Samenvatting diagnostiek
Aantekeningen bij de hoorcolleges, aangevuld met informatie uit de verplichte literatuur
voor de specifieke hoorcolleges (5 t/m 7)
2021-2022 Tilburg University – Femke van Leth
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Theoretisch kader................................................................................................................. 1
Hoorcollege 2 – Anamnese, observatie en MI.................................................................................................4
Anamnese.............................................................................................................................................................4
Observatie............................................................................................................................................................5
Motivational Interviewing (MI)............................................................................................................................6
Hoorcollege 3 – Neuropsychologie en intelligentie.........................................................................................7
Hoorcollege 4 – Persoonlijkheid en zelfrapportage.......................................................................................10
Hoorcollege 5 – Autisme Spectrum Stoornis (ASS)........................................................................................14
Extra informatie uit de GGZ-standaarden autisme (Hoofdstuk 1, 2 en 5 t/m 7)...............................................19
Hoorcollege 6 – Leerstoornissen................................................................................................................... 21
Extra informatie uit het Protocol Dyslexie (Hoofdstuk 1 t/m 3).........................................................................24
Hoorcollege 7 – Trauma- en stressor-gerelateerde stoornissen.....................................................................26
Onveilige hechting..............................................................................................................................................26
Trauma’s............................................................................................................................................................28
Extra informatie uit de Richtlijn Jeugdhulp Trauma (Hoofdstuk 1 t/m 4)..........................................................31
Hoorcollege 1 – Theoretisch kader
- Er zijn ethische vraagstukken en maatschappelijk relevante thema’s waarover je kan
discussiëren als je kijkt naar de DSM: labels geven aan personen is niet altijd positief
- Doel van de diagnostiek: het beschrijven en verklaren van problemen en beperkingen
in het dagelijks leven, met als doel deze vervolgens door interventie te minimaliseren
en te sturen op zelfredzaamheid -> je vertaalt deze verklaringen vervolgens dus naar
de dagelijkse praktijk door gebruik te maken van een behandelings- of revalidatieplan
o Om dit allemaal te kunnen doen, heb je een volledig overzicht nodig van de
problemen en de beperkingen van de cliënt in alle levensgebieden (dus: niet
alleen de informatie die je bij de aanmelding krijgt) + je bekijkt alle mogelijke
verklaringen hiervoor: medisch, paramedisch (cognitieve neuropsychologie),
persoonlijke factoren, omgevingsfactoren en ook de beschermende factoren
Dit kan een hele puzzel zijn: je moet op zoek gaan naar alle informatie
Ook is het heel interessant om verschillende bronnen te bevragen (!)
,- Tijdens het diagnostische proces kan het zijn dat je het gevoel hebt dat iemand niet
de waarheid spreekt -> dit is heel vervelend, maar je moet hierbij goed onthouden
dat mensen soms helemaal niet doorhebben dat ze dingen zeggen die niet waar zijn
o Dit heet confabulatie: je hersenen vullen de gaten op in de herinneringen die
je probeert op te halen, zonder dat je dit doorhebt -> onze herinneringen zijn
namelijk niet perfect en kunnen makkelijk verstoord raken, vandaar dat ons
brein ons probeert te helpen door er een lopend verhaal van te maken -> dit
is in sommige situaties heel fijn, maar soms leidt het dus onbewust tot ‘liegen’
Dus: zorg ervoor dat je cliënten niet beschuldigt van liegen als je niet
zeker weet waardoor de onwaarheden komen -> dit werkt averechts
Dit is nog belangrijker bij kinderen of bij geheugenproblemen!
