Burgerlijk procesrecht & Insolventierecht
B2 – 2015/2016
Week 3B: Executierecht en Insolventierecht
1. Leerdoelen
Aan het einde van deze week kunt u:
1. de volgende begrippen en onderwerpen herkennen, opsommen, toelichten, hanteren en
toepassen aan de hand van concrete voorbeelden en er verbanden tussen leggen:
Executie- en beslagrecht
Kenmerken en inhoud van het executierecht
Reële executie
Indirecte executiemiddelen: dwangsom en lijfsdwang
Kenmerken en inhoud van het conservatoir beslagrecht
Kenmerken en inhoud van het executoriaal beslagrecht
Insolventierecht
Kenmerken en inhoud van het faillissementsrecht
Kenmerken en inhoud van het schuldsaneringsrecht
Kenmerken en inhoud van recht rond surseance van betaling
2. de kern van een uitspraak lezen, aangeven wat de centrale vraag is waarover de rechterlijke
instanties zich hebben gebogen en wat de kernoverwegingen van die instanties zijn geweest
bij het beantwoorden van die vraag en het kunnen duiden van het commentaar in de
jurisprudentiebundel op die uitspraak;
3. een casus bestuderen en analyseren met het oog op het formuleren van de te beantwoorden
rechtsvraag, alsmede met het oog op het vergaren van informatie die kan worden gebruikt bij
het schriftelijk, volledig, gemotiveerd en met behulp van de wet en de jurisprudentie
beantwoorden van die rechtsvraag.
2. Literatuur
Deel 5 Studiereeks burgerlijk procesrecht (A.W. Jongbloed, Executierecht), de
volgende nummers
o 1.1-1.3, 1.6-1.7, 1.9-1.15, 1.20, 1.24
o 2.1, 2.4-2.17
o 3.1-3.3, 3.6-3.8, 3.12, 3.14
o 4.1-4.19, 4.22-4.23
o 5.1-5.5
o 6.1-6.7, 6.10-6.17, 6.22-6.27, 6.41-6.42
Deel 6 Studiereeks burgerlijk procesrecht (E.F. Groot, Insolventierecht), Hoofdstuk 1
t/m 5. Alleen de grote letters.
1
,3. Jurisprudentie
Geheel:
Rabo/Visser, HR 26 juni 1992, NJ 1993, 449, met noot Snijders (bundel nr. 70);
DKHB/KIVO, HR 23 februari 1996, NJ 1996, 434 (bundel nr. 74);
Ritzen/Hoekstra, HR 22 april 1983, NJ 1984, 154, met noot Heemskerk (bundel nr.
85).
Alleen de opgegeven rechtsoverweging(en):
Ontvanger/Bos, HR 13 januari 1995, NJ 1997, 366, met noot Brunner (bundel nr. 72):
r.o. 4.2;
Wassenburg/Petit, BGH 11 mei 1982, NJ 1983, 613, met noot Heemskerk (bundel nr.
87): overwegingen van het Benelux-gerechtshof.
Opdracht 1: Beslagrecht
Sheet
Executoriaal beslag – conservatoir beslag
Twee soorten beslag
Executoriaal
verwezenlijken van een in een executoriale titel energelegd recht
nodig: executoriale titel
conservatoir
voorkomen dat de schuldenaar geen verhaal biedt in geval van een veroordeleend vonnis
( bewarende maatregel voor schuldeiser zonder executoriale titel
nodig: verlof voorzieningenrechter 700 lid 1
Geef uw mening over de volgende stellingen. Motiveer kort en bondig.
1. Met executoriaal beslag wordt voorkomen dat de schuldenaar geen verhaal biedt als
later een executoriale titel wordt verkregen.
Onjuiste stelling.
Daarvan is het conservatoire beslag bedoeld. Bij executoriaal beslag moet je al een
aanspraak hebben in een executoriale titel. Meestal is dat een vonnis. Die wil je
verwezenlijken, je wilt het vonnis uitvoeren. Dan leg je een executoriaal beslag. Je een
vonnis hebt waarin staat recht op 10.000 dan wil je dat geld hebben. Daarvoor heb je
executoriale titel nodig. Dat voert uit. Het conservatoir beslag doet dat niet. Dit bewaart
alleen maar. Dit zou betekent dat het bedrag van 10.000 euro waarop je weet/denkt recht
te hebben, maar er nog geen executoriale titel is, dat bewaard kan worden. De stelling
moet dus zijn dat met het conservatoir beslag kan worden voorkomen.. etc. dan zou de
stelling goed geweest zijn.
