An introduction to Moral
Philosophy
Jonathan Wolff – second editi on
Chapter 1: Moral Philosophy and Moral Reasoning
The Point of Moral Philosophy
Vanaf jongs af aan heeft iedereen al te maken met moraliteit en morele kwesties. Niet slaan,
speelgoed delen etc. Morele filosofie daarentegen komt later (of nooit). Morele filosofie is
het denken en reflecteren op moraliteit. Aristotle suggereert dat levenservaring en
zelfcontrole vereisten zijn om te kunnen deelnemen aan morele filosofie.
Morele filosofie is een praktisch onderwerp met veel theoretische elementen dat gebruikt
kan worden om een beter begrip te krijgen van wat er wel en niet toe doet vanuit een
moreel kijkpunt. In de geschiedenis hebben vele filosofen veel verschillende ideeën gehad
over hoe je met morele kwesties moet omgaan. Deze ideeën zijn niet per se goed of fout,
maar kunnen gebruikt worden als inspiratie tijdens het reflecteren op morele kwesties.
Onze geschiedenis, literatuur en cultuur is hevig beïnvloed door de westerse morele
filosofie. Het kennen van de westerse morele filosofie zorgt dan ook voor een beter begrip
van deze onderwerpen, maar ook om deel te kunnen nemen aan discussies over leven en
dood, oorlog en vrede etc.
The Nature of Moral Philosophy
Morele filosofie is het filosofisch reflecteren op moraliteit. Moraliteit gaat over gedrag,
redenering, emotie en dispositie, vooral in relatie tot anderen. Soms gaat gedrag meer over
manieren dan over moraliteit. De grens hiertussen is vrij vaag. Moraliteit gaat over onze
verplichting naar anderen toe, maar ook dingen doen waar je niet per se plicht toe hebt
(iemand helpen). Supererogatie is de term die wordt gebruikt voor het boven en buiten
plicht handelen. Daarnaast hebben we ook nog plichten aan onszelf. Moraliteit zelf is een
puzzel. Het is geen wetenschap waardoor er veel vragen over moraliteit onbeantwoord
blijven. Filosofen hebben de morele filosofie opgedeeld in drie gebieden: meta-ethiek,
normatieve ethiek en toegepaste ethiek.
Meta-ethiek probeert te begrijpen waar de regels van ethiek vandaan komen. Meta
betekent van een hogere orde.
Normatieve ethiek gaat over welke morele regels, principes en leren we moeten
accepteren en volgens welke criteria en normen we moeten leven.
Toegepaste ethiek gaat over specifieke morele vraagstukken in de samenleving. Het
probleem en de verschillende argumenten worden vanuit verschillende oogpunten
bekeken. Normatieve theorieën worden vaak gebruikt om deze vraagstukken te
beantwoorden.
Moral Reasoning
Hoe je morele filosofie moet uitvoeren is eigenlijk op zichzelf al een moreel filosofische vraag
waar door de tijd heen nieuwe ideeën aan toegevoegd worden. Toch zijn er technieken en
denkpatronen (methodologieën) die vaak voorkomen.
,Formal logic: Validity, Soundness, Equivocation, Circularity
Een manier die veel filosofen gebruiken is door een argument in te delen in: stelling A,
stelling B conclusie. Deze argumenten kun je beoordelen. Formele logica is een methode
van argumenteren waarbij conclusies getrokken worden uit stellingen volgens een set van
logische regels. A klopt, B klopt dus moet conclusie waar zijn. Logische validiteit
(deugdelijkheid) doet zich voor als het niet mogelijk is dat de conclusie fout is, omdat de
stellingen waar zijn. Ook wel logische noodzaak genoemd. Daarnaast moet een argument
kloppen. De stellingen waaruit een conclusie wordt getrokken moeten waar zijn. Discussies
zitten vaak vol met geïmpliceerde stellingen en worden vaak niet eens benoemd. Stelling A
en B moeten dus kloppen, anders klopt de conclusie niet.
Bij het oordelen van argumenten moet je altijd rekening houden met drogredenen.
Bijvoorbeeld de drogreden equivocation hierbij wordt bij stelling A een andere betekenis van
een woord gebruikt dan bij stelling B. Maar ook de cirkelredenatie waarbij de stelling(en) en
de conclusie eigenlijk hetzelfde zeggen.
Informal Logic: Analogy, Induction, Inference to the Best Explanation
Naast de formele logica zijn er ook andere manieren om een conclusie te onderbouwen.
Bijvoorbeeld analogieën. Vergelijkingen moeten zorgvuldig gemaakt worden, want
uiteindelijk zijn geen twee dingen precies hetzelfde. Ook kan inductie gebruikt worden voor
het ondersteunen van je argument. (Ik zie paar keer op rij een witte zwaan alle zwanen
zijn wit). Hiermee moet je wel oppassen, want ook al kloppen al je stellingen, is het niet
noodzakelijk dat de getrokken conclusie waar is (zwarte zwanen bestaan ook). Inductie is dus
meer een verzameling aan bewijs. Soms kan je uit bewijs ook twee logische conclusies
trekken. Bij abductie wordt er dan gekozen voor de conclusie die het ‘beste’ is. Welke
conclusie wordt het beste uitgelegd door de argumenten.
