WEEK 2: S TEMMINGSSTORNISSEN
KLINISCHE PSYCHOLOGIE – THEORIEËN EN PSYCHOPATHOLOGIE
H OOFDSTUK 12 – D EPRESSIEVE - EN B IPOLAIRE STEMMINGSSTOORNISSEN
De DSM-5 classificatie van stemmingsstoornissen
Een stemmingsstoornis is een langdurige of extreme ontstemming waarbij ook andere symptomen aanwezig zijn en waarbij
het dagelijks functioneren wordt beperkt. In de DSM-5 worden twee soorten stemmingsstoornissen van elkaar
onderscheiden: depressieve stemmingsstoornissen en bipolaire en aanverwante stemmingsstoornissen. Hierbij wordt
onderscheid gemaakt tussen depressieve, manische of hypomane episodes.
- Depressieve episode: Minstens twee weken symptomen die minstens bestaan uit een depressieve stemming of
het verlies aan interesse en plezier.
- Manische episode: Minstens een week voortdurend overdreven of uitgelaten of een prikkelbare stemming,
waarbij sprake is van toegenomen doelgerichte activiteiten of energie. Het moet het dagelijks functioneren
beperken.
- Hypomane episode: Dezelfde symptomen als een manische episode, maar dan dienen de symptomen slechts vier
dagen aanwezig te zijn en het dagelijks leven hoeft niet beperkt te worden.
Depressieve-stemmingsstoornissen
Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis Premenstruele dysfore stoornis
A. Ernstige recidiverende driftbuien die zich verbaal (verbale agressie) en/of in A. Tijdens de meeste menstruatiecycli dienen minstens vijf van de
het gedrag (fysieke agressie jegens personen of eigendommen) manifesteren volgende symptomen aanwezig te zijn voor de aanvang van de
en die wat intensiteit of duur betreft in grove mate disproportioneel zijn ten menstruatie die binnen een paar dagen na het begin van de
menstruatie afnemen, en minimaal of volledig afwezig zijn in de week
opzichte van de situatie of de aanleiding.
na de menstruatie.
B. De driftbuien komen niet overeen met het ontwikkelingsniveau.
B. Een (of meer) van de volgende symptomen dient aanwezig te zijn:
C. De driftbuien treden gemiddeld drie keer of vaker per week op. 1. Duidelijke affectieve labiliteit (zoals stemmingsschommelingen).
D. De stemming tussen de driftbuien is persisterend prikkelbaar of boos, 2. Duidelijke prikkelbaarheid of boosheid, of een toename van
gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag, en dit is door interpersoonlijke conflicten.
anderen waarneembaar (bijvoorbeeld ouders, leerkrachten, leeftijdgenoten). 3. Duidelijke sombere stemming, gevoelens van hopeloosheid of
E. Criteria A-D zijn sinds één jaar of langer aanwezig. In die periode is de verlaagde zelfwaardering.
4. Duidelijke angst, spanning, en/of het gevoel opgedraaid of
betrokkene nooit gedurende drie of meer achtereenvolgende maanden
opvliegend te zijn.
geheel vrij geweest van de symptomen in criterium A-D. C. Een (of meer) van de volgende symptomen:
F. De symptomen in criteria A-D zijn in minstens twee van de drie settings 1. Verminderde interesse voor de gewone activiteiten (werk, school,
aanwezig (dat wil zeggen: thuis, op school of in contact met leeftijdsgenoten) vrienden, hobby's).
en zijn in minstens één van deze settings ernstig. 2. Subjectief ervaren van moeite met concentreren.
G. De classificatie dient niet voor de eerste maal vóór de 6-jarige leeftijd of na de 3. Lethargie, vlug vermoeid of een duidelijk gebrek aan energie.
18-jarige leeftijd te worden toegekend. 4. Duidelijke verandering van de eetlust, overeten of hunkeren naar
specifiek voedsel.
H. Op basis van de anamnese of door observatie kan worden vastgesteld dat
5. Hypersomnie of insomnia.
criteria A-E voor de 10-jarige leeftijd zijn begonnen. 6. Het gevoel overspoeld te worden door emoties of zichzelf niet in
I. Er heeft zich nooit een duidelijke periode van meer dan één dag voorgedaan de hand te hebben.
waarin de symptomen volledig hebben voldaan aan de criteria voor een 7. Lichamelijke klachten zoals gevoelige of gezwollen borsten,
manische of hypomanische episode, met uitzondering van de duur. gewrichts- of spierpijn, opgeblazen gevoel, gewichtstoename.
J. Het gedrag doet zich niet uitsluitend voor tijdens een episode van de D. De symptomen gaan samen met klinisch significante lijdensdruk of
depressieve stoornis en kan niet worden verklaard door een andere beperkingen in het functioneren op werk of op school en in de
gebruikelijke relaties met anderen.
psychische stoornis (bijvoorbeeld een autismespectrumstoornis,
E. De stoornis is niet slechts een exacerbatie van de symptomen van een
posttraumatische stressstoornis (PTSS), separatieangststoornis of andere aandoening.
persisterende depressieve stoornis (dysthymie)).
K. De symptomen kunnen niet worden toegeschreven aan de fysiologische
effecten van een middel of aan een neurologische of andere somatische Depressieve klachten in de week voor de menstruatie en het
aandoening.
verdwijnen van symptomen binnen enkele dagen na het
optreden van de menstruatie. In de week na de menstruatie zijn
Deze stoornis wordt alleen toegekend aan kinderen en jongeren de symptomen minimaal of helemaal afwezig.
onder de 18 jaar en is met name in het leven geroepen om
overbehandeling van bipolaire stemmingsstoornissen bij deze
leeftijdsgroep te voorkomen.
