Inleiding A: Personen en
Gebeurtenissen
Personen
Hoofdstuk 1 De tijd van jagers en verzamelaars
Ötzi= de oudste ijsmummie die ooit werd gevonden (1991) in de Ötztaler Alpen.
De man behoorde tot een boerenbevolking in Zuid-Tirol en was vermoedelijk een
herder die in de zomer schapen en geiten hoedde op de hooggelegen
bergweiden. Hij had vermoedelijk een zwaar bestaan neus en ribben breuken,
knieën en onderrug waren versleten. Door een pijlschot in zijn rug om het leven
gekomen.
Natufiërs= leefden 9 000 v. C. in de streek van Jericho en de Dode Zee. Van
oorsprong jagers-verzamelaars maar door een bijzonder rijke omgeving hadden
ze de neiging op één vaste plaats te blijven wonen. Zo ontstond er voor de
invoering van de landbouw de eerste nederzetting die leefde van de landbouw. Er
ontstond voor het eerst een afhankelijkheidsrelatie met de natuur, de tarwe kon
niet voortbestaan zonder de verspreiding van de mens, de mens kon gevoed
worden door de tarwe. Zij kregen in de gate dat het houden van dieren meer
opleverde dan het jagen op dieren.
Het meisje van Yde= het lijk van het meisje van Yde is geconverseerd in een
veenmoeras in Drenthe bij het dorpje Yde. In 1993 is er een gezichtsreconstructie
gemaakt. 1897 is ze gevonden. Leefde rond de jaartelling, was rond haar dood 16
jaar oud, waarschijnlijk is ze gewurgd. De helft van haar haar was afgeschoren,
ze liep waarschijnlijk mank. Het meisje is ritueel gewurgd en aan de goden
geofferd door haar in het veen te werpen. Dit kan omdat ze mank liep en
daardoor minderwaardig was of omdat ze ergens voor gestraft werd.
Soemeriërs= oudste hoog ontwikkelde bewoners van Mesopotamië, zij vinden
omstreeks 3300 v.C. het schrift uit. Ontstaan uit de behoefte om de administratie
van de voorraden goed bij te kunnen houden. Vaak werd klei gebruikt om op te
kerven, van streepjes volgde tekeningen die op een gegeven moment voor een
woord gingen dienen. Met woorden voor zichtbare dingen kon je uiteindelijk ook
woorden voor onzichtbare dingen maken.
Gilgamesh= is een koning in Uruk rond 2620 v.C., word beschreven als twee
derde god en een derde mens. Bekend door het Gilgamesh-epos, samengestelde
verzameling van heldenverhalen met Gilgamesh als hoofdpersoon. Dit maakt het
Gilgamesh-epos als een van de oudste literaire werken.
Babyloniërs= volk dat leefde in Babylonische rijk, een koninkrijk in
Mesopotamië van 1800-539 v.C. Het is een beschaving dat ontstond door
veroveringen.
Hammoerabi= Babylonische koning en maker van het oudste wetboek ter
wereld (1796-1750 v.C.). Op een stenen zuil liet hij 282 wetsartikelen vastleggen
in spijkerschrift (ontwikkeld door de Egyptenaren).
,Nebukadnezar= Babylonische koning die de joden vanuit Palestina in
ballingschap had weggevoerd.
Egyptenaren= een bevolking die leefde op de smalle strook vruchtbare grond
langs de Nijl in Egypte. De cultuur in deze gebieden verschilde in zoveel
opzichten van die van de vroege landbouwers uit de prehistorie dat er wordt
gesproken van ‘oude beschavingen’. Ze ontwikkelde het schrift, complexe
politieke organisatievormen waaronder stadstaten en een koninkrijk.
Ramses II (1300 v.C.- 1213 v.C.)= ook wel Ramses de Grote genoemd, een
van de grootste farao’s aller tijden. Hij was een groot veldheer en bouwer.
Echnaton= Farao, brak met de oude Egyptische tradities. Nam als oppergod de
godheid Aton, de zonneschijf monotheïstisch
Toetankhamon=
Howard Carter (1874-1939)= archeoloog die wereldberoemd werd door de
ontdekking van het graf van de Egyptische farao Toetanchamon.
Hoofdstuk 2 De tijd van Grieken en Romeinen
David= de 2e koning van het koninkrijk Israël. Hij was een voorouder van Jezus
via Jozef. Rechtvaardige koning, gewaardeerd krijger, muzikant en dichter, word
gecrediteerd voor het samenstellen van de vele psalmen van het Boek der
psalmen. Bekend voor het neerhalen van de reus Goliath met een steen uit zijn
slinger.
Salomon= zoon van koning David, ook wel jedidiah genoemd. Bouwer van de
eerste tempel in Jeruzalem. Stond bekend om zijn wijsheid.
Homerus= was een Grieks dichter en zanger die leefde in de tijdsperiode van
800 v.C. tot 750 v.C. bekend van de gedichten de Ilias en de Odyssee. Ilias is het
werk over de strijd in Troje.
Thucidydes= (460-396) heeft de eretitel ‘vader van de geschiedschrijving’
omdat hij onderscheid maakte tussen oorzaken, aanleidingen, directe gevolgen
en gevolgen op lange termijn. Was opmerkelijk kritisch tegenover zijn bronnen.