Thought Experiments and Moral Intuitions
Gedachte-experimenten zijn hypothetische situaties die gebruikt worden om diep nadenken
te stimuleren. Bij Gedachte-experimenten komen je morele intuïties naar boven. Je intuïties
bepalen voor jou wat goed of fout is of welke keuze je moet maken. Iets wat contraintuïtief
is hoeft niet per se fout of onwaar te zijn. Morele intuïties kunnen gebruikt worden om een
theorie te ondersteunen, om voor tegenvoorbeelden te zorgen, om vraagtekens te zetten bij
ons moreel denken en om een moreel argument te ontwikkelen.
Special Moral Arguments
Naast bovengenoemde methodes zijn er nog een paar methodes die bij morele filosofie van
nut zijn:
Universalisatie: Je test wat goed of fout is door de vraag te stellen wat als niet alleen
deze persoon of deze situatie zo is of doet, maar dat iedereen zo is of dit zou doen.
Feit/waarde onderscheid: Wat in de geschiedenis is gebeurd of wat in het heden
gebeurt zegt niet dat dat het juiste is om te doen.
Slippery slope: Iets klein en relatief onschuldigs kan tot grote slechte dingen leiden,
dus zou dat kleine al niet gedaan moeten worden. Vaak wordt de slippery slope
gebruikt als drogreden, maar het kan van nut zijn om dieper na te denken over de
gevolgen van ons gedrag.
De leer van het dubbeleffect: Wordt veel gebruikt bij oorlogsethiek. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen intentie en gevolgen zijn voorzien maar waren zonder
intentie. Gedrag en acties kunnen een bepaald doel hebben, maar ook een
onbedoeld extra gevolg, een dubbeleffect. Als het doel goed is, is het gedrag volgens
, de leer van het dubbeleffect ook goed, mits het onbedoelde gevolg in proportie staat
met het doel.
Biases In Reasoning
Mensen maken vaak fouten. Sommige fouten kunnen een grote invloed hebben op ons
redeneren en onze morele intuïtie. Door iets op een bepaalde manier te formuleren kun je
iemands gedachten en intuïtie beïnvloeden. Dit wordt framing genoemd. Een ander
probleem is de confirmation bias. Hierbij let iemand alleen maar op informatie die zijn of
haar opvatting onderbouwt of ziet wat hij/zij graag zou willen zien. (Hierom worden
medicijnen dubbelblind getest). Emoties spelen hierbij ook een rol. Door je emoties kan je
afgeleid raken, maar dit betekent niet dat we emoties bij morele kwesties moeten afwijzen.
Chapter 2: Cultural Relativism
The Variety of Moral Practices
Morele evaluaties veranderen niet alleen met de tijd, maar verschillen ook per cultuur of
plek. Dit maakt het duidelijk dat niet het ene juist is en het andere fout. Aan de andere kant
kun je ook vraagtekens zetten bij extreem grote verschillen tussen culturen (iedereen mag
autorijden vrouwen mogen niet rijden).
Objectivism or cultural relativism?
Er zijn twee manieren om naar de morele verschillen tussen tijd en plek te kijken.
Universalisme zegt dat voor iedereen dezelfde normen en waarden geld. Er is dus één set
aan juiste opvattingen, de rest is fout. Universalisme is gebaseerd op het objectivisme dat
ervanuit gaat dat er niet alleen morele waarden universeel zijn, maar dat deze feiten van de
wereld reflecteert die niet afhankelijk zijn van menselijke beslissingen en gedragingen.
Welke opvatting correct is, is eigenlijk een vraag uit de meta-ethiek. Sommige filosofen
beweren dat objectivisme intuïtief naar boven komt uit onze morele gedachten.
Objectivisme gaat ervanuit dat waarden bestaan ongeacht wat mensen hiervan denken. Dit
wordt ook wel moreel realisme genoemd. Maar kan je dit bewijzen, hoe zijn filosofen tot dit
idee gekomen? Plato beschrijft de natuur van objectieve waarden als form of the good. Net
als dat er een vorm van een cirkel bestaat. Wat hebben alle goede dingen gemeen? Iets
hoeft niet perfect te zijn om aan die form of the good te voldoen (wiebelige cirkel tekenen).
Andere filosofen geloven dat we niet per se hoeven te begrijpen wat waarden precies zijn
om te kunnen zeggen dat waarden bestaan en dat er dus ethische waarheden kunnen zijn.
Tegenover het objectivisme staat het cultureel relativisme. Het cultureel relativisme gaat
ervan uit dat moraliteit wordt bepaald door cultuur en tijd, maar dat er geen objectieve
waarheid van moraliteit bestaat en dus andere gebruiken niet bekritiseerd kunnen worden.
Relativism and pseudo-Relativism
Cultureel relativisme claimt dat goed en fout alleen begrepen kan worden in een specifieke
culturele of sociale context, dus we moeten verschillen respecteren. Deze conclusie voldoet
aan logische validiteit. Maar als iedereen die verschillen moet respecteren is dat een
universele waarde en dus spreekt het cultureel relativisme zichzelf tegen. Het pseudo-
relativisme (liberalisme) gaat hiermee om door te zeggen dat er één universele regel is: Elke
cultuur heeft het recht op morele zelfbeschikking. Dit geldt zolang culturen elkaars bestaan
en het bestaan van individuen niet bedreigen. In de geschiedenis zijn om deze reden