- Naast de DSM, heb je nog een classificatiesysteem: de International Classification of
Functioning, Disability and Health (ICF) van de WHO -> met dit systeem probeert de
WHO alle informatie te ordenen en universele terminologie te gebruiken + ze kijken
ook breder: het is belangrijk om te kijken naar klachten in meerdere levensgebieden
o De ICF is georganiseerd in 7 kerngebieden, waardoor je veel informatie kan
vinden over allerlei verschillende mentale- en fysieke gezondheidsproblemen
Deze info kan je helpen tijdens de intake-fase, waarin je probeert te
vinden welke beperkingen in activiteiten + welke problemen er in de
participatie van je cliënt bestaan -> specifieke vragen (levensgebieden)
Ook kijk je naar alle eventuele medische oorzaken van deze
problemen en naar de oorzaken op functieniveau: cognitief,
sensorisch, motorisch, lichamelijk en emotioneel -> mogelijke
stoornissen in deze functies vind je door testen en observaties
o Een voorbeeld van deze koppeling zie je op slide 13 (!)
o Tijdens de intake maak je dus gebruik van anamnese en hetero-anamnese om
inzicht te krijgen in de beperkingen (activiteiten), de problemen (participatie),
de omgevingsfactoren en persoonlijke factoren -> vragenlijsten + observaties
o Om inzicht te krijgen in de gezondheid, aandoeningen, ziekten en de functies
(stoornissen), maak je gebruik van medische- en paramedische documenten +
je gebruikt ook (neuro)psychologische diagnostiek (gestandaardiseerde tests)
Dan moet je natuurlijk al deze informatie nog aan elkaar koppelen: je
vraagt jezelf af: welke factoren en functies kunnen de problemen en
de beperkingen in het dagelijks leven van de cliënt het best verklaren?
JIJ bent dus verantwoordelijk voor het volledige plaatje -> je
combineert alle info (puzzelstukjes) tot een verklarend geheel
,- De richtlijnen van het BAPD-verslag (en het NIP)
zijn gebaseerd op 2 cycli: de regulatieve cyclus (dit
is de hulpverleningscyclus) en de empirische cyclus
(observatie -> inductie -> deductie -> toetsing ->
evaluatie => dit gebruik je binnen de andere cyclus)
o Tijdens de probleemherkenning ontstaan
screenende hypotheses: je gaat na of je de
cliënt ook echt moet gaan doorverwijzen
o Bij de probleemdefiniëring benoem je de
problemen + zoek je mogelijke verklaringen
Dit heet ook wel de onderkennende
en dan de verklarende diagnostiek
Ook zie je hier predictie: hoe gaan
de problemen zich ontwikkelen?
o Bij het bedenken en afwegen van de behandelingsmogelijkheden kijk je naar
uitvoerbaarheid -> dit is de meest praktische kant van de diagnostische cyclus
Dit is de indicatie: hoe kunnen we de problemen het beste verhelpen?
Hierna vindt een omslagpunt plaats: van diagnostiek naar behandeling
Wel moet je onthouden dat deze twee niet losstaan van elkaar
o Plannen is het toetsen van hypotheses over het startniveau van de cliënt (IQ)
o Tijdens de interventie ben je bezig met monitoring, waarna de evaluatie volgt
- Gedurende de hele cyclus is het erg belangrijk om af te wegen welke instrumenten je
gaat gebruiken om je hypotheses te toetsen -> je moet dus kritisch na blijven denken
- We gaan nu met behulp van de richtlijnen van het NIP de empirische cyclus bekijken:
o Observatie: verwijzing -> psychodiagnostische basisvragen identificeren en de
eerste indruk creëren -> onderkennende-, verklarende- en indicerende vragen
In het diagnostisch verslag zie je dus eerst de personalia van de cliënt
en dan de reden van aanmelding of de opdracht: aanleiding voor het
onderzoek = de verwijs- of hulpvraag -> vanuit wie komt deze vraag?
Een voorbeeld hiervan is terug te vinden op slide nummer 9
o Belangrijk: helder schrijven en effectief samenvatten,
waarbij je duidelijk aangeeft vanuit wie de info komt!
