H1 VAN JAGEN EN VERZAMELEN NAAR LANDBOUW
§1 DE PREHISTORIE: TIJD VAN JAGEN EN VERZAMELEN
Prehistorie: De tijd waarin er niet over of door een bepaald volk geschreven werd. Rond
3000 voor Chr. Ontstond het schrift.
Mensen zijn volgens onderzoekers ontstaan uit apen, die 2 miljoen jaar geleden een aparte
ontwikkeling doormaakten. Dit kwam door het klimaat waardoor het landschap er ook anders
uitzag. Hier hebben die apen zich toen aan aangepast en zijn gaan lopen. Ook de hersenpan
van deze eerste mensen nam toe. Ze worden ook wel de “Australopithecinen” genoemd.
Etnische groep: Een groep mensen met lichamelijke kenmerken die anders zijn dan bij
andere groepen mensen. Deze kenmerken zijn erfelijk (huidskleur).
Cultuur: het denken en doen van een bepaalde bevolkingsgroep. Tot cultuur behoren:
Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien en hun inkomsten verdelen: Economie;
Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan: Sociale omstandigheden;
Hoe mensen de macht onder elkaar verdelen: Politiek;
Andere onderdelen –of uitingen van een cultuur zoals godsdienst, taal, onderwijs en
wetenschap, kunst rechtspraak, sport.
Cultuurverschillen ontstaan doordat mensen in verschillende leefomstandigheden opgroeien
en dus andere gewoontes hebben. Hier kan men iets heel normaal vinden terwijl dat in
Amerika juist weer heel vreemd is en andersom.
Hoe beginnen alle groepen: In het begin leefden alle mensen in kleine groepen verspreid
over de aarde, met dus allemaal een eigen cultuur. Maar ze hadden één ding gemeen: Het
jagen en verzamelen. Mannen vingen het vlees terwijl de vrouwen vruchten verzamelden. Ze
leefden in grotten of in zeer eenvoudige hutten omdat ze veel rondtrokken. Het was
onbekend hoe de groepen bestuurd werden.
Magie en geloof: Op veel plaatsen zijn aanwijzingen gevonden dat mensen probeerden de
natuur door magie te beheersen.
Magie: iets doen waarvan men denkt dat het een geheimzinnige kracht heeft.
Voor deze mensen was dan ook veel onbegrijpelijk:
- Leven en dood;
- Dag en nacht;
- Wisseling van seizoenen;
- Goed en slecht weer.
Hierom bedacht men toen goden om het alsnog te verklaren. Een god voor het weer, een
god voor de jacht etc. Dit gaf hun een gevoel van veiligheid.
§2 ONTSTAAN VAN LANDBOUW EN LANDBOUWSAMENLEVINGEN
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw vond in Europa plaats in de
periode tussen 7000 en 3000 voor Chr.
Akkerbouw en veeteelt werden voor het eerst ongeveer 7000 voor Chr. Bedreven in het
Midden-Oosten.
Ontstaan van steden: Ook werd in het Midden-Oosten het eerst uitgevonden dat bepaalde
dieren getemd konden worden en als huisdieren konden worden gehouden.
Dorp: Een kleine nederzetting waar de meeste inwoners leven van akkerbouw en veeteelt.
Er ontstonden ambachten doordat de oogst genoeg opbracht dat niet iedereen meer in de
landbouw hoefde te werken. Toen de samenleving ingewikkelder werd ontstonden er naast
ambachten nieuwe beroepen zoals: huisbediende, koopman, kunstenaar en geleerde.
Steden: Een nederzetting waar de meeste mensen niet meer in de landbouw werken.
Staten: Een land met duidelijke grenzen waarin een kleine groep mensen de rest van de
bevolking bestuurt. Als voorbeeld kun je hier nemen: Soemerië en Babylonië.