2
, 2. Beslaglegging heeft een blokkerende werking. Dit houdt in dat na de beslaglegging
verrichte rechtshandelingen niet tegen de beslaglegger kunnen worden ingeroepen,
omdat deze nietig zijn ten opzichte van de beslaglegger.
Juiste stelling. Het gaat hier om de blokkerende werking, het civielrechtelijke gevolg.
Dat civielrechtelijke gevolg is dat rechtshandelingen na de beslaglegging niet meer
tegen de beslaglegger werken. Dat betekent dat als er bijvoorbeeld beslag is gelegd op
een auto, dan heeft dat beslag blokkerende werking. Dit geldt zowel voor het
conservatoir beslag als het executoriale beslag. Blokkerende werking van zo’n beslag
op een roerende zaak: artikel 453a rv en deze geldt ook voor het conservatoire beslag,
omdat artikel 712 rv artikel 453a voor overeenkomstige toepassing verklaart. In het
conservatoire beslag wordt de beslagregeling aangehaakt bij de executoriale
beslagregeling. Als de schuldenaar de auto verkoopt aan een derde, dat kan hij gewoon
doen, want de auto blijft bij hem. Hij kan die auto verkopen aan een derde, maar dit
mag natuurlijk niet en dit is strafbaar. Het betekent niet dat de verkoop ongeldig is. De
verkoop is geldig ten opzichte van iedereen, behalve ten opzichte van de beslaglegger.
Dan is de verkoop niet geldig. Dat betekent dat in principe de beslaglegger, hangt er
van af of het een conservatoir of executoriaal beslag is. Stel dat het executoriaal beslag
is, dat gaat het meest ver. Dat beslaglegger zich op die auto kan verhalen. De auto die
verkocht is, in het openbaar verkocht kan worden. Dit kan niet altijd. Er is
derdenbescherming en in geval van zo’n auto, vind je de derdenbescherming in artikel
453a rv. Er moet aan twee voorwaarden voldaan zijn. derde moet wel een
tegenprestatie hebben geleverd, het mag geen rechtshandeling om niet zijn, en op het
moment dat de derde die auto in handen krijgt, dan moet hij te goeder trouw zijn. Als
aan deze twee voorwaarden is, voldaan, dan kan hij een geslaagd beroep doen op
derdenbescherming. Stel je nu voor dat de auto wordt verkocht aan een derde. Dan
valt die auto niet meer in het vermogen van de schuldenaar. Deze valt dan in het
vermogen van de koper. Dit betekent dat als na de beslaglegging de schuldenaar zelf
failliet gaat, het beslag niet vervalt. Normaal is de regel dat als de schuldenaar failliet
gaat, alle individuele beslagen vervallen. Staat in artikel 33 Fw. In dit geval is dit niet
zo. Want dat beslag op de auto, deze valt niet meer in het vermogen van de
schuldenaar. Dus dat beslag vervalt ook niet. Alleen beslagen vervallen op grond van
artikel 33 Fw die gelegd zijn op het vermogen van de schuldenaar. Maar als de auto
voor het faillissement in een ander vermogen, namelijk in het vermogen van de koper
terecht is gekomen, dan vervalt het beslag dus niet. Want beslag is gelegd op het
vermogen van de koper en niet op het vermogen van de schuldenaar. Ondanks zo’n
faillissement heb je dan dus eigenlijk als schuldeiser een betere positie, mits de derde
geen beroep doet op derdenbescherming.
Blokkerende werking artikel 453a en 712
Sheet:
Beslaglegging:
=de deurwaarder verklaart in een door hem opgesteld en ondertekend geschrift
(beslagexploot) bepaalde, duidelijk omschreven vermogensbestanddelen in beslag te
nemen
Blokkerende werking:
onttrekking goederen = strafbaar feit (198 Sr.)
3