Dit is een volledige samenvatting van de tentamenstof van het vak Ontwikkeling en Ontwikkelingsproblemen van Kinderen. Dit betreft al mijn aantekeningen bij de hoorcolleges, aangevuld met belangrijke informatie uit de verplichte wetenschappelijke artikelen en de werkcolleges. Met het leren van deze...
Samenvatting ontwikkeling en ontwikkelingsstoornissen van kinderen
Aantekeningen bij de hoorcolleges, aangevuld met info uit de artikelen
2021-2022 Tilburg University – Femke van Leth
Hoorcollege 3 – Externaliserende problemen...............................................................................................10
ADHD – Attention Deficit Hyperactivity disorder...............................................................................................10
Gedragsproblemen.............................................................................................................................................13
Werkgroep – het artikel van Frick et al. (2014).................................................................................................15
Hoorcollege 4 – Autisme Spectrum Stoornis (ASD)........................................................................................16
Oorzaken............................................................................................................................................................18
Diagnose en behandeling...................................................................................................................................20
Werkgroep – artikel Mandy & Lai (2016)...........................................................................................................21
Hoorcollege 5 – Leerproblemen en het syndroom van Down........................................................................22
Specifieke leerproblemen of leerstoornissen.....................................................................................................22
Intellectuele stoornissen + syndroom van Down...............................................................................................25
Werkgroep – artikel van de Boer et al. (2013)...................................................................................................26
Hoorcollege 1 – Introductie
- De focus in dit vak ligt op de ontwikkeling van het kind vanuit een klinisch perspectief
o We gaan dus kijken naar normale en abnormale ontwikkeling in de kindertijd
Diagnose
- De belangrijkste vraag is dan ook: hoe kan een abnormale of atypische ontwikkeling
worden onderscheiden van een normale ontwikkeling? -> hierover is geen consensus
o Mogelijkheid 1: statistische deviatie: abnormaal gedrag komt relatief weinig
voor in de algemene populatie -> maar: de context van het gedrag wordt niet
meegenomen hierbij, waardoor je kwalitatieve info over het gedrag misloopt
, o Mogelijkheid 2: beperkingen (disability): abnormaal gedrag bestaat uit acties,
gedachten en emoties die interfereren met sociaal/academisch functioneren
Maar: bij veel mentale stoornissen zie je geen duidelijke beperkingen
o Mogelijkheid 3: distress: abnormaliteit wordt bepaald door de hoeveelheid
emotionele distress (angstig, overweldigd, gestrest) -> maar: dit is subjectief,
dus het kind moet dit aangeven + sommige stoornissen leiden niet tot distress
- Je kan deze 3 criteria ook combineren in het construct van harmful dysfunction (van
Wakefield) -> abnormaal gedrag ontstaat door een onderliggende disfunctie van het
biologische of psychologische systeem en het veroorzaakt beperkingen en/of distress
o Dit komt terug in de definitie van mentale stoornissen uit de DSM-5 (slide 15)
Maar: de DSM focust vooral op de onderliggende disfunctie (medisch),
terwijl die niet altijd gevonden kan worden bij kinderen. Ook wordt de
relationele/culturele context meestal niet goed genoeg meegenomen
- De diagnose van een psychologische stoornis wordt gebaseerd op tekenen (signs) en
op symptomen -> de tekenen zijn openlijke uitingen van een psychologische stoornis,
de symptomen zijn subjectieve ervaringen die worden geassocieerd met de stoornis
o Bij de diagnose worden meestal drie vormen van classificatie gecombineerd:
Categorisch: er moet aan alle (DSM) criteria (A t/m …) worden voldaan
Hierdoor worden mensen toegewezen aan aparte stoornissen
Deze classificatievorm is gebaseerd op moderne geneeskunde
en de wetenschap -> een biomedisch en technisch perspectief
Voordelen: praktisch nut (m.b.t. therapieën, politiek en geld) +
aansluiting bij onze menselijke aard (we categoriseren graag)
Nadelen: veel clinici passen de classificatie niet goed toe (door
te weinig training) + er is veel heterogeniteit en comorbiditeit
o Andere nadelen: mensen die aan net te weinig criteria
voldoen, ontvangen geen therapie of steun (terwijl ze
dit soms wel nodig hebben) + de etiologie = onduidelijk
Prototypisch: de mate waarin de aanwezige tekenen en symptomen
passen bij het prototype van een stoornis (hoeveel in criterium A?)
