HOOFSTUK 1 – GEEST, GEDRAG EN PSYCHOLOGISCHE WETENSCHAP
§1.1 - wat is psychologie en wat is het niet?
Het woord psychologie is afkomstig uit het Oudgrieks. Psyche betekent geest. De Grieken
geloofden dat die op zichzelf en apart van het fysieke lichaam bestond. -ologie betekent
gebied van studie. De letterlijke betekenis van psychologie is dus de studie van de geest.
Psychologie is en breed veld, met vele specialismen, maar in wezen is psychologie de
wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
Psychologie houdt zich dus niet alleen bezig met geestelijke processen, maar ook met
gedragingen. Het terrein van de psychologie bestaat dus met andere woorden uit interne
geestelijke processen die we indirect waarnemen en externe waarneembare gedragingen.
De wetenschap van de psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare
gebeurtenissen.
§1.1.1 - psychologie: het is meer dan je denkt
Niet alle psychologen werken als therapeut, psychologie is een breed werkveld. Grof gezien
kan je psychologen indelen in drie groepen: experimenteel psycholoog, docenten
psychologie en toegepast psycholoog. Tussen deze gebieden bestaat wel wat overlap.
Experimentele psychologen (soms onderzoek psychologen genoemd) vormen de
kleinste groep van de drie. Ze voeren het meeste onderzoek uit dat uiteindelijk de
nieuwe psychologie vormt. Sommige werken bij bedrijven of onderzoeksinstellingen,
maar de meeste zijn werkzaam aan universiteiten, waar ze ook lesgeven.
Docenten psychologie werken binnen een grote diversiteit van opleidingen. Ze
kunnen lesgeven aan professionele bacheloropleidingen, maar ook aan
universiteiten. Op universiteiten kunnen ze wetenschappelijk onderzoek doen en
soms ook nog mensen behandelen, bijvoorbeeld bij een afdeling medische
psychologie.
Toegepast psychologen gebruiken de kennis die is gevonden door experimentele
psychologen om problemen van mensen op te lossen door middel van trainingen, het
ontwerpen van speciale gereedschappen of psychologische behandelingen. Ze
werken op vele uiteenlopende plekken, bij elkaar werkt twee derde van de
psychologen met een universitaire opleiding als toegepast psycholoog.
Binnen het vakgebied toegepast psycholoog zijn vele specialisaties, dit zijn de populairste:
Arbeids- en organisatiepsychologen hebben zich gespecialiseerd in het aapassen
van de werkplek om zo maximale productiviteit en arbeidsmoraal voor de
werknemers te ontwikkelen. Vele A&O-psychologen voeren onderzoeken uit en
geven daarover trainingen.
Sportpsychologen helpen atleten met hun prestaties en motivatie te verbeteren,
door trainingssessies te plannen en door hen te leren hun emoties onder druk te
beheersen. Dit kan bij zowel topsporters als amateurs. Sportpsychologen kunnen ook
onderzoek doen.
Schoolpsychologen zijn deskundig op het gebied van lesgeven en leren. Zij richten
zich op de sociale omstandigheden, het gezin of andere persoonlijke
omstandigheden die schoolprestaties kunnen beïnvloeden. Ook diagnosticeren zij
leer- en gedragsproblemen en adviseren zij leraren, ouders en leerlingen hierover.
Klinisch psychologen en counselors helpen mensen zich aan te passen op sociaal
en emotioneel gebied, of om moeilijke keuzes in relaties, hun carrière of opleiding te
maken. Bijna de helft van alle psychologen op masterniveau noemt zichzelf een
klinisch psycholoog. In Nederland mag je je na minimaal tien jaar studeren klinisch
psycholoog noemen en in Vlaanderen na minimaal vijf.
Forensisch psycholoog kunnen gevangen in penitentiaire of tbs-inrichtingen testen
om vast te stellen of ze vrijgelaten kunnen worden of fit genoeg zijn om voor de
rechtbank te verschijnen. Ook kunnen ze verklaringen beoordelen en in sommige
landen helpen bij het kiezen van de rechtbankjury.