,Het schrift: In de nieuwe staten kregen bestuurders en handelaren behoefte aan een schrift,
dit gebeurde ong. 5000 jaar geleden (Midden-Oosten het eerst). Het schrift was van groot
belang voor een gelaagde samenleving. Ze konden nu namelijk overal hun wetten bekend
maken en laten vastleggen hoeveel belasting er binnen moest komen en dat er binnen
kwam. Handelaren hielden bij wat ze verkochten en legden handelsafspraken schriftelijk
vast. In Babylonië is het oudste wetboek gevonden.
Rivierdalculturen: steden en staten langs rivieren.
Hunebedden: Graven voor mensen van een heel dorp. Hiermee wilden de mensen hun
ouders een huis geven en vereren (circa 3500 tot 2700 voor Chr.) Ook kregen de mensen
grafgeschenken mee.
De hunebedbouwers waren landbouwers. Zij gingen als eersten in ons land van jagen en
verzamelen over op akkerbouw en veeteelt. Ze bouwden lemen boerderijen gebruikten
houten en stenen werktuigen en maakten potten om voorraden in te bewaren. We weten
weinig over deze samenleving omdat het schriftloos was.
§3 HET OUDE EGYPTE
Waterhuishouding: De Egyptenaren leerden de rivier beheersen met dammen, dijken en
sloten. Als de Nijl zijn hoogste punt had bereikt, staken ze de dijken door en lieten ze land
onder water lopen. Als het waterpeil weer hoog genoeg was werden de dijken afgesloten, zo
bleef er vruchtbaar slib over. Via sloten en openingen in dammen werd het water daarna
afgevoerd.
Ontstaan Egypte: Voor de waterhuishouding waren echter wel veel werkkrachten en een
goede organisatie nodig. In elk dorp waren daarom een paar bestuurders aan de macht. Er
ontstonden grotere gebieden doordat dorpen veroverd werden door andere dorpen. Elk
gebied werd geleid door een koning. Rond 3100 voor Chr. waren er nog maar 2 gebieden
over: Boven-Egypte en Beneden-Egypte. Koning Menes van Boven-Egypte wist deze
gebieden samen te voegen tot een staat. En werd zo de eerste farao van Egypte.
Ambtenaren: De farao had geen tijd om alle besluiten zelf te nemen, dus nam hij
ambtenaren in dienst. Dat zijn mensen die de farao hielpen bij het besturen van de staat. Alle
ambtenaren samen vormen het bestuursapparaat. Deze vorm van besturen was heel
nadelig voor de gewone man in Egypte, omdat hij:
- Belasting moest afstaan;
- Werkzaamheden moest verrichten voor de waterhuishouding;
- Andere werkzaamheden moest verrichten (wegen aanleggen, graf voor farao bouwen).
- In oorlogstijd vaak moest dienen als soldaat;
- Geen invloed had op het bestuur.
Er waren ook wel wat voordelen:
- De waterhuishouding werd goed geregeld;
- Men werd beschermd tegen vijanden;
- Er waren veel meer beroepen.
Oorlogen tussen staten: Met de komst van staten ontstonden er ook oorlogen. In 30 voor
Chr. kwam er voor lange tijd een eind aan Egypte als zelfstandige staat. Het Romeinse leger
was Egypte te sterk af. De laatste farao ‘Cleopatra’ pleegde hierom zelfmoord.
Gelaagde samenleving: Toen de dorpen verenigd werden tot een staat, werden de
problemen van het samenleven ingewikkelder. Zo kregen sommige mensen meer macht dan
andere. De samenleving raakte toen verdeeld in verschillende lagen. Iedereen komt door zijn
geboorte in een laag terecht. De lagen verschillen altijd van elkaar in aanzien, bezit en
macht.
De Farao:
- Werd als een god vereerd;
- Was de oorlogsleider.
Priesters:
- Verzorgden de tempels;
- Leidden de verering van de goden;
- Bezaten rond de tempels veel grond, waar de boeren op werkten;
,- Bestuurden hun bezittingen zelf.