Het verschil met de categorische classificatie zie je op slide 21
Dimensioneel: aandoeningen representeren een continuüm dat loopt
van mild tot hevig -> dit is een hele recente toevoeging aan de DSM-5
Een voorbeeld van zo’n dimensionele schaal staat op Canvas
Voordelen: passend bij de data, minder info gaat verloren en je
houdt veel rekening met individuele verschillen in ontwikkeling
Nadeel: je moet de volledige range meenemen (psychometrie)
o Categorische classificatie kijkt naar kwantitatieve én kwalitatieve verschillen
met de normale populatie, dimensionele classificatie alleen naar kwantitatief
Er is veel debat over de bruikbaarheid van deze twee classificaties, ook
al hebben beide hetzelfde doel: stoornissen betrouwbaar identificeren
Ook combineren sommigen beide classificatievormen, waarbij
de ene zwaarder weegt dan de andere in specifieke gevallen
o Hierbij moet je rekening houden met praktische zaken
(categorisatie) en met essentialisme (abnormaliteit is
objectief) versus nominalisme (abnormaliteit is sociaal)
, Nominalisten hebben voorkeur voor dimensies,
maar maken wel nog categorisaties (= praktisch)
o Niet alle clinici geloven dat een praktisch onderscheid
maken tussen mensen, dan ook echt betekent dat die
mensen van elkaar verschillen in hun causale etiologie
o Je moet ook rekening houden met de psychometrie en
het uitvoeren van wetenschappelijke experimenten ->
dan is er enorm veel kritiek op de categorische aanpak
Maar: het blijft wel heel nuttig in de praktijk en
sommige analyses passen wel bij de categorieën
Paul Meehl heeft empirische methodes gemaakt om dit debat
op een wetenschappelijke manier te bekijken -> meer kennis
Het bewijs voor causaal aparte categorieën verschilt sterk per stoornis
Ook als een stoornis meer dimensioneel van aard lijkt te zijn,
moet je je nog afvragen hoe je dit wil toepassen in de praktijk
- Prevalentie: hoeveel individuen in de populatie een medische of een psychologische
aandoening hebben -> hierbij bestaat er een verschil tussen punt-prevalentie (op een
specifiek moment in de tijd) en levensloop-prevalentie (ergens tijdens de levensloop)
o Incidentie: de hoeveelheid van nieuwe cases in een tijdsperiode (vaak: 1 jaar)
o Comorbiditeit: 2 of meer stoornissen komen voor in dezelfde persoon -> dit
komt voor bij 40% van de kinderen en adolescenten: angst komt samen voor
met depressie in 75% van de gevallen + ADHD en gedragsproblemen = 50%
- Beïnvloedende factoren op de prevalentie van stoornissen bij kinderen: de leeftijd
(sterk afhankelijk van de specifieke stoornis), het geslacht (in de kindertijd meer bij
jongens, in de adolescentie meer bij meisjes + verschillen per specifieke stoornis), SES
(meer bij een lagere SES) + ras en etniciteit (maar: vaak veel confounds met de SES)
Oorzaken
- Ontwikkelingspsychopathologie: een multidisciplinaire aanpak om de oorzaken en
het ontstaan van ontwikkelingsstoornissen beter te begrijpen -> er wordt meestal
gekeken naar biologische, psychologische en sociaal-culturele oorzaken + interacties
o Onze ontwikkeling is probabilistisch en transactioneel -> alle risicofactoren en
beschermende factoren interacteren met elkaar op alle niveaus -> erg lastig!