Schrijver van het boek de Peloponnesische Oorlog.
Solon= (638-558) kreeg in 594 de opdracht om Athene te hervormen. Schafte de
schuldslavernij af en deelde het volk in 4 vermogensklassen. Iemands bezit werd
vanaf dat moment belangrijker dan de afkomst. De 2 hoogste klassen kregen de
belangrijkste openbare ambten, de 3e klasse mochten lagere functies vervullen
en de 4e klasse waren vaak landloze burgers die werden buitengesloten van de
ambten maar wel mochten komen op de volksvergadering.
Kleisthenes= (570-507) maakte in 510 een einde aan de tirannie van
Peisistratos en diens zonen en ging een openlijk bondgenootschap aan met het
volk van Athene. Hij ontnam de aeropaag een groot deel van zijn bevoegdheden
en verhief de volksvergadering tot de plaats waar door handopsteking van alle
Atheense mannen de belangrijkste beslissingen werden genomen. Stelde een
raad van 500 (boulé) op die fungeerde als het dagelijks bestuur. Om te
voorkomen dat er nog een tirannie ontstond introduceerde Kleisthenes het
ostracisme, het schervenrecht. Gaf Athene een uniek bestuurssysteem: een
directe democratie.
, Perikles= (495-429) hartstochtelijk voorstander van de democratie. Een Atheens
staatsman bekend om zijn rede die hij in 430 v.C. hield. Hij vond dat naar de stem
van de burger geluisterd moest worden, dat iedere burger gelijk was voor de wet,
en dat iedereen vrijuit moest kunnen spreken. Iedereen was welkom in Athene,
alles wat nieuw was werd besproken en een kritische geest werd op prijs
gesteldculturele leven. Debat tegen Aristoteles en Plato.
Sokrates= (470-399) Griekse filosoof, vond dat de mens om gelukkig te worden
zijn eigenbelang ondergeschikt moest maken aan het algemeen belang en zich
moest houden aan maatschappelijke spelregels. Hij was maar op een ding uit
zijn medeburgers verlokken tot een goed gesprek over ethische kwesties. Werd
ter dood veroordeeld op beschuldiging van het corrumperen van de jeugd en het
loochenen van de goden van de stad. Moest de gifbeker drinken.
Aristoteles = (384-322 v.C.) leerlingen van Plato op de Academie. Twijfelde aan
de democratie, hij vond het een onverantwoordelijke, op het eigenbelang
gerichte en instabiele staatsvorm. Onderscheidde 3 staatsvormen: een regering
van een persoon (monarchie), of een beperkt aantal magistraten met onbeperkte
bevoegdheden, een regering van een elite (aristocratie, oligarchie), en een
regering van het volk (democratie). Hij pleitte voor een gemengde staatsvorm
waarin deze 3 elkaar in evenwicht zouden houden. Vond dat er geen
metafysische wereld bestond, de mens had geen ziel en er bestond geen leven
na de dood.
Plato = (429-347) leerling van Sokrates, hij schreef alles op wat Sokrates vond.
Stichtte zijn eigen school de Academie. Plato vond dat een polis bestond uit 3
groepen mensen: de rusteloze en redeloze massa, de groep die over daadkracht
beschikte en de groep van filosofen die over ware kennis beschikte. Zijn
antwoord op het relativisme was zijn vormen/ideeën leer. Er bestaan 2 werelden:
een bovennatuurlijke, metafysische wereld en de zintuigelijk waarneembare
wereld.
Alexander de Grote= (336-323) koning van Macedonië, opgevoed door
Aristoteles waardoor hij een groot liefhebber was voor de Griekse cultuur. Als
antwoord voor de Grieken wilde hij wraak nemen op de Perzen, versloeg de
Perzische vorst waardoor zijn rijk flink werd vergroot. Ging dood door Malaria.
Door zijn veroveringen verspreidde de Griekse cultuur zich over een immens
gebied. Aangevuld door de Perzische en andere oosterse culturen ontwikkelde zij
zich tot een wereldcultuur: het hellenisme.
Hannibal= (247-183) leider van een Carthaags leger tijdens de 2 e Punische
oorlog. Leger bestond uit diverse nationaliteiten, wagens, krijgsmachines,
olifanten en trok vanuit Spanje de Alpen over. De tocht kostte duizenden levens
maar maakte wel veel indruk om de romeinen. Hannibal versloeg een aantal
Romeinse legers en de bondgenoten in het Noorden liepen over naar zijn zijde.
Toch moest Hannibal zich terugtrekken omdat de romeinen voorkwamen dat
Hannibal versterkingen kon laten aanvoeren, en Quintus Fabius trad tactisch
sterk op. 201 sloten ze een vredesverslag waarbij Spanje werd teruggegeven aan
het Romeinse Rijk.
Tiberius Gracchus= diende een wetsvoorstel in om het staatsland te verdelen
onder de boeren. Geheel tegen de traditie in had hij de senaat niet om advies
gevraagd, hierdoor werd hij door aanhangers van het senaat doodgeknuppeld. Hij