Uitvoering Preventie
Voorlichting: Voldoende beweging bij COPD
Naam: Wendy van Zanten
Studentnummer: 17052327
Docent begeleider: Anita Ham
Praktijkbegeleider: Anja Scheringa
Datum: 16 november 2021
,Inhoud
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
Achtergrond............................................................................................................................................. 3
Behoefte van deze soort preventie ......................................................................................................... 4
Doelgroep en doel ................................................................................................................................... 5
Toepassen van zelfmanagement ............................................................................................................. 5
Intervention Mapping ............................................................................................................................. 6
Koppeling CanMEDS-rollen ..................................................................................................................... 9
Beoordelingscriteria .............................................................................................................................. 11
Reflectieverslag – Uitvoering Preventie ................................................................................................ 13
Bewijsstukken – Uitvoering Preventie................................................................................................... 17
Literatuurlijst ......................................................................................................................................... 24
Bijlagen .................................................................................................................................................. 26
Bijlage 2: Beweegkaart Longfonds .................................................................................................... 30
Bijlage 3: Beoordeling Preventie uit de praktijk ................................................................................ 31
,Inleiding
Dit preventieplan zal worden opgesteld in opdracht van het HagaZiekenhuis en de Haagsche Hogeschool, en zal
uitgevoerd worden op de afdeling Longziekten. In overleg met mijn praktijkopleider en werkbegeleider is er voor
gekozen om een preventieplan op te stellen ten aanzien van voldoende beweging bij COPD-patiënten. Dit idee is
tevens met andere verpleegkundigen van de afdeling gedeeld, en hier kwamen positieve en enthousiaste
reacties op. Voor deze opdracht is er voor gekozen om de stappen van Intervention Mapping te doorlopen, om
vervolgens tot een interventie te komen om het gezondheidsprobleem aan te pakken (Sassen, 2017, p. 151-153).
Omdat ik momenteel stageloop op de longafdeling is er voor gekozen om een preventieplan op te stellen voor
patiënten met COPD. COPD komt in Nederland bij 613.800 patiënten voor, en zal volgens de WHO in 2030 de
derde grootste doodsoorzaak zijn (Volksgezondheidenzorg, z.d.). COPD staat daarmee op de zesde plaats van
ziektes die de hoogste sterfte van Nederland veroorzaken. Tevens staat COPD op plaats vier in de top tien wat
betreft ziektelast (Volksgezondheidenzorg, z.d.). In 2040 zal COPD op plaats zes terug te vinden zijn op de lijst
met aandoeningen met de meest ervaren ziektelast (RIVM, z.d.).
Onderstaande preventie zal gericht worden op bewegingsadviezen voor inactieve / bedlegerige COPD-patiënten
op de afdeling Longziekten van het HagaZiekenhuis. Uit eigen ervaringen en uit rapportages van andere
verpleegkundigen en disciplines, zoals fysiotherapie en longartsen, is gebleken dat patiënten met COPD in veel
gevallen erg inactief zijn. De patiënten komen in veel gevallen niet van hun kamer af en liggen het grootste deel
van de dag op bed. Patiënten met COPD hebben last van klachten zoals kortademigheid, aanhoudende hoest,
het ophoesten van sputum en vermoeidheid, waardoor zij het lastig vinden of angstig zijn om te bewegen (Perez-
Rubio et al., 2019, p. 49). Redenen die worden beschreven waarom patiënten tijdens een ziekenhuisopname
weinig bewegen zijn onder andere pijn, vermoeidheid, het gebruik van medische hulpmiddelen zoals een katheter
of intraveneuze lijnen, de behoefte aan hulp met daarbij een gebrek aan personeel om ondersteuning te bieden
tijdens lichamelijke activiteit. Patiënten geven aan dat zij merken dat verpleegkundigen prioriteiten gaven aan
andere taken, en onvoldoende tijd hadden om te ondersteunen bij het mobiliseren (Meesters, Conijn, Vermeulen
& Vliet Vlieland, 2019). Daarnaast zijn er nog een aantal andere barrières waardoor COPD-patiënten in de
thuissituatie niet voldoende bewegen. Zo geeft 33% van de patiënten aan dat zij onvoldoende geïnformeerd zijn
over de mogelijkheden tot lichamelijke activiteit na hun opname (Meesters, Conijn, Vermeulen & Vliet Vlieland,
2019). Daarnaast werden onder andere de kosten voor onderhoudssessies van een fysiotherapeut of
abonnement bij een sportfaciliteit, en de nabijheid daarvan, als een barrière gezien (Perez-Rubio et al., 2019, p.
