Samenvatting jurisprudentie
Week 1
Arresten:
HR NS: alleen normale stakingen vallen onder 6 lid 4 ESH (geen abnormale acties);
HR Amsta/Enerco: allerlei vormen van collectieve actie vallen onder 6 lid 4 ESH, als ze
kunnen bijdragen aan het onderhandelen over collectieve arbeidsvoorwaarden;
o 74 - HR 30 mei 1986 (NS)
Essentie
Essentie
Artikel 6, vierde lid, ESH ziet ook op acties die zich tegen de overheid richten.
Rechtsregel
Voor het vaststellen of de collectieve acties rechtmatig waren, wordt getoetst aan artikel 6, vierde
lid, Europees Sociaal Handvest. Deze bepaling kan een ieder verbinden. De acties keerden zich tegen
de werkgever, maar richtten zich ook tegen de overheid, namelijk stiptheidsacties,
werkonderbrekingen en stakingen. Onder artikel 6, vierde lid, ESH kunnen ook dit soort acties, die
zich tegen de overheid richten, vallen. De acties waren dan ook rechtmatig.
Inhoud arrest
Een aantal werknemers van de NS voerden van 17 oktober 1983 tot en met 5 december 1983 onder
leiding van de vakbonden collectieve acties uit. Dit doen ze omdat de minister van Sociale zaken het
voornemen had om in de arbeidsvoorwaarden in te grijpen (die in een cao horen te worden
vastgelegd) door de brutosalarissen te verlagen en de prijscompensatie te laten vervallen.
De NS dagvaardt de vakbonden voor de rechtbank en vordert hen te bevelen het persoon van NS op
te roepen te stoppen met de acties en ten tweede de bonden te verbieden om op te roepen tot of
steun te geven aan deze acties en/of stakingen. De vakbonden dienen een verweerschrift in. De
rechtbank wijst de vordering bij vonnis van 4 november 1983 af.
De NS gaat in hoger beroep bij het hof Amsterdam. Bij arrest van 15 november 1984 bekrachtigt het
hof het vonnis van de rechtbank. De NS gaat in cassatie.
De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de NS in de kosten van het geding.
Rechtsregel:
i. Staken valt onder art. 6 lid 4 ESH en de actie was gedekt in beginsel rechtmatig
mits staken is ingezet als laatste redmiddel (ultimum remedium)
mits de staking tijdig is aangezegd
ii. Tenzij de actie, gelet op de zorgvuldigheid dir krachtens art. 6:162 BW in het maatschappelijk
verkeer in acht moet worden genomen ten aanzien van de persoon en de goederen van
deren in zodanige mate inbreuk maakt op de in (thans) artikel G ESH aangewezen rechten
van derden of algemene belangen dat beperkingen, maatschappelijk gezien dringend
noodzakelijk zijn.
iii. Tot slot geldt een andere beoordeling van andere actievormen dan algehele werkstaking
(faire actie).
Hoewel de acties zich keerden zich tegen de werkgever, maar zich ook richtten tegen de overheid,
namelijk stiptheidsacties, werkonderbrekingen en stakingen, viel de staking wel onder art. 6 lid 4
ESH. De acties waren dan ook rechtmatig.
o 85- HR 19 juni 2015 (Amsta)
Naleving van de ‘spelregels’ is niet langer een zelfstandige voorwaarde voor de rechtmatigheid van
een collectieve actie. Wel zijn de spelregels nog steeds van belang als gezichtspunten bij de vraag of
de uitoefening van het recht op collectief optreden (art. 6 onder 4 ESH) in een concreet geval dient te
worden beperkt of verboden langs de weg van art. G ESH. Andere gezichtspunten zijn:
De aard en duur van de actie;
1
, De verhouding tussen de actie en het daarmee nagestreefde doel;
De daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de werkgever of derden; en
De aard van die belangen en die schade.
Rechtsregel:
Naleving van de ‘spelregels’ is niet langer een zelfstandige voorwaarde voor de
rechtmatigheid van een collectieve actie.
