College 1
De onderzoeksvraag is het startpunt van ieder onderzoek, gaat vaak over de relatie tussen
twee dingen.
De vraag is:
- Haalbaar te onderzoeken
- Helder en open geformuleerd
- Zinvol om te onderzoeken
- Ethisch verantwoord
Soorten wetenschappelijk bewijs
- Praktijkkennis: bijvoorbeeld actieonderzoek. Een casus die onderzocht wordt en wat
niet (of weinig) toepasbaar is op andere praktijksituaties. Wordt veel met
basisscholen gedaan, directeur komt met een vraag en samen oplossen. Resultaten
alleen voor desbetreffende school en niet generaliseer baar.
- Kennis o.b.v. casestudies: diepgaand onderzoek op bijvoorbeeld een kind of een
school
- Enquêtes/interviews: CBS, beschrijving van de situatie en vaak weinig causale
verbanden
- Correlationele studies: samenhang van twee dingen, twee data ’s worden naast
elkaar gelegd en met elkaar vergeleken
- Quasi-experimentele studies: hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande groepen,
i.v.m. ethiek
- Reviews en statistische meta-analyses: de data die al bekend is wordt op een rijtje
gezet: wat is de stand van de zaken van dit moment
Onderzoek bouw je op, je begint met een kleine en goedkope studie. Als hier iets positiefs
uitkomt kan je door gaan en er eventueel meer geld en tijd in steken.
Onderzoeksethiek: nadenken over mogelijke schade aan participanten (‘do no harm’). Bij
kinderen vooral heel belangrijk. Je kan niet zomaar iets doen terwijl het eventueel slechte
gevolgen kan hebben.
Wanneer mag je participanten misleiden (bij Milgram is dit fout gegaan)
In sommige gevallen mag dit, als je goed vertelt waarom en als je zorgt voor de nazorg
In hoeverre kun je experimenteren in het onderwijs of in de jeugdzorg?
Dat hangt ervan af: hoe effectief is het onderwijs dat we nu krijgen? Als het niet goed gaat,
kun je iets vernieuwends aanbieden, maar wanneer ze het goed doen, is het nergens voor
nodig. Ook moet je vroegtijdig kunnen afbreken wanneer kinderen er last van krijgen.
, In hoeverre kun je experimenteren met kleine en/of grote klassen?
Je kan niet zomaar kinderen verplaatsen tussen klassen van 10 en 30
In hoeverre kun je experimenteren met inclusie van leerlingen met beperkingen?
Je kan niet voor het onderzoek een kind ineens op een andere school zetten, dat kan
veranderingen brengen voor het leven
Belangrijk bij dataverzameling: AVG/GDPR, algemene vervorming gegevensbescherming
- Geïnformeerde toestemming participanten. Ouders moeten sowieso toestemming
geven, er kan niet meer gezegd worden: als we geen reactie krijgen gaan we ervan
uit dat het kind mee mag doen
- Zorgvuldig omgaan met vertrouwelijke data
Namen vervangen door nummers in databestand: data anonimiseren
Resultaten zo opschrijven dat ze niet herleidbaar zijn tot individuen, dus niet: de juf
van groep 3 op basisschool Sint-Maarten
Niet meer data verzamelen dan nodig. Het is verleidelijk om alles op te schrijven
‘voor de zekerheid’, maar je moet alles kunnen verantwoorden wat je wilt weten.
Kan ervoor zorgen dat mensen afhaken als je te veel vragen stelt die niet relevant
zijn.
Data opslaan in beveiligde omgeving
Plagiaat en fraude
- Kopiëren van teksten van anderen of jezelf, altijd parafraseren en bron vermelden
- Geen correcte bron vermelden
- Manipuleren van onderzoeksgegevens, dingen bedenken etc.
Steekproeftrekken H6
- Een populatie refereert aan alle leden van een bepaalde groep (bijv. alle studenten
van pedagogische wetenschappen)
- De eerste stap bij steekproeftrekking is het helder definiëren van de populatie waarin
men geïnteresseerd is
- Bij pedagogisch en onderwijskundig onderzoek gaat het dan meestal om een groep
van personen die bepaalde eigenschappen heeft
Doelpopulatie: groep waarover je een uitspraak wil doen (bijv. door heel Nederland)
Toegankelijke populatie: groep waaronder
je een onderzoek kan uitvoeren (bijv. school
in Groningen)
- 3 selecte steekproeven
Gemak steekproef: meest luie soort,
vriendinnen en familie vragen. Vanuit
onderzoek niet de meest gewenste
steekproef
Doelgerichte steekproef: specifiek aantal
mensen benaderen, hier kan je
verschillende redenen voor hebben.
, Systematische steekproeven: elk individu is geselecteerd om in de steekproef terecht te
kunnen komen. Bv 1-100, elke nr. 3 wordt geselecteerd (3,13,23 etc.)
- 4 aselecte steekproeven: wel willekeurig
Enkelvoudige, aselecte steekproef (simple random): elke deelnemer uit de populatie heeft
een gelijke en onafhankelijke kans om in de steekproef te komen. Hoe groter de steekproef,
hoe beter het beeld van de populatie. Bv willekeurige nummers geven en daar een aantal uit
trekken. Je laat de computer een aantal mensen kiezen.
Gestratificeerde aselecte steekproef: subgroepen/strata gemaakt. Bv subgroep
mannen en subgroepvrouwen. Moeilijk, want je moet proporties weten (procenten). Je weet
dat de populatie bestaat uit 50% mannen en 50% vrouwen, je vindt het dan belangrijk dat dit
ook in je eigen onderzoek naar voren komt.
Cluster steekproef: wanneer het niet mogelijk is individuen te selecteren uit een populatie.
Groepen of clusters worden geselecteerd. Grotere kans het niet representatief is. Bv random
4 scholen kiezen, dan klassen uitkiezen en dan daaruit weer kinderen kiezen. Dat is
praktischer dan binnen de school bepaalde kinderen wel en bepaalde kinderen niet mee te
laten doen.
Een twee stappen random steekproef (two stage) is: wanneer een cluster random
steekproef gecombineerd wordt met een individuele random steekproef.
Steekproefgrootte
Vuistregels
- 100 voor beschrijvend onderzoek,
- 50 voor correlationeel onderzoek
- 30 per groep voor (quasi-) experimenteel onderzoek
Externe validiteit/generaliseerbaarheid: Het is belangrijk om in de steekproef na te gaan of
de proefpersonen een weerspiegeling zijn van de populatie. Zo probeer je te verantwoorden
dat je steekproef bestaat uit het type kinderen waarover je iets wilt vertellen.
Instrumentatie: gehele proces ter voorbereiding op het verzamelen van data: welk
instrument ga ik gebruiken voor mijn onderzoek
Keuze meetinstrument
Specificatie afname condities: gaat niet alleen om instrument maar gaat ook om:
Waar (welke locatie)
Wanneer (welke tijd van het jaar maar ook tijdstip op de dag, op begin van de dag of
einde)
Hoe vaak is de test afgenomen
Door wie is de test afgenomen, professioneel of student
Prestatietoetsen: (wordt veel gebruikt in dit vakgebied)
- Normgericht: score vergelijken met een normpopulatie: CITO
75% van de groep 8 leerlingen in NL scoort beter
- Criteriumgericht: score vergeleken met een gewenst beheersingsniveau
Bv. 80% van de vragen goed beantwoord