Tentamen A&I: blok A
Week A1:
Leerdoelen
De student wordt in staat geacht om:
Door middel van argumentatieanalyse aan te kunnen tonen welke drogredenen en
denkfouten er worden gemaakt in een casus;
Informatie uit grafieken, tabellen en diagrammen kritisch te beschouwen;
Uit te kunnen leggen hoe onze perceptie van groepen en gedrag invloed uitoefent op
(beleids) beslissingen die we nemen.
Kritisch denken
= informatie niet zomaar accepteren
Eigen referentiekader voor nodig om patronen te herkennen
Herkenbaarheid oorzaak gevolg relatie
Omstandigheden kunnen inschattingsvermogen beïnvloeden
Kennisclip
Argumentatieanalyse
Wat is een redenering?
Je moet deze kunnen ontleden
Redenering
= bestaat uit twee onderdelen (aangegeven met signaalwoorden)
Standpunt ( dus, derhalve, daarom, daaruit volgt)
Argument (want, omdat, immers, aangezien)
Als er een ontbreekt is er geen sprake van een redenering
Argumentatie vormen:
Enkelvoudige argumentatie: één argumanet bij een standpunt (st en A1)
Meervoudige argumentatie: twee van elkaar losstaande argumenten bij een
standpunt (st, A1 en A2)
Ondergeschikte argumentatie: twee argumenten zijn aan elkaar verbonden en
versterken de argumentatie (st, A1 en A1A1)
Complexe argumentatie: combinatie van meervoudig en ondergeschikte
argumentatie (st A1A1 en A2A1)
Contra-argument: argument tegen het standpunt, een argument, een ondergeschikt
argument of tegen een contra-argument (st, A1, C1)
Syllogismen
= groepen, klassen, verzamelingen of eigenschappen dei gekoppeld worden aan” bijzondere
gevallen” dus aan 1 ding, 1 mens 1, volk
Bestaan uit 2 argumenten en een conclusie
Argumenten worden premissen genoemd= uitgangspunten van syllogisme
Venndiagram = kan je kritisch bekijken of de conclusie geldig is
, Geldige redenering in Sylogismen (als maar 1 geval mogelijk is)
1. Alle steden hebben een gemeentebestuur
2. Deventer is een stad
3. Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur
1. Geen enkele auto heeft maar 2 wielen
2. Een Harley-Davidson heeft maar 2 wielen
3. Dus: een Harley-Davidson is geen auto
Sommige = meer dan nul (sommige cirkels zijn rond, is een juiste uitspraak).
Ongeldige redenering (als naast het argumentatie nog een optie mogelijk is)
1. Sommige steden hebben ene gemeentebestuur
2. Deventer is een stad
3. Dus: Deventer heeft geen gemeentebestuur
Conditionele redenering
4 basisvormen
Vorm 1: Geldige conditionele
1. Al het regent (P), wordt de straat nat (Q)
2. Het regent (P)
3. Dus: de straat wordt nat (Q)
Als P dan Q
P
Dus: Q
Conditioneel omdat:
Het eerste deel een voorwaarde bevat, namelijk als het regent
Het tweede deel “wordt de straat nat” is de gebeurtenis als de voorwaarde wordt
voldaan
Vorm 2: ongeldige
1. Als het regent, wordt de straat nat
2. De straat wordt nat
3. Dus: het regent
Als P dan Q
Q
Dus: P
,Vorm 3: ongeldig
1. Als het regent, wordt de straat nat
2. Het regent niet
3. Dus de straat wordt niet nat
Ongeldig want de straat kan nat worden door bijv een emmer water over de grond laten
vallen
Als P dan Q
Niet P
Dus: niet Q
Vorm 4: geldig
1. Als het regent, wordt de straat nat
2. De straat wordt niet nat
3. Dus: het regent niet
Als P dan Q
Niet Q
Dus: niet P
Vorm 1:
Als P dan Q
P
Dus: Q
Vorm 2:
Als P dan Q
Q
Dus: P
Vorm 3:
Als P dan Q
Niet P
Dus: niet Q
Vorm 4:
Als P dan Q
Niet Q
Dus: niet P
, Voldoende en noodzakelijke voorwaarden
Voldoende voorwaarde
=het standpunt/argumentatie kan ook een andere reden hebben
Een voorwaarde waarvan je zeker weet dat het een gevolg zal hebben
Compleet bent voor de voorwaarde
Vb. als het regent wordt de straat nat. Dus wel een reden dat de straat nat kan zijn, maar
regen is niet noodzakelijk voor een natte straat
Als P, dan Q
P= het regent =voldoende
Q= de straat wordt nat
P is voldoende om Q te laten gebeuren
Noodzakelijke voorwaarden
= de argumentatie is de enige mogelijkheid voor het standpunt
Een voorwaarde die nodig is om een gevolg te hebben
Kan onderdeel van voldoende te zijn
Vb. de spelregels van tennis kennen is ene voorwaarden voor Nederlands Kampioen
tennissen te worden. Niet voldoende omdat je zonder de spelregels te weren niet kunt
winnen dus noodzakelijk
Als niet P, dan niet Q
P= als spelregels niet kennen
Q= dan niet kampioen worden
Je moet P hebben om tot conclusie Q te komen
Zowel voldoende als noodzakelijk
Vb. als je niet getrouwd bent, heb je niet een huwelijke staat, dus je moet getrouwd zijn om
de huwelijke staat te hebben
Helder denken in categorieën
Bij indelingen moeten categorieën elkaar uitsluiten,
ook mag er geen overlap zijn.
alleen dan zijn de categorieën volledig > de gehele verzameling bevatten
vb. appel – druif – banaan- druif- peer s
Operationeel maken
= vertalen van onderzoeksvraag naar meetbare vraag (wat ga je meten)
begrippen verder uitdiepen, om het onderwerp beter te kunnen onderzoeken
vb erger criminaliteit uitwerken tot bijv. de hoeveelheid moorden
Deelvragen moeten dus niet overlappen en wel volledig zijn. Deelvragen die elkaar
overlappen kunnen heldere conclusies in de weg staan.