weer bang zijn voor een angst die overmatige angst om gescheiden
cognitieve component te worden
je al eerder hebt meegemaakt
angst
verschil in intensiteit, soort gedrag kenmerken: steeds opnieuw van
en de duur of aard van de pathologische angst streek zijn wanneer een belangrijk
uitlokkende gebeurtenis. persoon weg gaat, extreme angst
dat die persoon iets overkomt,
separatieangststoornis bezorgdheid over gebeurtenis die
leidt tot scheiding van de persoon,
vaak chronisch van aard
niet weg willen van huis hierdoor,
angst om alleen te zijn, niet ergens
lifetimeprevalentie onder anders dan thuis willen slapen
volwassenen: 19,6%, zonder die persoon, nachtmerries
eenjaarsprevalentie onder over scheiding, lichamelijke
prevalentie, incidentie en klachten wanneer gescheiden.
volwassenen: 10,1%
comorbiditeit
comorbiditeit is hoog, vooral met gedurende een maand niet kunnen
andere angststoornissen en spreken in sociale situaties waarin
stemmingsstoornissen, maar ook dit wel vereist is, terwijl de persoon
met misbruik van alcohol en drugs. selectief mutisme wel in staat is om te spreken.
ontstaat meestal voor het 5e jaar.
biologische theorieën gaan ervan
uit dat verschillende
neurotransmittersystemen een rol duidelijke aanhoudende ernstige
spelen bij het ontstaan van angst voor een object of situatie
angststoornissen
dieren
norepinefrine: ook wel
noradrenaline, een hormoon dat natuurverschijnselen
vrijkomt in stressvolle situaties en specifieke fobie
een belangrijke rol speelt in de
totstandkoming van de fight or 5 subcategorieën bloed injectie verwonding
flight reactie
situaties
gamma-amino-boterzuur: heeft
een inhiberende werking op de
overig
activatie van zenuwcellen, wat een
rustgevend en angstdempend
effect heeft. biologische theorieën angststoornissen hardnekkige angst voor of het
vermijden van sociale contacten of
situaties waarin de kans bestaat om
amygdala: bestaat uit twee
beoordeeld te worden
amandelvormige kernen van
neuronen, gelegen in de
temporale kwabben, die deel kenmerken: angst voor sociale
uitmaken van het limbische situaties waarin anderen kunnen
systeem. sociale angststoornis oordelen over de cliënt, bang voor
negatief oordeel, sociale situaties
roepen bijna altijd angst op,
insula: betrokken bij de verwerking
situaties worden vermeden of met
van emoties, gevoelens en het
spanning doorstaan, angst staat
bewustzijn van het eigen
niet in verhouding tot het
lichamelijke en lichamelijke
werkelijke gevaar, angst is meer
toestand.
dan 6 maanden aanwezig.
anterieure cingulate cortex: speelt etiologie
paniekaanvallen die steeds terug
een rol in toenaderings en
komen
vermijdingsgedrag
paniekstoornis
minstens een maand angst om
psychologische theorieën kijken
paniekaanval terug te krijgen
naar het ontstaan en de
instandhouding van
angststoornissen en focussen op gevoelens van angst wanneer een
de rol van gedragsmatige cliënt moeilijk weg kan of waarin
responsen en cognitieve geen hulp beschikbaar is als men
processen. een paniekaanval krijgt.
psychologische theorieën
agorafobie
leerprocessen: klassieke en kenmerken: intense angst in
operante conditionering hoofdstuk 13 openbaar vervoer, open ruimte,
gedragsmodellen afgesloten ruimte, in de rij, alleen
buiten.
vlucht vermijdings en
veiligheidsgedrag
gekweld worden door
buitensporige angst en
gaan ervan uit dat
bezorgdheid over meerdere
angststoornissen het gevolg zijn
gegeneraliseerde angststoornis gebeurtenissen of activiteiten.
van ontregelingen in de manier
waarop informatie wordt
waargenomen en verwerkt, en in gepieker duurt minstens een half
het geheugen wordt opgeslagen jaar
cognitieve schema's cognitieve theorieën
ongeveer de helft van de mensen
die bij de aanvang van hun studie
kernopvattingen: fundamentele voldoen aan de criteria van een
kennis beloop
angststoornis, voldoen bij een
follow up na 7 jaar niet meer aan
conditionele opvattingen: ( als, dan de criteria.
