Uitgewerkte examenmatrijs burgerlijk procesrecht
1.
De kandidaat beschrijft wat het burgerlijk procesrecht inhoudt en wanneer het van
toepassing is.
Het deel van het privaatrecht dat beschrijft hoe de rechten en plichten uit het materiële deel
van het privaatrecht worden gehandhaafd (formele deel) in een civiele procedure.
Burgerlijk recht: materieel, behoord tot het privaatrecht
Burgerlijk procesrecht: formeel, handhaaft het materiële deel.
Is van toepassing bij: wanneer er een conflict ontstaat tussen 2 partijen ( bv. een
overeenkomst of het terugvorderen van een bezit van een zaak)
2.
De kandidaat legt het verschil tussen een verzoekschriftprocedure en een
dagvaardingsprocedure uit.
Verzoekschriftprocedure: verzoeker/verweerder, verzoekschrift, beschikking, woonplaats
verzoeker (en woorden van het PFE)
Dagvaardingsprocedure: eiser/gedaagde, dagvaarding, vonnis, woonplaatsgedaagde
In een verzoekschriftprocedure worden geen schriftelijke conclusies gewisseld, in een
dagvaarding wel.
3.
De kandidaat stelt voor een situatie vast of de procedure begint met een dagvaarding of een
verzoekschrift.
Dagvaarding vonnis, dagvaarden, vorderen.
Verzoekschrift verzoek, verzoekschrift, beschikking.
4.
De kandidaat stelt voor een situatie vast wat de benaming is van de verschillende
betrokkenen bij een civiele procedure (rechter, advocaat, gemachtigde, eiser, gedaagde,
verzoeker, verweerder, appellant, geïntimeerde).
Rechter: de rechter is onpartijdig en hoort beide partijen. Die op basis van het recht een
uitspraak doet.
Advocaat: juridisch adviseur, die bevoegd is om zijn cliënt in een juridische procedure te
vertegenwoordigen.
Gemachtigde: bij een kantonrechter kun je kiezen om zelf te procederen of dat iemand jou
vertegenwoordigt (gemachtigde).
Eiser: eiser is de naam die word gegeven aan een partij die een civiele procedure begint.
Gedaagde: weder partij in een dagvaarding.
Verzoeker: begint de verzoekschriftprocedure.
Verweerder: weder partij in een verzoekschriftprocedure.
Appellant: de eisende partij in hoger beroep
Geïntimeerde: de gedaagde partij in hoger beroep.
, 5.
De kandidaat benoemt de ambtelijke taken van de gerechtsdeurwaarder in het civiel
procesrecht. 5. Art. 2 GDW
Betekenen dagvaarding
Betekenen vonnis
Conservatoir beslag leggen
Beteken van exploot (is een akte vastgelegde mededing aan de geadresseerde, bewijs
overhandiging = opstellen akte)
Gerechtelijke aanzeggingen doen
Gerechtelijke stukken betekenen
Ten uitvoer leggen van rechterlijke uitspraken
6.
De kandidaat stelt voor een situatie vast wat de schriftelijke stukken tijdens de civiele
procedure inhouden, van wie ze afkomstig zijn en in welke volgorde ze ingediend worden
(dagvaarding inclusief conclusie van eis, conclusie van antwoord, conclusie van repliek,
conclusie van dupliek, verzoekschrift, verweerschrift). *
1. Dagvaarding
2. Conclusie van antwoord
3. Conclusie van repliek (uitgebreid)
4. Conclusie van dupliek (uitgebreid)
5. Mondelinge behandeling
6. Uitspraak
7.
De kandidaat beschrijft de mogelijke uitbreidingen (incidenten) tijdens de civiele procedure
(mondelinge behandeling, pleidooi, tussenvonnis, eis in reconventie). *
Comparitie: mondelinge behandeling voor beide partijen
Pleidooi: mondelinge toelichting op de zaak van een procespartij tijdens een zitting
Tussenvonnis: uitspraak van de rechter waarbij hij nog geen eindoordeel geeft
Eis in reconventie: tegeneis van de gedaagde op een dagvaarding
8.
De kandidaat motiveert voor een situatie waarom de rechter een rechtszaak niet in
behandeling kan nemen (dagvaarding nietig, rechter onbevoegd, eiser niet-ontvankelijk).
Dagvaarding nietig: de gronden van de eis/vordering ontbreken
Rechter onbevoegd: verkeerde sector of plaats (kanton/civiel)
Eiser niet ontvankelijk: te laat indienen van hoger beroep of een vordering te laat opeisen.