Samenvatting fysiologie thema 1.11
Wat is de functie van het spijsverteringsstelsel?:
De spijsvertering bestaat uit 6 samenhangende processen:
1) Ingestie: de inname van voedsel via het spijsverteringskanaal
2) Mechanische bewerking: fysieke bewerking van vast voedsel, eerst door de tong daarna door
de gebitselementen en daarna door knedende en mengende bewegingen via het
spijsverteringskanaal. (voedsel kan dan makkelijker door spijsverteringskanaal en wordt de
oppervlakte van het voedsel vergroot -> voedsel kan makkelijker door enzymen worden
afgebroken).
3) Vertering: chemische afbraak van voedsel -> voedsel word afgebroken tot kleine organische
bouwstoffen die door het dekweefsel van het spijsverteringskanaal kunnen worden
opgenomen
4) Secretie: afgifte van water, zuren, enzymen en buffers door het epitheel van het
spijsverteringskanaal en door accessoire organen.
5) Opname: verplaatsing van kleine organische moleculen, elektrolyten, vitamine en water door
het dekweefsel van het verteringskanaal naar de interstitiële vloeistof rond het
spijsverteringskanaal.
6) Uitscheiding: de verwijdering van afvalstoffen uit de lichaamsvloeistoffen -> afvalstoffen
worden ingedikt en in de vorm van ontlasting (feces) via defecatie verwijderd.
Onderdelen spijsvertering:
Loopt van mond tot anus:
Mond -> keelholte (pharynx)nSlokdarm (oesophagus) -> maag -> dunne darm (duodenum,jejunum en
ileum) -> dikke darm (caecum, colon en rectum)
,de functie en werking van:
- de mond: betast en onderzoekt voedsel voor je het inslikt, verwerkt voedsel mechanisch en
bevochtigt voedsel. Start van vertering -> enzymen in speeksel mechanische bewerking,
bevochtiging, mengen met speeksel. Start van vertering -> enzymen in speeksel
- de keelholte/pharynx: Gezamenlijke doorgang voor voedsel, vloeistoffen en lucht +
keelspieren duwen voedsel door de slokdarm naar de maag tijdens het slikken
- de slokdarm/oesophagus: Gespierde buis met een lengte van ongeveer 25 cm dat bekleed is
met gelaagd plaveiselepitheel. Bevat Heeft een bovenste en een onderste slokdarmkringspier
waardoor voedsel vervoert word naar de maag.
- de maag/gaster: Tijdelijke opslag van ingenomen voedsel, mechanische afbraak van voedsel ,
afbraak van chemische bindingen in voedsel, afbraak door de inwerking van zuur en enzymen
+ aanmaak intrinsic factor -> nodig voor opname vitamine B12
extra:
- Door pariëtale cellen wordt zoutzuur gemaakt en intrinsic factor
- Door zymogene cellen wordt pepsinogeen gemaakt.
- In combinatie met zoutzuur wordt pepsinogeen omgezet in pepsine -> dit is een
proteolytisch enzym dat eiwit afbreekt.
- Tot een pH van 4,5 blijft amylase actief van pH 2 neemt de activiteit van pepsine toe.
- de dunne darm: ( intestium tenue) -> duodenum, jejunum en ileum: 90% van vertering in
dunne darm (meeste in jejunum), ontvangt de zure maaginhoud en neutraliseert dezen ,
opname van water, ionen, vitaminen en verteringsproducten+ pancreas en de lever leveren
enzymen en buffers.
- de dikke darm: blindedarm (cecum), colon en rectum:
Terugresorptie van water en indikking ontlasting, absorberen vitaminen die door bacteriën
worden gemaakt + opslag ontlasting vóór defecatien. Bestaat uit drie delen: Cecum, Colon en
Rectum
,De lever:
Functies:
1) productie gal (vetvertering)
2) afbraak rode bloedcellen/ Hematologische regulering:
3) Bloedopslag
4) Ontgiftiging
5) Koolhydratenwisseling
6) Vetstofwisseling
7) Eiwitstofwisseling -> afbraak en omzetten aminozuren
a) Productie gal (vertering):
Gal bestaat uit; water, ionen, bilirubine, cholesterol en galzure zouten. Water en ionen->
spelen een rol bij het neutraliseren van zuren in de maaginhoud als deze dunnen darm
binnenkomt. Gal zorgt voor het verteren van vetten (met behulp van lipase) -> emulgeren.
b) afbraak rode bloedcellen/ Hematologische regulering:
Fagocyterende kupfercellen verwijderen:
- Verouderde of beschadigde rode bloedellen
- Celresten
- Ziekteverwekkers
Vorming van plasma-eiwitten:
- Albumine -> voor reguleren osmotische druk
- Fibrinogeen -> stollingseiwit
c) Bloedopslag: de lever is er bloedrijk -> bevat 0,5 tot 1,5 L bloed
d) Ontigiftiging: levercellen breken giftige stoffen af die in het bloed terecht komen ->
detoxificatie. O.a. alcohol word afgebroken door de lever. Alcohol -> ethanal -> azijnzuur
(acetaat).
de pancreas:
De alvleesklier heeft een dubbele functie: enerzijds geeft het enzymen af voor de spijsvertering (de
exocriene functie) en anderzijds geeft het stoffen af aan het bloed die te maken hebben met de
, suikerhuishouding van het lichaam (endocriene functie). De alvleesklier zorgt ervoor dat de
bloedsuikers in balans blijven.
de galblaas:
Is een orgaan waarin gal wordt opgeslagen (voordat deze aan de dunne darm wordt afgegeven).
Zodra er voedsel in de darm komt perst de galblaas de gal naar de dunne darm, via de galafvoergang,
en breekt vetten af
de verschillende spijsverteringssappen en wat het verteerd:
Speeksel (speekselklieren)
1. zetmeel (amylase)
maapgsap (maagwandkliertjes)
1. eiwitten (protease)
alvleessap (alvleesklier)
1. zetmeel (amylase)
2. eiwitten (protease)
3. vetten (peptidase)
darmsap (dunne darm/darmwandkliertjes)
1. zetmeel (amylase)
2. eiwitten (protease)
3. vetten (peptidase)
in welk gedeelte van het spijsverteringsstelsel de verschillende (voedings)stoffen worden
opgenomen en hoe deze worden opgenomen
De vertering van voedsel vindt plaats in de slokdarm, de maag, de dunne darm en de dikke darm.
Voedingsstoffen worden afgebroken tot kleine deeltjes, deze worden opgenomen in het bloed en via
het bloed naar de lichaamscellen vervoerd. De spijs is dan verteerd.
Zonder vertering opgenomen:
- Water
- Natrium
- Kalium
- Chloride
- IJzer
- Calcium
- Vitaminen