)
doel van een taxatie is het
SSRI's: verhelderen van de aard en de
ernst van de angstklachten van de
farmacologische behandelingen cliënt, het stellen van een diagnose
SNRI's en het uitsluiten van andere
diagnosen
cognitieve gedragstherapie is een
kortdurende probleemgerichte casusconceptualisatie: een soort
vorm van behandeling die bestaat theorie over hoe het individuele
uit een combinatie van geval de klachten zijn ontstaan en
gedragsmatige en cognitieve in stand worden gehouden.
interventies
sequentiële associaties: in de
gedragsmatige interventies zijn cognities van de cliënt worden
gericht op het verminderen van interventies gebruikt die gericht
disfunctioneel gedrag en het zijn op het falsificeren van de
aanleren van aangepast of gewenst angstige verwachting, soort
gedrag. exposure
cognitieve interventies zijn gericht referentiële associaties:
op het bijstellen van disfunctionele exposurebehandeling is niet
gedachten opvattingen en geïndiceerd, omdat er geen
zelfspraak, dit gebeurt door de verwachting is die gefalcificeerd
gedachten te onderzoeken op hun taxatie van angst wordt.
houdbaarheid met behulp van
rationele argumenten of logisch behandeling
redeneren. een taxatie dient zich op
verschillende domeinen te richten,
psychologische behandelingen: waaronder diagnostische
functieanalyses: zijn een klinische cognitieve gedragstherapie informatie, belangrijkste
toepassing van het eerder symptomen en factoren die
beschreven operante hebben bijgedragen aan het
conditionering ontstaan van de angst.
psycho educatie taxatie kan dmv een interview,
zelfrapportage vragenlijsten en
zelfregistratie opdrachten.
registratieopdrachten
stagering: verwijst naar het indelen
relaxatietechnieken
van de ernst van de
angststoornissen in verschillende
cognitieve fasen
interventies
herstructureringstechnieken
profilering: wordt gebruikt om
exposure binnen de fasen aan te duiden of
specifieke kenmerken van de cliënt
samenhangen met verschillende
responspreventie prognoses of behandelmethoden.
vaardigheidstrainingen
, hoofdstuk 13
1. angststoornissen
1.1. separatieangststoornis
1.1.1. overmatige angst om gescheiden te worden
1.1.2. kenmerken: steeds opnieuw van streek zijn wanneer een belangrijk persoon weg gaat, extreme
angst dat die persoon iets overkomt, bezorgdheid over gebeurtenis die leidt tot scheiding van de
persoon, niet weg willen van huis hierdoor, angst om alleen te zijn, niet ergens anders dan thuis willen
slapen zonder die persoon, nachtmerries over scheiding, lichamelijke klachten wanneer gescheiden.
1.2. selectief mutisme
1.2.1. gedurende een maand niet kunnen spreken in sociale situaties waarin dit wel vereist is, terwijl
de persoon wel in staat is om te spreken.
1.2.2. ontstaat meestal voor het 5e jaar.
1.3. specifieke fobie
1.3.1. duidelijke aanhoudende ernstige angst voor een object of situatie
1.3.2. 5 subcategorieën
1.3.2.1. dieren
1.3.2.2. natuurverschijnselen
1.3.2.3. bloed injectie verwonding
1.3.2.4. situaties
1.3.2.5. overig
1.4. sociale angststoornis
1.4.1. hardnekkige angst voor of het vermijden van sociale contacten of situaties waarin de kans
bestaat om beoordeeld te worden
1.4.2. kenmerken: angst voor sociale situaties waarin anderen kunnen oordelen over de cliënt, bang
voor negatief oordeel, sociale situaties roepen bijna altijd angst op, situaties worden vermeden of met
spanning doorstaan, angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar, angst is meer dan 6
maanden aanwezig.
1.5. paniekstoornis
1.5.1. paniekaanvallen die steeds terug komen
1.5.2. minstens een maand angst om paniekaanval terug te krijgen
1.6. agorafobie
1.6.1. gevoelens van angst wanneer een cliënt moeilijk weg kan of waarin geen hulp beschikbaar is
als men een paniekaanval krijgt.
1.6.2. kenmerken: intense angst in openbaar vervoer, open ruimte, afgesloten ruimte, in de rij, alleen
buiten.
1.7. gegeneraliseerde angststoornis