De spelregels nog steeds van belang als gezichtspunten bij de vraag of de uitoefening van het
recht op collectief optreden (art. 6 onder 4 ESH) in een concreet geval dient te worden
beperkt of verboden langs de weg van art. G ESH.
Andere gezichtspunten zijn de aard en duur van de actie, de verhouding tussen de actie en
het daarmee nagestreefde doel, de daardoor veroorzaakte schade aan de belangen van de
werkgever of derden, en de aard van die belangen en die schade.
Speciaal gezichtspunt: collectieve actie treft bijzondere kwetsbare personen
HR 8 juni 2007, JAR 2007/162
Weigering kan ook onrechtmatig zijn indien kleine vakbond, die reeds lange tijd cao-partij is geweest,
van onderhandelingen voor nieuwe cao wordt uitgesloten.
Een terughoudende toets vindt plaats als vakbond toegang wordt geweigerd tot onderhandelingen
over aanpassing bestaande cao, waarbij hijzelf geen partij is geweest.
Daar zie je dat een terughoudener toets plaatsvindt. Dat je eigenlijk minder snel voor elkaar krijgt bij
de rechter om toch aan de onderhandelingstafel terecht te komen. Wat was er in de zaak aan de
hand? Er was een cao kinderopvang en die was gesloten tussen de NO groep en de CNV/FNV en de
Unie. Een cao uit 2005. Er kwam een nieuwe cao, een andere cao in de kinderopvang namelijk cao
branche Kinderopvang (BKN cao). Deze was gesloten tussen de BV OK en de Unie. De BV OK kon zich
niet vinden in die andere kinderopvang en die had een eigen cao gesloten. Die cao kinderopvang die
was AVV verklaard en die BKN cao had dispensatie gekregen en die mocht ook een eigen cao hebben.
Waarom moest die BKN cao worden aangepast? Dat had te maken met wijzigingen in de
ziektekostenregelingen en de prepensioen in 2005. Die cao’s hadden aanpassing van die BKN cao
waar zij niet aan tafel hadden gezet en de voorzieningenrechter had die vordering afgewezen (nee,
ABVAKABO FNV mag daar niet over meepraten) en toen cassatie ingesteld en de HR volgt de
redenering van de voorzieningenrechter. De vakbond moet dan duidelijk maken waarom hij nu wel
wenst deel te nemen aan het overleg en waarom dit overleg nu wel kans van slagen heeft. In eerste
instantie kwamen ze met de werkgeversorganisatie er niet uit en had die werkgeversorganisatie een
eigen cao gesloten. Waarom zou je nu wel met die werkgeversorganisatie tot overeenstemming
kunnen komen? En zegt de HR i.v.m. vrijheid van onderhandelen is er niet zonder meer een plicht tot
toelating, ook als de vakbond representatief is, als partijen gerechtvaardigde verwachting hebben dat
daardoor overleg wegens fundamenteel gebrek aan overeenstemming niet tot resultaat zal kunnen
leiden. Hier zit ook het probleem: je kan er eerst niet over uit met aanvang van de cao. Dan moet die
cao worden aangepast en nu zeg je dat er nu wel over wil gaan praten. Dan moet je ook aangeven
waarom dat nu opeens wel kan. De HR legt enige ruimte naarmate belangen bij toelating evenwel
groter/urgenter zijn, zullen argumenten tegen toelating van meer gewicht moeten zijn om weigering
te kunnen rechtvaardigen. Dit is net iets anders als het gaat over een NIEUWE cao. Dit gaat over een
wijziging/aanpassing van een cao en dan moet je dingen extra aantonen dat het nu wel
overeenstemming in het verschiet ligt. Dit recht op toelating tot de cao onderhandelingstafel moet je
wel onderscheiden van het recht om contractspartij te zijn want dat recht bestaat er dus in principe
niet. Ook al ben je toegelaten tot de onderhandelingen betekent niet dat de werkgever verplicht is
om met de vakbond een cao af te sluiten.
HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077 (Enerco)
2
, Het enkele feit dat een stakingsactie wordt uitgevoerd in een ander bedrijf dan dat van de
werkgever, brengt nog niet mee dat deze actie buiten de reikwijdte van art. 6 onder 4 van het
Europees Sociaal Handvest (ESH) valt. Het gaat erom of een dergelijke stakingsactie redelijkerwijs kan
bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De
onrechtmatigheid van zo’n stakingsactie kan niet alleen worden gegrond op het feit dat een derde
aanzienlijke schade lijdt, maar moet worden beoordeeld aan de hand van de omvang van de schade,
de betrokken belangen en de relevante overige omstandigheden van het geval.
‘Besmetverklaring’
Enerco exploiteert een kolenwasserij op het terrein van Rietlanden aan een haven in Amsterdam. Op
dit terrein vonden collectieve acties plaats van vakbonden FNV en HZC. Zeeschip Evgenia wordt
daardoor niet gelicht. De bonden hebben hun kaderleden bij andere overslagbedrijven verzocht zich
solidair te verklaren met de acties bij Rietlanden en de schepen van klanten van Rietlanden niet te
lossen. Dit werk werd ‘besmet verklaard’. Het werk aan de Evgenia wordt daardoor niet elders
verricht. De vraag was of deze besmetverklaring geoorloofd was en deze actievorm valt onder art. 6
lid 4 ESH en zo ja of de bonden met de actie een disproportionele breuk hebben gemaakt op de
belangen van Enerco en daardoor jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld.
Hoge Raad:
Werknemersorganisaties zijn in beginsel vrij in de keuze van middelen om haar doel te bereiken (r.o.
3.5.2). Bij de vraag of (nog) sprake is van een collectieve actie in de zin van art. onder 4 ESH is voorval
van belang “of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op
collectief onderhandelen”, en dat als dit het geval is “de uitoefening van het recht op collectief
optreden slechts kan worden beperkt langs de weg van art. G ESH, overeenkomstig hetgeen op dat
punt is aanvaard in de rechtspraak van de Hoge Raad” (r.o. 3.6). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn
indien de besmetverklaring Enerco kan prikkelen druk uit te oefenen op Rietlanden. De enkele
omstandigheid dat Enerco als gevolg van de besmetverklaring aanzienlijke schade leek kan niet
zonder meer meebrengen dat de besmetverklaring onrechtmatig is. Uitgangspunt bij collectieve
acties ex art. 6 onder 4 ESH is dat daarmee een zwaarwegend belang wordt gediend (r.o. 3.8.2).
Rechtsregel: Het enkele feit dat een stakingsactie wordt uitgevoerd in een ander bedrijf dan dat van
de werkgever, brengt nog niet mee dat deze actie buiten de reikwijdte van art. 6 onder 4 van het
Europees Sociaal Handvest (ESH) valt. Het gaat erom of een dergelijke stakingsactie redelijkerwijs kan
bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. De
onrechtmatigheid van zo’n stakingsactie kan niet alleen worden gegrond op het feit dat een derde
aanzienlijke schade lijdt, maar moet worden beoordeeld aan de hand van de omvang van de schade,
de betrokken belangen en de relevante overige omstandigheden van het geval.
Relevante wetsartikelen: art. 6 onder 4 ESH en art. G ESH.
Noot: Uit dit arrest is wel afgeleid dat de Hoge Raad hiermee in feite heeft beslist dat de
spelregeltoets geplaatst moet worden in de sleutel van de beperkingsmogelijkheid die in art. G ESH is
voorzien, en daarmee dus niet als ‘drempel’ of beslissend vereiste voor de toelaatbaarheid van een
collectieve actie zou fungeren. Het standpunt van FNV uit FNV/Amsta sluit hier bij aan.
Hof Den Haag 22 september 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2555
De Staat en KBvG gingen tegen het vonnis in hoger beroep bij het Hof Den Haag en stelden zich op
het standpunt dat de actie van de politiebonden onrechtmatig is, omdat de actie:
1. de uitvoering van de wettelijke taak van de gerechtsdeurwaarder in essentiële mate onmogelijk
maakt, waardoor de rechtsstaat niet goed functioneert, hetgeen een (ontoelaatbare) beperking
oplevert van het recht op een ‘fair trial’ van derden (art. 6 EVRM); en
3