100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Economische geografie €2,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Economische geografie

 190 keer bekeken  0 keer verkocht

Goede samenvatting voor het vak economische geografie. Het boek ruimtelijke economische dynamiek is er tot en met hoofdstuk 5 in verwerkt. Onderwerpen zijn duidelijk van elkaar gescheiden.

Voorbeeld 2 van de 4  pagina's

  • 25 januari 2016
  • 4
  • 2015/2016
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (8)
avatar-seller
Denisevrooijen
Samenvatting economische geografie.
De economische wetenschap houdt zich bezig met de manieren waarop mensen met
schaarste om gaan. Niet ieder bedrijf kan op de beste locatie gevestigd zijn. Locatiekeuze
is daarom een economisch vraagstuk. In de klassieke locatietheorie wordt vooral
rekening gehouden met ruimtelijke verschillen in de kosten van productiefactoren en van
transport. Adam Smith was de grondlegger van de klassieke theorie in de economische
wetenschap. Volgens de klassieke theorie;

 Schept elk aanbod zijn eigen vraag.
 Bepaalt de beschikbaarheid van productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur en
ondernemerschap) de mogelijkheid van bedrijven. Voor de productiefactoren
wordt betaald in de vorm van loon, rente, pacht, huur en/of aankoopkosten.
Hierdoor ontstond er een allocatieprobleem;

o Hoe kan tegen de laagst mogelijke kosten een zo hoog mogelijke productie
worden gerealiseerd?

 Er bestaat volledige mededinging, er zijn veel aanbieders op de markt die de prijs
van het product niet kunnen beïnvloeden waardoor het een gegeven is.
 Klassieke locatietheorieën gaan uit van het bestaan van de volledig
geïnformeerde, rationeel handelende mens (economic man, homo economicus).
 De wereld wordt voorgesteld als een isotrope ruimte, een eenvormige ruimte waar
landschappelijke barrières ontbreken.
 De klassieke locatietheorie redeneert op een deductieve wijze, niet het bijzondere
of het afwijkende is interessant maar het overeenkomstige.

Johann Heinrich von Thünen en Alfred Weber zijn de belangrijkste representanten van de
klassieke locatietheorie. De theorie van Von Thünen gaat over het grondgebruik in de
landbouw en de theorie van Weber gaat over de locatiekeuze van industriële bedrijven.
Beide zeggen dat een ondernemer voor die plaats kiest waar de totale kosten het laagst
zijn.

Volgens Von Thünen;

 Keek een boer per gewas naar de kosten en de opbrengsten.
 De grond is uitwisselbaar, boeren kunnen overal verschillende gewassen
verbouwen of dieren houden.
 Was het grondgebruik een afgeleide van de prijs van de grond, op dure grond
werden andere gewassen verbouwd dan op goedkope grond. David Ricardo had
hier al eerder op gewezen en noemde dit economic rent. Von Thünen voegde daar
de transportkosten naar de marktplaats aan toe, de location rent.
 De transportkosten verschillen per product.
 De transportkosten nemen lineair toe met de afstand tot de markt.
 Alle producten werden vervoerd met een ossenwagen.
 Voor ieder gewas zijn de opbrengsten per hectare overal in het gebied gelijk.
 Er is een afzetmarkt, de dichtstbijzijnde stad.
 De ruimte is isotroop.

Volgens Weber;

 Industriële grondstoffen komen niet overal in dezelfde mate voor.
 De productiefactor arbeid is niet mobiel, maar wel overal in onbeperkte mate
beschikbaar.
 De transportkosten van grondstoffen en gerede producten zijn afgeleid van het
vervoerde gewicht en de transportafstand.
 De transportkosten nemen lineair toe.
 Eindproducten worden aangeboden in één marktplaats, de stad.

,  De ruimte is isotroop.

Weber noemde de locatieaspecten die de locatiekeuze van industriële bedrijven bepalen
Standorfaktoren. Weber deelde deze Standorfaktoren in op basis van drie critera;

 Geldigheid, de algemene locatiefactoren, die bijna ieder bedrijf nodig heeft
werden hierbij onderscheiden van de specifieke locatiefactoren die niet ieder
bedrijf nodig heeft.
 Aard, Weber maakte onderscheid tussen natuurlijk technische locatiefactoren
zoals een nieuwe weg en maatschappelijk culturele factoren zoals steun van de
overheid.
 Functionaliteit, grondstoffen trekken bedrijven aan, deze bedrijven trekken weer
andere bedrijven aan. Dit noemde Weber agglomererende kostenvoordelen,
daarnaast waren er ook deglommererende kostennadelen, kostenposten als
gevolg van de nabijheid van verschillende industrieën op een locatie.

Het is opvallend dat Weber de kosten van de grondstoffen niet opnam in zijn theorie. Hij
ging er vanuit dat deze kosten onderdeel van de transportkosten. Weber onderscheidde
twee soorten grondstoffen;

 Ubiquiteiten, deze grondstof is praktisch overal te verkrijgen, denk aan zuurstof.
 Lokalisiertes, grondstoffen die gewicht verliezen (waarde) bij de verwerking ervan.
De bedrijven die deze grondstoffen nodig hebben zullen zich vestigen bij de
vindplaats.

In de neoklassieke locatietheorie worden ook verschillen in opbrengsten meegenomen.
De vijf belangrijkste verschillen tussen de klassieke en de neoklassieke theorieën zijn;

 De neoklassieke theorie heeft meer aandacht voor de werking van de markt.
 De neoklassieke theorie onderkent in tegenstelling tot de klassieke theorie andere
marktvormen dan volledige mededinging.
 De neoklassieke theorie houdt rekening met het bestaan van interne
schaalvoordelen. De interne bedrijfsorganisatie doet er dus ook toe.
 De neoklassieke theorie hanteert meer productiefuncties dan de klassieke theorie,
bedrijven kunnen op verschillende manieren produceren.

Walter Christaller heeft de centraleplaatsentheorie ontwikkeld. Hij zocht daarbij naar
algemene regels op basis waarvan de regelmaat van nederzettingspatronen kon worden
verklaard. Volgens Christaller bevinden de meest gespecialiseerde voorzieningen zich in
de grootste steden en de meest alledaagse voorzieningen in kleine dorpen. Volgens
Christaller;

 Iedereen heeft hetzelfde inkomen en identieke consumptiepreferenties.
 De regionale bevolking buiten de nederzettingen is gelijkmatig verspreid over de
ruimte.
 Producent en consument weten exact wat de markt te bieden heeft, zij zijn beide
economic man.
 Op de markt is sprake van volledige mededinging.
 Er is geen sprake van schaalvoordelen en/of agglomeratievoordelen.
 De transportkosten nemen lineair toe.
 De ruimte is isotroop.

Volgens Chistaller heeft iedere voorziening een drempelwaarde, er moet een minimum
vraagniveau zijn om te kunnen bestaan. De reikwijdte is de maximale afstand die een
consument wil afleggen voor een voorziening.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Denisevrooijen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53920 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd