HC 5 Overige wetenschappen
Psychologie hoorcollege 1
Chronisch ziek: Chronisch ziek wordt gedefinieerd als fysieke of psychische aandoeningen, die
invloed hebben op het dagelijks functioneren van individuen voor langer dan 3 maanden of voor
een duur van een ziekenhuisopname langer dan een maand. (Reader) Herstel is uitgesloten.
Het hebben van een chronische ziekte is een ingrijpbare gebeurtenis. Gevoelens worden niet een
voor een gevoeld. Langdurig, onomkeerbaar, progressief, levensbedreigend, vermindering in
functionering. Exacerbaties (plotseling optredende verslechtering)↔ Stabilisatie. Psychotrauma,
alleen en voortdurend ziek, verandering op allerlei terreinen, meer kans op psychosociale
problematiek, patiëntsysteem, fasen in zorg en multidisciplinaire aanpak.
Psychosociale problemen: Bij +30% mensen met chronische ziekte.
Ziekte generieke aspecten: i.p.v. ziekte in het bijzonder, richten op verwerkingsprocessen. Omdat
de meeste psychologische en sociale aspecten in tegenstelling tot medische aspecten niet aan
een specifieke ziekte zijn gekoppeld.
Ziekte specifieke aspecten: Zowel directe gevolgen van de ziekte als behandeling gerateerde
klachten.
Psychologische reacties op chronisch ziek zijn:
Ieder reageert verschillend op een chronische ziekte.
Ontkenning komt in verschillende gradaties en vormen voor. Het gedrag kan voortvloeien
uit het bewust of onbewust niet willen weten wat de consequenties van de ziekte kunnen
zijn. Het is een manier om te voorkomen dat het hele leven wordt beheerst.
Onzekerheid komt ook veel voor, het blijkt de ziekte te begeleiden. Het gevoel treedt op als
de eerste symptomen er zijn. Onzekerheid werkt slopend, vooral periode voor diagnose
(lichamelijk en geestelijk).
Ook kan er sprake zijn van opstandigheid, valt samen met wisselingen in het ziekteproces
en heeft te maken met de machteloosheid. Het kan zich naar binnen gekeerd uiten
opstandigheid uiten maar ook naar buiten gerichte agressiviteit.
Neerslachtigheid kan uitmonden in depressie (12 tot 36%) bij neurologische aandoeningen,
zoals epilepsie, parkinson, sclerose wordt vermoed dat depressie nog vaker voorkomt. Een
chronische ziekte wordt beschreven als risicofactor voor ontwikkelen van een depressie.
- Depressie kan als symptoom worden gezien, hierbij gaat het om ziektes die huishouding van
neurotransmitters in hersenen beïnvloeden.
- Soms is depressie een bijwerking van medicijnen.
- Psychische reactie op symptomen en gevolgen van de ziekte en belasting die het met zich
meebrengt.
- Tenslotte sprake van indirect verband.
Verlies van eigenwaarde en zelfvertrouwen kan als diskwalificatie worden ervaren en
gevoel van nutteloosheid.
Daarnaast ook: Verdriet, schaamte en angst, eenzaamheid, angst, verdriet, relationele
problemen etc. Vermindering van kwaliteit leven. Op de stereotype vraag hoe gaat het met
je wordt niet altijd eerlijk geantwoord.
,Biomedisch ziektemodel: Biologische oorzaak, geen verantwoordelijkheid van het individu,
gericht op herstel van de lichamelijke toestand, verantwoordelijkheid voor behandelingen bij
geneeskundige, ziekte versus gezondheid.
Biopsychosociaal, Holistisch ziektemodel: Wisselwerking biologische, psychologische en
sociale factoren, individu heeft invloed. Symptomen veranderen ook door gedrag verandering,
Gedeelde verantwoordelijkheid. Beïnvloeden van gedrag door preventie.
Reactie- Gedrag- Emotie. Vluchten vermijden, toename negatieve emotie. Onder ogen zien en
confrontatie aangaan, toename positieve emotie.
Coping gedrag: Coping staat voor het omgaan met de gevolgen van een chronisch zieke en
verwerking verwijst naar aanpassingsproces waardoor dit tot stand komt. Als het woord crisis valt,
dan ook verwerking, maar in de literatuur wordt coping gebruikt. Het gaat over allerlei taken en
strategieën.
Attributietheorie: Interne vs externe locus of control. Stabiel vs instabiel. Globaal vs specifiek.
Controleerbaar vs oncontroleerbaar. Cognitieve en gedragsmatige strategieën. Probleem- en
emotiegericht.
Hulpbronnen: In copingonderzoek wordt vaak gesteld dat de ernst van de crisis afhangt van
enerzijds de taxatie van de gebeurtenissen, anderzijds de taxatie van de hulpbronnen.
We spreken van persoonlijke en sociale hulpbronnen. Bij de persoonlijke hulpbronnen horen
bijvoorbeeld iemands mentale instelling, gevoel voor humor, levenskracht, intelligentie, maar ook
de algemene gezondheid, financiële positie, enzovoorts. Al deze zaken vergroten of verkleinen
direct of indirect de mogelijkheden, de spankracht. Bij sociale hulpbronnen gaat het om het
netwerk van sociale contacten, vrienden, familie en anderen op wie men een beroep kan doen als
hulp, praatpaal, of wat dan ook. Deze sociale steun blijkt een belangrijke bijdrage te leveren aan
het copingproces.
Verwerking: Aanpassingsproces, distress, adaptieve opgaven, evenwicht draaglast-draagkracht.
