Samenvatting communicatie.
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
Voorbeelden van communicatie zijn:
- De beroepskracht MZ luistert aandachtig naar een cliënt die vertelt over zijn
thuissituatie.
- De praktijkopleider geeft feedback aan de stagiaire die onderuitgezakt zit en boos
kijkt.
- De docent mailt een student dat zij een onvoldoende heeft voor haar paper.
Communicatie is niets anders dan informatieoverdracht. De informatie kan uit van alles
bestaan. Het kan gaan om feiten, om gevoelens, om meningen, enzovoort. Informatie kan
met woorden, maar ook zonder woorden worden overgebracht. Bij communicatie gaat het
altijd om het uitwisselen van woorden of signalen tussen mensen. Dat kan rechtstreeks,
maar steeds vaker gebruiken we hulpmiddelen als e-mail, mobiele telefoon of internet.
Bij communicatie gaat het altijd om drie dingen:
- Een zender
- Een ontvanger
- Een boodschap.
Een zender geeft op een bepaalde manier een boodschap (informatie) door aan een
ontvanger.
De ontvanger ontvangt deze boodschap.
Interactie is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.
Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer. Er is sprake
van wederzijdse beïnvloeding.
Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook
indirect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium.
Voorbeelden van media zijn: tv, radio, krant, boek, tijdschrift, brochure, internet, film, brief,
e-mail, sms, WhatsApp. Het lastige aan de communicatie via een medium is, dat je als zender
meestal niet ziet hoe de ander je boodschap ontvangt. Het medium bevat namelijk jouw
boodschap en zorgt voor de overdracht van de informatie.
Media gebruik je vooral bij schriftelijke communicatie.
Feedback betekent letterlijk: terugkoppeling. Feedback is het terugkoppelen van informatie
van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of
het gedrag) van de een op de ander overkomt.
Eenzijdige communicatie.
Van eenzijdige communicatie is sprake wanneer er een duidelijk eenrichtingsverkeer is:
direct reageren door de ontvanger van de boodschap is niet mogelijk. Bij eenzijdige
communicatie is de zender nooit tegelijkertijd ook de ontvanger.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Tijdschriften
- Boeken
, - Folders.
Bij Tweezijdige communicatie heeft de ontvanger de mogelijkheid om te reageren op wat de
ander zegt. Er is sprake van een wisselwerking tussen zender en ontvanger. Als ontvanger
kun je om verduidelijking vragen, maar ook aanvullingen geven op wat de zender vertelt.
Met andere woorden: je kunt afwisselend de rol van zender en ontvanger hebben.
Bij dit tweerichtingsverkeer (interactie) is sprake van uitwisseling van gedachten en
gevoelens, van wederkerigheid. Voorbeelden van tweezijdige communicatie zijn een
gesprek, een discussie of een interview. Wanneer er meer dan twee personen bij de
communicatie betrokken zijn, spreken we ook wel van meerzijdige communicatie.
Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of
geschreven) informatie overbrengt.
Een belangrijk punt hierbij is dat woorden symbolen zijn met een bepaalde betekening. Als
iemand het heeft over een ‘stoel’, dan zie je een zetel met poten en een rugleuning voor je.
Bij het woord ‘fles’ zie je een langwerpig hol voorwerp voor je en bij het woord ‘papier’ denk
je aan een vel waarop je kunt schrijven en tekenen.
Je gebruikt woorden en gaat er zonder meer vanuit dat de ander die woorden begrijpt.
Verbale communicatie kan misgaan als de ontvanger de woorden anders of verkeerd
interpreteert.
Interpreteren houdt in dat je betekenis toekent aan wat je waarneemt, in dit geval: aan wat
je hoort of leest.
Interpretatiefouten.
Het kan natuurlijk ook misgaan bij het interpreteren van de woorden van de ander.
Interpretatiefouten kunnen ontstaan als je als zender:
- Vage, onduidelijke of abstracte woorden gebruikt, bijvoorbeeld: proactief,
participatiesamenleving, flexibel aanpakken en cliëntgericht werken;
- Woorden gebruikt die een persoonlijke invulling vragen. Dit is vooral het geval bij
woorden waarmee je een mening of emotie uitdrukt, denk aan: stom, leuk, vet, cool,
saai, pijnlijk, gaaf, moeilijk en geweldig;
- Woorden gebruikt die emoties en nare herinneringen kunnen oproepen,
bijvoorbeeld: kanker, echtscheiding, kindermishandeling, verslaving en zelfdoding;
- Woorden worden gebruikt die de ander niet kent, bijvoorbeeld: integrale
samenwerking, transitie in de zorg, transparant werken of empirisch onderzoek;
- Vakjargon (vaktaal) gebruikt. Voorbeelden van vakjargon zijn woorden als:
automutilatie, confabuleren, rehabilitatie en psychose;
- Woorden gebruikt die meerdere betekenissen hebben, bijvoorbeeld: bank, kennis,
scheppen of voorkomen.
