en wetens handelen. Iets expres doen.
Boos opzet Willens en wetens de wet overtreden waarbij de verdachte weet
dat hij iets strafbaars doet.
Kleurloos opzet Willens en weten de wet overtreden
(= constatering achteraf). Niet van belang is of de verdachte weet
dat wat hij doet strafbaar is.
Opzet kent verschillende gradaties
1. Oogmerk (opzet als bedoeling)
De zwaarste vorm van opzet. Het uitvoeren van een bepaalde handeling omdat men ervan overtuigd is dat
een beoogd gevolg ook daadwerkelijk zal gaan intreden. Oogmerk ziet op het naastgelegen doel, en niet op
het uiteindelijke doel.
2. Opzet bij zekerheidsbewustzijn
Je doet iets met een bepaalde bedoeling, maar je bereikt (mede) een ander gevolg dan je wilde en je wist
dat dit gevolg zou intreden.
3. Voorwaardelijk opzet (mogelijkheidsbewustzijn)
Het willens ene eens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt (en een
onverschillige of cynische houding ten opzichte van het gevolg). Aanmerkelijke kans: hoe groot is de kans
dat een bepaald gevolg inwerking treedt.
Wanneer is er sprake van voorwaardelijk opzet?
1. Als de kans op een bepaald gevolg aanmerkelijk is;
2. Als de verdachte weet dat de aanmerkelijke kans bestaat dat een bepaald gevolg zal
intreden (Ronde Klip);
3. En de verdachte deze aanmerkelijke kans ten tijde van de gedraging bewust aanvaard,
dus het gevolg op de koop heeft toegenomen (Porsche).
Arrest Ronde Klip (HR 3 januari 1978. NJ 1978, 627/)
Arrest Porsche (HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199.) —> geen sprake van voorwaardelijke
opzet.
3.3 Schuld (culpa)
Schuld is de aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
1. Aanmerkelijke mate - De onvoorzichtigheid moet van voldoende betekenis zijn.
2. Verwijtbaarheid - Het moet de verdachte toe te rekenen zijn.
3. Onvoorzichtigheid - Heeft een verdachte de voorzichtigheid betracht die de gemiddelde
mens in deze omstandigheden in acht behoorde te nemen en had hij in deze
omstandigheden ander kunnen moeten handelen?
Schuld niet-juridische Kan iemand een verwijt worden gemaakt?
omschrijving
Schuld juridische Schuld is de aanmerkelijke mate van verwijtbare
omschrijving onvoorzichtigheid. Is schuld een bestanddeel, dan wordt het
culpa genoemd.
Grofweg steunt culpa op twee pijlers:
• Men moest anders handelen (vermijdbaar)
• Men kon anders handelen (verwijtbaar)
SAMENVATTING SFR !6