Mythen: Verhalen over goden en sterfelijke helden als de farao’s die steeds worden
doorverteld. Een verzameling van die verhalen van een volk noemen we een mythologie.
Piramiden: Huizen werden gemaakt van in de zongedroogde klei en riet, waardoor er nu
niet veel meer van over is. Piramiden waren wel heel stevig:
- Kolossale spits toelopende graven van Egyptische koningen;
- Werden gemaakt van harde, uit rots gehouwen steenblokken.
Het schrift: het oude Egypte had als schrift ‘hiërogliefen. Dat zijn tekens van mensen, dieren
en dingen. Ze schreven met een pen gesneden uit een bies op papyrus. Mesopotamiërs
schreven een spijkerschrift op kleitabletten en op steen. Deze schriften waren moeilijk te
leren, daarom was een schrijver een belangrijk persoon in de samenleving.
Door de komst van het christendom ging de kennis van het hiërogliefenschrift verloren. Het
Romeinse schrift werd na de verovering namelijk geleidelijk ingevoerd.
Man - vrouw verhouding in het oude Egypte
- Een vrouw nam al haar bezittingen mee;
- Geen bruidsjurk, trouwring of naamverandering voor vrouw;
- Weinig vrouwen gingen naar school;
- Een slaaf of slavin kon ook als huwelijkspartner worden uitgekozen;
- Jongens uit alle lagen van de bevolking waren welkom op school.
H2 DE GRIEKS- ROMEINSE WERELD
§1 HET ONTSTAAN VAN DE POLIS, ATHENE ALS VOORBEELD
Polis: Aparte staatjes in Griekenland werden een polis genoemd. Het middelpunt van bijna
elke polis was een versterkte heuvel (acropolis). Als de polis werd aangevallen vluchtten
alle burgers hiernaartoe om bescherming te zoeken. Op de acropolis was ook vaak een
tempel te vinden. Daarin werd de belangrijkste god van die polis vereerd.
Agora: In een polis was ook een agora (een plein waar de burgers elkaar ontmoeten,
handeldreven en het bestuur van de polis bespraken).
Rondom de agora/acropolis ontstonden steeds grotere nederzettingen, waar de meeste
mensen niet meer van de landbouw leefden (stad). Mensen waren hier dan bv kunstenaar of
ambachtsman.
In de verschillende stadstaten ontstonden allerlei bestuursvormen:
- Autocratie (alleenheersers);
- Oligarchie (alleen aanzienlijke burgers nemen deel aan bestuur);
- Democratie (alle burgers kunnen deelnemen aan bestuur).
In het begin had de adel vooral de macht (vooral geselecteerd op grondbezit). Een raad van
edelen nam alle beslissingen. Er was dan wel een volksvergadering, maar die stond sterk
onder invloed van de adel. Dit veranderde toen er een nieuwe bevolkingsgroep ontstond: De
handelaren.
Kolonie: Omdat de bevolking alsmaar groeide en er te weinig vruchtbare grond was, besloot
men in het Middellandse-Zeegebied nieuwe nederzettingen te stichtten (750-550 voor Chr.)
De handelaren werden zo belangrijk omdat zij ervoor zorgden dat er voedsel uitgewisseld
werd tussen de koloniën en hun moederstad. Echte democratie kwam er niet omdat alleen
mannen kiesrecht kregen.
Directe democratie: Alle belangrijke beslissingen worden genomen door de
volksvergadering (burgers). Alle mannen vanaf 18 hadden kiesrecht. De vergaderingen
werden voorbereid door de “Raad van 500.” Deze werden door een loting voor 1 jaar
aangewezen. Het dagelijks bestuur was in handen van een telkens wisselende groep van 50
leden van de Raad van 500. De volksvergadering koos tien leiders van leger en vloot.