Daarom is het goed om te kijken naar abnormaal én normaal gedrag
Deze interacties leiden tot equifinality (meerdere ontwikkelingspaden
kunnen leiden tot dezelfde uitkomsten) en tot multifinality (dezelfde
ontwikkelingservaringen kunnen leiden tot hele andere uitkomsten)
o Er wordt gekeken naar risicofactoren, beschermende factoren en veerkracht:
competentie ondanks de aanwezigheid van risicofactoren -> dit is resilience
o Diathesis-stress model: psychopathologie is een interactie over tijd tussen
kwetsbaarheid voor een psychologische stoornis (diathesis; genen) en het
ervaren van stressvolle gebeurtenissen (omgeving) -> constante interacties
o Gene-environment correlatie model: onze ontwikkeling wordt gebaseerd op
onze biologische fundering en onze ervaringen -> onze genen kunnen onze
ervaringen ‘sturen’, maar omgevingen bepalen ook een erg groot gedeelte
Passieve correlatie: ouders geven specifieke genen én ervaringen door
Evocatieve correlatie: onze genen lokken de specifieke ervaringen uit
, Actieve correlatie: ons genotype ‘stuurt’ onze zoektocht naar enkele
specifieke omgevingen waarin we de juiste ervaringen kunnen hebben
- Onze ontwikkeling bestaat uit veel ontwikkelingsfases + ontwikkelingstaken (Erikson)
o Hierbij wordt gekeken naar veranderingen en naar continuïteit: homo-typisch
(de stoornis uit zich hetzelfde) en hetero-typisch (de stoornis uit zich anders)
- Het is goed om te begrijpen hoe stoornissen (zoals autisme en ADHD) ontwikkelen
vanaf de geboorte, zodat je een beter beeld krijgt van de causale mechanismen die
uiteindelijk leiden tot de symptomen en de diagnose -> prospectieve studies nodig!
o Op deze manier werden ook gemeenschappelijke risicofactoren gevonden bij
autisme en ADHD -> mogelijk ontstaan ze vanuit dezelfde genetische markers
Bij ASD zie je vaak een groter breinvolume op jonge leeftijd (door een
vertraagde synaptische pruning), bij ADHD zie je minder breinvolume
Je ziet slechtere motorische skills bij ASD (postuur + de fijne- en grove
motoriek -> kan leiden tot andere cognitieve problemen) én bij ADHD
Jonge kinderen met ASD zijn hyper- of hypo-sensitief voor sensorische
stimuli en zijn heel goed in visueel zoeken; ADHD = hypersensitiviteit
Wel is er nog veel onbekend over deze sensorische problemen
Kinderen met ASD en ADHD hebben beide moeite met het behouden
en het switchen van aandacht, al kunnen sommige kinderen met ASD
ook helemaal opgaan in hun aandacht voor een (onbelangrijk) object
Temperament: kinderen met ASD én met ADHD hebben vaak minder
effortful control en een hogere negativiteit -> veel overeenkomsten!
Verschil: ASD = meer vermijding en ADHD = meer toenadering
+ er zijn verschillen tussen hele jonge kinderen en iets oudere
Kinderen met ASD hebben veel problemen met sociale interacties (die
vooral te maken hebben met oogcontact en taalproblemen), maar ook
kinderen met ADHD laten duidelijke tekorten zien in sociale interacties
o ASD en ADHD lijken erg op elkaar m.b.t. enkele vroege symptomen, maar ze
verschillen ook. Of het dus echt 2 verschillende stoornissen zijn, is onduidelijk
Wel is het heel voordelig om al vroeg te kijken naar de voorlopers van
beide stoornissen, zodat interventies meteen ingezet kunnen worden
Wetenschap
- Er zijn 5 principes van wetenschappelijk nadenken die belangrijk zijn binnen onze
studie: falsificeerbaarheid (een theorie moet getest kunnen worden en ‘fout’ kunnen
worden bevonden), kritisch nadenken (je moet altijd sceptisch zijn en zoeken naar
alternatieven), parsimony (spaarzaamheid: zoeken naar de meest simpele/efficiënte
verklaring), precisie (nauwkeurigheid en voorzichtigheid) en reproduceerbaarheid
(het gebruiken van dezelfde methoden zou moeten leiden tot dezelfde uitkomsten)
o Deze principes worden verder uitgewerkt op slide nummer 35 -> duidelijk!
- Ook wordt de evidence-based practice steeds belangrijker: het beste onderzoek moet
worden geïntegreerd in de context van de kenmerken en de voorkeuren van de cliënt
o Dit is een combinatie van wetenschappelijk onderzoek en klinische expertise +
er moet altijd erg veel rekening worden gehouden met de individuele cliënt
o 5 niveaus van evidence-based behandelingen: questionable efficacy (1) ->
experimental treatment (2) -> possibly efficacious treatment (3) -> probably
efficacious treatment (4) -> well-established treatment (5) (alle info: slide 36)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper femkevanleth. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.