H1 Terreinverkenning - Privaat- en
publiekrecht
1.1 Is recht saai?
Recht vormt een centraal onderdeel/belang van het maatschappelijk leven, is
even dynamisch maar vaak ook even complex als het leven zelf. Voorbeeld: je
nieuwe speaker gaat binnen een week kapot, een recht is bijvoorbeeld
garantie.
1.2 Waarom recht?
Er zijn vier functies binnen het recht:
o Normatieve functie: normen in waarde die op dat moment (en kunnen dus
veranderen in de loop van de tijd) in de samenleving zo belangrijk worden
gevonden zijn bij wet geregeld. Voorbeelden: moord, diefstal, incest,
verkrachting, terroristische aanvallen en discriminatie wegens ras of geslacht.
o Geschiloplossende functie: oplossen van problemen tussen burgers
onderling of tussen burgers en de overheid. Alleen de rechterlijke organisatie
oordeelt of iemand moet worden gestraft. Eigenrichting (= het recht in eigen
hand nemen, bijvoorbeeld ‘jij doodt mijn broer, dan dood ik jou!’) is verboden.
o Additionele functie: als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken
te maken, geeft het recht aan welke regel geldt. Voorbeeld: iemand die zijn
nieuwe auto total loss heeft gereden zonder nog officieel eigenaar te zijn,
moet deze koopsom nog steeds betalen volgens de wet.
o Instrumentele functie: de overheid zet bestuursbevoegdheden in als een
instrument om (de samenleving) mee te (be)sturen. Voorbeeld: Nederlandse
overheid heeft bepaald dat bestuurders aan de rechterkant van de weg rijden.
Deze instrumentele functie van het recht is in ons land de laatste decennia
steeds belangrijker geworden. Heel veel praktische zaken worden door de
overheid via het recht geregeld. Wat deze ontwikkeling wel met zich
meebrengt, is dat deze besluiten politiek gevoelig kunnen leggen, bijvoorbeeld
‘een snelweg zou moeten worden verbreed maar dat moet dan wel ten koste
van een stuk natuurgebied’.
1.3 Waar vinden we het recht?
In deze paragraaf wordt er besproken op welke 4 plekken men het recht kan
vinden.
, 1.3.1 Wet
Ons leven wordt geregeld door (o.a.) wetten.
Wetten met betrekking tot het privaatrecht (civiele recht/burgerlijk recht)
Dit recht bestaat uit twee deelgebieden: het personen- en familierecht en het
vermogensrecht.
Het personen- en familierecht (BW 1 = kernwet) regelt zaken als geboorte, huwelijk,
geregistreerd partnerschap, echtscheiding, adoptie, ondercuratelestelling en de
regeling van het vermogen tussen echtgenoten.
Het vermogensrecht (BW 3, 5 en 6 = kernwet) is het recht dat hoort bij alle op geld
waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan juridische gevolgen
gebonden zijn, zoals het kopen van een nieuwe auto of het laten vallen van een
vaas. Een geschil dat hier vaak voorkomt is schade.
Het BW bevat 9 boeken.
Behalve in het BW kun je vermogensrecht ook aantreffen in een aantal andere,
kleinere wetten die met betrekking tot specifieke onderwerpen zijn uitgevaardigd.
Voorbeelden zijn de Wet op de naburige rechten, de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Telecommunicatiewet.
Wetten met betrekking tot het ondernemingsrecht
Tot het privaatrecht behoort ook het ondernemingsrecht, het recht dat alles regelt
was ondernemingen en bedrijven betreft. De wettelijke bepalingen die op
ondernemingsvormen (naamloze of besloten vennootschap, via coöperatie of
stichting) betrekking hebben, worden tot het ondernemingsrecht gerekend (in BW 2 =
kernwet). Daarnaast behoort ook nog een aantal losse wetten tot dit rechtsgebied,
zoals de Handelsnaamwet, de Handelsregisterwet en de Failissementwet.
Wetten met betrekking tot het burgerlijk procesrecht
Burgerlijk procesrecht (BRv), ook onderdeel van het privaatrecht, is het geheel van
rechtsregels die in het privaatrecht in het verloop van een juridische procedure voor
de burgerlijke rechter regelen. Voorbeeld: burenruzie. De burger moet zelf een
rechtszaak beginnen. Procederen is het vragen van een beslissing aan de rechter
naar aanleiding van een tussen twee personen gerezen conflict.
Wetten met betrekking tot het straf(proces)recht
Onderdeel van het publiekrecht is het strafrecht, het recht waarin wordt beoordeeld
of iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en daarvoor gestraft moet worden. In dit
deel van het publiekrecht (en publiekrecht in het algemeen) hoeft de burger niet zelf
naar de rechter te stappen maar doet (een bedrijf/institutie binnen) de overheid dat,
in dit geval het OM. Ook kenmerkend aan het strafrecht is dat het OM een
monopoliepositie inneemt; alleen zij kan straffen uitdelen. De wettelijke bepalingen
op het terrein van het strafrecht treft men aan in het Wetboek van Strafrecht