In deze fase ben je dus bezig met het genereren van hypotheses (ook
eventueel aan de hand van bepaalde vragenlijsten of je observaties)
Je kan hierbij het model van de ICF gebruiken om na te gaan of
je alle benodigde en belangrijke informatie al hebt verkregen
De observatie bestaat dus uit de verwijzing, eventueel intakeoverleg,
intakegesprek en gespreksobservaties, screening + dossierinformatie
o Inductie: onderzoeksopzet maken tijdens een teamoverleg: het opstellen van
een voorlopige theorie over een individu -> je ziet een voorbeeld op slide 11
Ook ga je, o.b.v. de voorlopige theorie, de onderzoeksvragen opstellen
en daarna ook de hypothesen -> vooral onderkennend en verklarend
Voorbeelden hiervan zijn te vinden op slide nummer 12 en 13
Ook is het belangrijk om je hypotheses te onderbouwen m.b.v.
de literatuur: professionele richtlijnen, de DSM-5 + wetenschap
o De DSM is hierbij niet genoeg, dus je hebt de rest nodig
o Je benoemt ook de psychometrie van tests -> COTAN (!)
, Hierna ga je je hypotheses toetsbaar maken -> overgang naar deductie
o Deductie: tijdens deze stap ga je de hypotheses operationaliseren en je gaat
de toetsingscriteria opstellen -> een voorbeeld is te zien op slide nummer 15
Hierbij heb je dus weer de normen en de psychometrie nodig (COTAN)
Als je meerdere tests gebruikt voor 1 hypothese, dan beschrijf
je eerst de uitkomsten van de losse tests, voordat je beschrijft
wat deze tests samen betekenen voor de volledige hypothese
o Toetsing: je gaat de instrumenten daadwerkelijk afnemen + de gegevens per
test analyseren -> vervolgens geef je per hypothese aan of deze bevestigd is,
aangehouden kan worden of verworpen is -> voorbeeld is te zien op slide 17
o Evaluatie: je maakt een integratief beeld: je gaat alle info samenbrengen en
vervolgens kijken wat dit betekent voor deze specifieke persoon -> conclusie
Hieruit volgt een advies: de aangrijpingspunten voor de behandeling
Ook hiervan is weer een voorbeeld te vinden op de slides: 18
Dan doe je ook nog een evaluatie van het gehele proces + je kijkt naar
de ethiek: waar ben je tegen aan gelopen? Wat had je anders gedaan
in een ideale situatie? Welke ethische overwegingen heb je gemaakt?
Je moet je altijd aan de ethische beroepscodes houden (NIP)!
Hoorcollege 2 – Anamnese, observatie en MI
Anamnese
- De anamnese is het eerste contactmoment met de cliënt en andere betrokkenen ->
het is het eerste puzzelstukje dat je krijgt om erachter te komen wat de situatie is (!)
o Dit 1e moment van contact is enorm belangrijk voor vertrouwen en veiligheid
o Je kan nu al belangrijke informatie verzamelen en de hulpvragen verhelderen
o Ook is het goed om de wederzijdse wensen en verwachtingen uit te spreken,
zodat er in de loop van het proces minder verwarring of conflicten ontstaan
- De anamnese bestaat uit drie bouwstenen: specieel, biografisch en ontwikkelings-:
o Speciële anamnese: het verzamelen van zoveel mogelijk relevante gegevens
over de problemen en de beperkingen: de aard, frequentie, intensiteit, duur,
timing en attributie -> dit bekijk je bijv. op vaste momenten op de dag binnen
verschillende domeinen -> je gebruikt hierbij vaak de DSM-5 als uitgangspunt
Ook stel je vast of er al eerder hulpverlening is aangeboden en hoe het
actuele functioneren is + je kijkt ook naar de dingen die wel goed gaan
Hierbij maak je vaak gebruik van een structureel interview: dit is tot nu
toe alleen ontwikkeld voor een speciële anamnese + het interview kan
gestructureerd zijn (epidemiologische studies) of semigestructureerd
Een gestructureerd interview is fijn als je zeker wil weten dat
alle onderzoekers dezelfde vragen stellen en als je de data wil
standaardiseren, maar je zit wel vast aan de specifieke vragen
o Let op: soms zijn deze interviews wat verouderd + het
kan zijn dat je informatie mist als je er niet naar vraagt
Je moet letten op de breedte, maar ook op de diepgang van alle info
Op slide 8 staan voorbeelden van brede/diepe instrumenten