49). Tevens is er onvoldoende en onduidelijke informatie over hoe lang en welke activiteiten patiënten uit kunnen
voeren om de conditie op peil te houden, dit geldt voor zowel tijdens als na de opname (Robinson et al., 2018, p.
6-7). Deze informatie ontbreekt zowel bij de patiënten, als bij de verpleegkundigen van de afdeling. Zo weten
patiënten niet welke oefeningen zij zelfstandig uit kunnen voeren, en is het voor verpleegkundigen onduidelijk op
welke manier een patiënt het beste dient te mobiliseren. Het ontbreekt aan informatie vanuit de fysiotherapie naar
de verpleegkundigen over welke oefeningen en met welke frequentie deze gedaan dienen te worden. Er wordt in
de meeste gevallen alleen aangeraden om drie maal per dag te mobiliseren, en daar blijft het dan bij. Als tweede
wordt er onvoldoende tijd ervaren om alle patiënten daadwerkelijk te kunnen ondersteunen tijdens het
mobiliseren. Dit is het gevolg van een hoge afdelingsbezetting en een tekort aan personeel. Daar tegenover staat
dat bewegen bij COPD een aantal belangrijke voordelen heeft, waardoor de kwaliteit van leven zal vergroten.
Voordelen van het bewegen bij COPD zijn onder andere dat klachten af kunnen nemen, de conditie verbeterd,
patiënten zich minder snel benauwd zullen voelen, patiënten meer energie zullen ervaren en een kleinere kans
hebben een longaanval of ziekenhuisopname (Longfonds.nl, z.d.-c).
Achtergrond
De afkorting COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease en is een verzamelnaam voor chronische
bronchitis en longemfyseem. Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën, ook wel vertakkingen van de luchtpijp
, naar de longen genoemd, altijd ontstoken. Bij longemfyseem gaan de longblaasjes langzaam verloren, waardoor
er minder zuurstof in het bloed komt, en afvalstoffen moeilijker afgevoerd kunnen worden (Longfonds.nl, z.d.-b).
Patiënten met COPD hebben last van onder andere de volgende klachten: benauwdheid, hoesten, slijm
ophoesten, kortademigheid, vermoeidheid, weinig spierkracht en gewichtsverandering (Longfonds.nl, z.d.-a).
De World Health Organisation (2020, p. 32) adviseert dat volwassenen (18 – 64 jaar) minimaal tweeënhalf uur
per week moeten bewegen. Echter voldoen patiënten met COPD in veel gevallen niet aan deze beweegnorm.