De betekenis van een woord is afhankelijk van de situatie waarin je het woord gebruikt. Als
voorbeeld kijken we naar het woord zorgen.
In de Nederlandse taal hebben de meeste woorden meer dan een betekenis. Dat je toch
vaak goed begrijpt wat een ander bedoelt, komt doordat woorden altijd in een context
gebruikt worden. Als je die context van de communicatie niet kent, heb je vaak geen idee
wat de zender met zijn woorden bedoelt.
, Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.
Non-verbale signalen kun je bewust of onbewust geven. Uit onderzoek blijkt telkens weer
dat non-verbale signalen een veel groter effect hebben dan verbale communicatie. Dit wordt
duidelijk als onze woorden tegenstrijdig zijn met de non-verbale communicatie.
Met je haardracht, kleding en uiterlijk laat je anderen zien hoe jij jezelf ziet en hoe je wilt dat
anderen jou zien volgens de regels van een groep.
Algemeen voorkomen speelt een grote rol in de eerste indruk die anderen van jou hebben
en die jij van anderen hebt. De eerste indruk is heel bepalend. In een paar seconde vormt de
ander zich een beeld van jou en besluit hij of hij je de moeite waard vindt of niet. In de
seconden daarna toetst de ander of dat eerste idee klopt.
Aan de lichaamshouding van cliënten kun je vaak het nodige aflezen. Bij het beoordelen van
de lichaamshouding moet je wel altijd op de context letten.
Gebaren onderstrepen nog eens extra wat je zegt. Allerlei gebaren hebben hun eigen
betekenis. Deze betekenis is helaas niet overal ter wereld hetzelfde. Net als bij het
beoordelen van lichaamshouding, moet je ook bij het beoordelen van gebaren op de context
letten. Een los gebaar zegt namelijk niet zoveel. De betekenis ervan begrijp je pas in
combinatie met andere gebaren en signalen.
Aan iemands gezichtsuitdrukking kun je veel aflezen. In een gesprek kun je zien of iemand
geïnteresseerd is of niet. Wanneer iemand zijn wenkbrauwen optrekt, kun je dat uitleggen
als een vragend gebaar. Maar iemand kan zijn wenkbrauwen ook optrekken bij wijze van
begroeting: Hé, wat leuk dat jij er ook bent.
In het contact tussen mensen neemt glimlachen een belangrijke plaats in. Op de eerste
plaats omdat mensen in de hele wereld een glimlach op dezelfde manier interpereren: het
wordt overal gezien als teken van vriendelijkheid. Op de tweede plaats maakt een glimlach
jezelf en de ander gelukkig.
Onderzoekers hebben ontdekt, dat vrolijke mensen gezonder zijn dan piekeraars. Mensen
die veel lachen hebben een beter immuunsysteem en zijn daardoor minder vatbaar voor
infecties. Dit komt doordat de hersenen tijdens het lachen het geluks-hormoon endorfine
produceren. Endorfine heeft een kalmerend en pijnstillend effect.
Glimlachen is een manier om te laten merken dat je de ander waardeert en openstaat voor
contact. Het geeft aan dat je je op je gemak voelt en wel een praatje wilt maken.
Gezichtsuitdrukkingen zijn niet altijd betrouwbaar. Sommige mensen slagen erin hun gezicht
in een uitdrukkingsloze mimiek te houden. Je zegt dan dat iemand een pokerface heeft.
Oogcontact is heel belangrijk, zeker in de maatschappelijke zorg. Oogcontact maken is een
teken van aandacht geven aan de ander. Als je oogcontact vermijdt, geven anderen daar een
bepaalde betekenis aan. Cliënten en collega’s kunnen denken dat je bang of onzeker bent.
Of geen interesse hebt.
Ook stemklank en intonatie maken deel uit van de non-verbale communicatie.
Stemklank is het geluid van de stem, dat het resultaat is van de stembandtrillingen in het
strottenhoofd.