Aanpassingsproces: Bij succesvolle aanpassing ontstaat een nieuw evenwicht tussen draaglast
en draagkracht. Draaglast is het geheel van gebeurtenissen en omstandigheden die een belasting
in het leven van de persoon vormen. Draagkracht: Mensen beschikken over vermogens om zich
aan veranderende omstandigheden aan te passen, het geheel van deze vermogens. Draagkracht
wordt bepaald door leeftijd, levensfase, persoonlijkheid, coping strategie, kwaliteit sociale netwerk
en eerdere gebeurtenissen. Verstoring tussen draaglast en draagkracht heeft distress tot gevolg:
dit is een geheel van onprettige emotionele en sociale ervaringen, die voortvloeien uit het
aanpassingsproces van de ziekte.
Fasen Vergelijking met fasen rouwproces: ontkenning, woede, onderhandelen, depressie en
aanvaarding.
Onzekerheid is stadium waarin patiënt probeert betekenis en ernst te begrijpen.
Verstoring dagelijks leven: gevolg van besef.
Streven naar herstel: Proberen van controle krijgen over ziekte door copinggedrag toe te
passen.
Herstel van welbevinden: Een nieuw evenwicht.
Zingeving: Leven en zingeving zijn twee lagen van bestaan, kunnen niet los van elkaar. Betekenis
van ziekte in levensloop. Met het leven wordt daadwerkelijk ervaringen, gevoelens en gedragingen
bedoelt. Feiten van het leven, gewone bestaan met alles erop en eraan. Met zingeving wordt
bedoeld betekenissen die wij aan het leven en gebeurtenissen geven. Pas als het leven onder druk
staat ontdekken we centrale motieven: onze behoefte om te presteren bijvoorbeeld, acceptatie
krijgen, onafhankelijk zijn. Wanneer het leven onder druk staat ontmoeten we het begrip crisis.
Twee niveaus, medische crisissituatie; het leven zelf en zingevingscrisis op het tweede
niveau;leven en zingeving raakt elkaar kwijt. Standaardelementen levensloop crisis zoals,
puberteit, midlife crisis, pensioen, ouderdom. Ze vormen samen normbiografie, standaardverhaal
en vanzelfsprekende overgangen. Een crisis betekent dat de levensloop, normbiografie
, doorbroken wordt, maar ook moment dat nieuwe keuzes krijgt. Crisis is daarmee motor voor
levensloop en levensverhaal. Chinese vertaling: Gevaar en kans.
Psychosociale zorg: Het zich aanpassen aan de lichamelijke gevolgen van de ziekte betreft als
het innemen van medicatie, dieet, beweging, herkennen van symptomen etc wordt samengevat als
aanpassingen op gebied van leefstijl.
Aanpassing met betrekking tot leefstijl wordt betiteld als leefstijl problematiek. Dit ontstaat wanneer
men beschikt over onvoldoende kennis voor aanpassen van leefstijl of niet in staat zin kennis tot te
passen in dagelijks leven. Ondersteuning bij aanpassen leefstijl, ondersteuning
leefstijlproblematiek, ondersteuning aanpassing psychosociale gevolgen en behandeling van
psychosociale en existentiële problematiek (specifieke vorm, ontstaat bij confrontatie met
levensbedreigende ziekte en traumatische ervaring).
Kinderen met chronische ziekte: Wat algemeen geldt, geldt ook voor kinderen. Voor het kind en
het gezin kan de diagnose chronische ziekte in de kindertijd mentale shock, stress, woede, verdriet
en interpersoonlijke relaties veroorzaken. Een chronische ziekte is een zeer moeilijke uitdaging
voor het kind, die vaak bang is en een moeizaam proces doorloopt. Paniek kan ontstaan wanneer
zij vrezen dat het erger wordt. Een onzeker kind verhoogt de stress van het kind, deze kan zo
ernstig verhogen dat gedragsstoornissen ontstaan.
Angst voor afwijzing, laag zelfbeeld, onzekerheid. De manier waarop het kind reageert op de ziekte
is afhankelijk van persoonlijkheidskenmerken. Afhankelijkheid aan ouders. Angst voor afwijzing
ouders. Kinderen kunnen ook driftig worden, in opstand tegen hun ouders, dit kan merkbaar zijn in
de puberteit. Ouders kunnen depressie ervaren. Open communicatie is belangrijk. Sommige
ouders kunnen een bewust geheimzinnige houding aannemen en informatie over de ziekte,
behandeling en prognose van hun kind doelbewust vermijden. Vooral bij levensbedreigende ziekte.
Dagelijkse aanwezigheid ouders van belang. Hun aanwezigheid cultiveert een sfeer van
vertrouwen en bouwt relaties aan alle kanten. Aankondiging van een chronische aandoening is
natuurlijk een traumatische ervaring.
Wanneer een kind niet geïnformeerd wordt -> muur van stilte, dit verhoogt de stress en levert
bedreigende en angst fantasieën. Sociale support is belangrijk bij de confrontatie met een
chronische ziekte.
‘Gewone kinderen/jongeren’, maar
– Extra belasting normale ontwikkelingsopgaven én opvoedingstaken
– Gevolgen voor fysieke mogelijkheden/ontwikkeling
– Gevolgen psychologische ontwikkeling en psychologisch welbevinden: hechting, zelfbeeld
(identiteit), verwerking(sproblemen), sociale weerbaarheid en ontspanning/vrije tijd
Gevolgen sociale leven: invloed op gezin, beperkte verstoorde sociale contacten.
Zorg voor: Adequate informatie en open communicatie
De ouders
• kennis en inzicht bij de hulpverlening
• adequate communicatie en informatie
• toegankelijke en juiste informatie
• lotgenotencontact
• emotionele en praktische steun
• eigen tijd
De brusjes (broertje of zusje)
• ‘eigen aandacht’
• adequate communicatie en informatie
• contact met ziek brusje
• over gewone dingen praten