, WEEK 2: S TEMMINGSSTORNISSEN
Depressieve stoornis Persisterende depressieve stoornis (PDS)
, WEEK 2: S TEMMINGSSTORNISSEN
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van A. Sombere stemming het grootste deel van de dag, meer dagen wel dan niet,
twee weken aanwezig geweest en wijken af het eerdere functioneren; zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen ofwel uit observatie door
minstens één van de symptomen is ofwel (1) een sombere stemming, ofwel anderen, gedurende minstens twee jaar.
(2) verlies van interesse of plezier. N.B.: Bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar zijn en ten
NB Hierbij geen symptomen meetellen die duidelijk zijn toe te schrijven aan minste één jaar zijn.
een somatische aandoening. B. Aanwezigheid, tijdens de depressiviteit, van twee (of meer) van de volgende
a. Sombere stemming, gedurende het grootste deel van de dag en kenmerken:
bijna elke dag, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen (1) slechte eetlust of juist te veel eten.
(bijvoorbeeld zich verdrietig, leeg of hopeloos voelen), ofwel (2) insomnia (slecht slapen) of hypersomnia (veel slapen).
observatie door anderen (bijvoorbeeld heeft tranen in de ogen). (3) weinig energie of vermoeidheid.
(NB bij kinderen en adolescenten kan de stemming prikkelbaar (4) gering gevoel van eigenwaarde.
zijn.) (5) slechte concentratie of moeite met beslissingen nemen.
b. Duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle (6) gevoelens van hulpeloosheid.
activiteiten, gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke C. Gedurende de periode van twee jaar (één jaar voor kinderen en
dag (zoals blijkt uit een subjectieve beschrijving of observatie adolescenten) van de stoornis is de betrokkene nooit langer dan twee
door anderen). maanden achtereen vrij geweest van de symptomen in criteria A en B.
c. Significant gewichtsverlies zonder dat dieet wordt gehouden, of D. Criteria voor een depressieve stoornis kunnen gedurende twee jaar continu
gewichtstoename (bijvoorbeeld meer dan 5% van het aanwezig zijn.
lichaamsgewicht binnen één maand), of bijna elke dag een E. Er is nooit sprake geweest van een manische of hypomanische episode
afgenomen of toegenomen eetlust. geweest en er is nooit voldaan aan de criteria voor een cyclothyme stoornis.
(NB Bij kinderen moet gedacht worden aan het niet bereiken van F. De stoornis kan niet beter worden verklaard door een persisterende
de te verwachten gewichtstoename.) schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een waanstoornis of een andere
d. Insomnia of hypersomnia bijna elke dag gespecificeerde of ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere
e. Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke psychotische stoornis.
dag (waarneembaar door anderen, en niet alleen subjectieve G. De symptomen kunnen niet worden toegeschreven aan de fysiologische
gevoelens van rusteloosheid of geremd worden). effecten van een middel (zoals een drug of medicatie) of een somatische
f. Vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag. aandoening (zoals hypothyroïdie).
g. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte H. De symptomen veroorzaken inklinisch significante lijdensdruk of beperkingen
schuldgevoelens (die het karakter van een waan kunnen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere
hebben) bijna elke dag (niet allee zelfverwijt of schuldgevoel over belangrijke terreinen.
het ziek zijn).
h. Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren, of
besluiteloosheid, bijna elke dag (ofwel subjectief beschreven
ofwel geobserveerd door anderen). Deze vorm van depressie wordt gedefinieerd door een chronisch
i. Recidiverende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees om ziektebeeld met een minimale duur van twee jaar. Het kent een
dood te gaan), recidiverende suïcidegedachten zonder een aantal onderverdelingen. Er is bijvoorbeeld sprake van een puur
specifiek of een suïcidepoging, of een specifiek plan om suïcide te
plegen
dysthyme syndroom wanneer er niet voldoende symptomen zijn
B. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen geweest om te voldoen aan de criteria van depressieve stoornis.
in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere Wanneer dat wel is geweest of er is sprake van een depressieve
belangrijke terreinen.
stoornis, dan wordt het uitgedrukt met: persisterende
C. De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van
een middel of een somatische aandoening. depressieve stoornis met intermitterende depressieve episode,
D. Het optreden van de depressieve episode kan niet worden verklaard door met huidige episode of persisterende depressieve stoornis met
een schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, een schizofreniforme stoornis, intermitterende depressieve episode, zonder huidige episode.
een waanstoornis of door een andere gespecificeerde of ongespecificeerde
schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
E. Er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan.
Depressieve-stemmingsstoornis door een middel/medicatie of
Een depressieve stoornis kan op alle leeftijden ontstaan, maar een somatische aandoening
het risico op een eerste episode is groter vanaf de puberteit.
Wanneer iemand een depressieve episode heeft gehad, is de Deze stoornissen kunnen het gevolg zijn van organische
kans op een tweede episode 50% en de kans op nog meer aandoeningen, het gebruik van medicijnen, alcohol of drugs. De
episoden neemt hierna toe tot 70-80%. De stoornis kan zowel werking van de hersenen is hierdoor beïnvloedt. Er dient te
geleidelijk als plotseling ontwikkelen. Daarnaast dient worden gekeken naar de ziektegeschiedenis, lichamelijk
onderscheid gemaakt te worden tussen een depressieve stoornis onderzoek en laboratoriumonderzoek.
met een eenmalige episode en een depressieve stoornis die
recidiverend is.