Omdat zij vaak benauwd zijn, moeten hoesten en kortademig zijn, verbruikt het lichaam veel energie. Het lichaam
is bovendien steeds aan het vechten tegen de ontstekingen in de longen, waardoor patiënten snel buiten adem
en moe zijn. Hierdoor worden zij in veel gevallen belemmerd in hun dagelijkse activiteiten, en komen zij niet aan
voldoende beweging. Beweging is een bewezen factor die kan helpen om achteruitgang van de conditie te
voorkomen. De meest aanbevolen vorm van beweging betreft wandelen, gevolgd door fietsen, krachttraining en
aerobics. COPD-patiënten wordt geadviseerd om 20 – 45 minuten per dag te bewegen. De beweging dient naar
eigen vermogen te worden uitgevoerd. Hierbij geld als advies om meerdere malen per dag kort te bewegen, dan
eenmaal per dag lang actief te zijn (Lewthwaite, Effing, Olds & Williams, 2017, p. 233-234). Ouderen die tien
dagen in bed liggen, verliezen elf tot veertien procent van hun spierkracht, en verliezen tot wel twaalf procent van
zowel hun uithoudingsvermogen als hun longcapaciteit (Antonius Ziekenhuis, 2016, p. 3). Om beweging onder
patiënten te bevorderen is het relevant om specifieke doelgroepen te informeren over het belang van bewegen
voor de gezondheid, en over het aanbod aan sport- en beweeginterventies. Het is hierin de taak van de
verpleegkundige om de inactiviteit te signaleren, beweegadvies te geven of door te verwijzen naar een
beweeginterventie (Volksgezondheidenzorg, z.d.).
Om dit plan tot een succes te maken dient er een juiste afstemming te komen tussen de verschillende disciplines,
en dient het duidelijk te zijn wat er van welke discipline verwacht wordt. Dit zal hieronder worden beschreven. De
verpleegkundige is er in eerste instantie voor verantwoordelijk om het lage activiteitenniveau bij een patiënt te
signaleren. Vervolgens dient zij in het verpleegplan het verpleegprobleem ‘Mobiliteitstekort’ aan te maken.
Daarnaast dient de verpleegkundige de patiënt te informeren over het belang van voldoende beweging tijdens
een ziekenhuisopname, en de gevolgen die het met zich mee brengt als er te weinig wordt bewogen. Vervolgens
bespreekt zij haar observaties met de arts, die op zijn beurt de fysiotherapie in consult dient te vragen. Het
inschakelen van de fysiotherapie wordt gedaan met het oog op de gezondheidstoestand van de patiënt: deze
mag niet verder achteruitgaan, en hier zien we het liefst voor ontslag nog verbetering in. De fysiotherapeut maakt
op zijn beurt een inschatting van wat een patiënt precies nodig heeft om verdere achteruitgang te voorkomen.
Hieruit zal de fysiotherapie een advies schrijven over welke activiteiten de patiënt uit kan voeren, en hoe vaak dit
dient te gebeuren. De verpleegkundige dient dit advies vervolgens over te nemen in het activiteitenplan. Als
laatste rapporteert de verpleegkundige haar bevindingen / observaties tijdens de mobilisatie van de patiënt. Door
dit op te nemen in het activiteitenplan is het voor iedereen duidelijk welke activiteiten de patiënt die dag dient te
voltooien, en is het mogelijk om het beloop hiervan in kaart te brengen. Voor het ontslag dient de
verpleegkundige de mate van activiteit te bespreken met zowel de fysiotherapeut als de arts, waarna er besloten
kan worden om een doorverwijzing mee te geven naar een beweeginterventie voor de thuissituatie, zoals
bijvoorbeeld het continueren van fysiotherapie of het inzetten van revalidatie.
Behoefte van deze soort preventie
Het valt mij op dat de patiënten die op de afdeling Longziekten worden opgenomen, weinig initiatief tonen om te
bewegen. Zij krijgen elke dag fysiotherapie aangeboden en maken hier dan ook gebruik van. Dit zijn echter
sessies van tien tot twintig minuten, waardoor er met alleen deze sessies niet wordt voldaan aan de beweegnorm
van dertig minuten per dag. Echter komen de patiënten buiten de sessies fysiotherapie nauwelijks van hun kamer
af, en liggen zij het grootste deel van de dag op bed. En dat terwijl bewegen voor COPD-patiënten juist zo
belangrijk is. Er is namelijk wetenschappelijk aangetoond dat inactiviteit van deze patiëntengroep leidt tot verdere
achteruitgang van het ziektebeeld, een toename van de ervaren klachten en tevens meer én langere