§2 SPARTA, EEN ANDERE POLIS
, De Spartanen stichtten in tegenstelling tot de Atheners geen kolonies, in plaats daarvan
veroverden ze hun buurland: de Messeniërs. Omdat de Spartanen ook een voedseltekort
hadden moesten de Messeniërs een deel van hun oogst afstaan aan de Spartanen waardoor
ze zelf in voedselnood kwamen. De Spartanen hadden een heel sterk leger, dit kwam door
verschillende factoren:
Spartaanse mannen hoefden niet als boer te werken;
Op 7-jarige leeftijd werden jongens al uit hun familie gehaald en in een soort kazerne
geplaatst;
Tot hun 20e kregen zij een militaire opleiding;
Er werd hun geleerd dat niets boven Sparta stond.
Het dagelijks bestuur was in handen van 5 ephoren. Zij werden jaarlijks gekozen door de
volksvergadering. Ze hadden grote macht omdat ze voorzitters waren van de raad van
edelen en de volksvergadering en bepaalden de buitenlandse politiek. Het leger werd
aangevoerd door 2 (erfelijke) koningen. Zij stonden onder toezicht van de ephoren. De
Spartanen stammen af van de Doriërs.
§3: DE GRIEKEN VERSLAAN DE PERZEN
Het Perzische rijk: Een man aan de macht (koning).
In 500 voor Chr. kwam een kleine groep Griekse kolonisten in opstand om te proberen zich
onafhankelijk te maken van de Perzische koning. Deze opstand werd de aanleiding tot de
Perzische Oorlogen. Darius (de Perzische koning) besloot als strafmaatregel wegens hulp
aan de opstandelingen, Griekenland te veroveren. De Griekse staatjes waren op tijd op de
hoogte van de aanval, maar tot een goede samenwerking kwam het niet. Eerst vielen de
Perzen binnen over Zee. Op het laatste moment besloten de Griekse staatjes (waaronder
Sparta en Athene) toch samen te werken. Bij de laatste veldslag bij Marathon kwamen de
Spartanen pas opdagen, nadat de Atheners de overwinning al hadden behaald.
10 jaar later in 480 voor Chr. Vielen de Perzen, onder leiding van koning Xerxes opnieuw
binnen, dit keer over land en over zee. Het Perzische leger veroverde heel Griekenland
behalve de Peloponnesus. De Griekse vloot versloeg echter de Perzische vloot bij het eiland
Salamis. In 479 werd bij Plataeae ook het Perzische landleger verslagen.
§4 DE GRIEKEN STRIJDEN ONDERLING
Uit angst voor een nieuwe Perzische aanval besloten veel Griekse staatjes te gaan
samenwerken. Er ontstonden 2 groeperingen onder leiding van:
- Athene;
- Sparta.
Ze probeerden bondgenoten te winnen en van elkaar af te pakken.
De Peloponnesische oorlog: (431 tot 404 voor Chr.) Oorlog tussen Athene en Sparta.
Griekenland had sterke vloot, Sparta had sterk leger en geen vloot. Uiteindelijk won Sparta
de oorlog, maar de Atheense democratie bleef bestaan tot het eind van de 4e eeuw.
§5 HET GRIEKSE WERELD –EN MENSBEELD
Verandering denken over ontstaan wereld:
- Eerst mythologische verklaring;
- Later kwam natuurwetenschappelijk wereldbeeld;
- Vooral dankzij: Filosoof Aristoteles, wiskundige en astronoom Ptolemaeus;
- Hun waren de eersten die dachten dat de aarde rond was;
- Hier gebruikten ze ook al berekeningen voor;
- Dit beeld drong echter nog maar bij weinig mensen door.
Verandering denken over ontstaan mens:
- Eerst ook mythologische verklaring;
- Geleerden gingen vanaf de 6e eeuw voor Chr. mensen zien als zelfstandig wezen;
- In het begin de gemeenschap belangrijk, niet het individu. Later andersom.