Omgevingspsychologen proberen de relatie tussen onze omgeving en het milieu te
verbeteren. Ze doen veel onderzoeken en bestuderen daarbij vooral de invloed van
het milieu op mensen, en andersom.
, HOOFSTUK 1 – GEEST, GEDRAG EN PSYCHOLOGISCHE WETENSCHAP
Gerontopsychologen helpen ouderen hun gezondheid en welzijn te behouden en
effectief leren omgaan met hun leeftijd gerelateerde problemen. Deze kant van de
psychologie is in het leven geroepen, omdat de groep vijfenzestigplussers snel groeit.
§1.1.2 - psychologie is geen psychiatrie
Psychiatrie is een medisch specialisme en maakt geen deel uit van de psychologie.
Psychiaters richten zich voornamelijk op de behandelingen van mensen met ernstiger
psychische stoornissen dan psychologen en doen dit vanuit een medische invalhoek.
Psychiaters spreken ook van patiënten met een geestelijke ziekte.
Psychologie richt zich op het hele terrein van het menselijk gedrag en de geestelijke
processen, van hersenfuncties tot sociale interacties. De psychiatrie is dus een veel kleiner
vakgebied dan de psychologie. Daarbij is psychiatrie in tegenstelling tot psychologie medisch
van aard. Sommige psychologen hebben wel een doctorstitel, maar zijn dan nog steeds niet
bevoegd om bijvoorbeeld medicijnen voor te schrijven.
§1.1.3 - kritisch nadenken over psychologie en pseudopsychologie
Onder het kopje pseudopsychologie valt niet-onderbouwde psychologische aannamen die
als wetenschappelijke waarheden worden gepresenteerd. Denk hierbij aan het zesde zintuig,
horoscopen, grafologie, waarzeggerij of subliminale berichten. Het is belangrijk om hier
onderscheid tussen te kunnen maken. Hierbij is kritisch denken een vereiste, er zijn zes
vragen die je jezelf moet afvragen.
1. Wat is de bron? De eerste vraag die je moet stellen is of degene die de bewering
doet feitelijke kennis heeft, of op zijn minst advies heeft gevraagd aan iemand met de
noodzakelijke expertise. Als tweede is ook belangrijk of de bron iets te winnen heeft
met zijn bewering. Denk aan financieel gewin of politieke punten.
2. Is de bewering redelijk of extreem? Carl Sagan zei eens: 'Voor buitengewone
beweringen is buitengewoon bewijs nodig'. Het is de kunst om selectief te zijn,
kritische denkers zijn vaak sceptisch over beweringen die als 'doorbraak' of
'revolutionair' beschouwd worden. Hetzelfde geldt voor beweringen die in strijd zijn
met bestaande kennis, of eenvoudige oplossingen voor moeilijke problemen.
3. Wat is het bewijsmateriaal? Jezelf afvragen wat het bewijsmateriaal is, is het derde
wat je moet doen. Er zijn twee soorten bewijsmateriaal, de eerste is anekdotische
bewijsmateriaal. Dit zijn getuigenissen die de ervaringen van iemand of enkele
personen schetsen, maar ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden
aangezien. Het lijkt heel overtuigend, maar het is te riskant om aan te nemen dat wat
voor enkele mensen geldt, voor iedereen moet gelden. Om zeker te weten of een
bepaalde oplossing werkt, is wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig, waarvoor
wetenschappelijk onderzoek verricht moet worden.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias? Een voorbeeld hierbij is of medische
onderzoekers die nieuwe geneesmiddelen beoordelen onbevooroordeeld kunnen
blijven als ze geld krijgen van bedrijven die deze geneesmiddelen produceren. Hierbij
is vaak sprake van een bias, dit is een vooroordeel, vervorming of vertekening van
een situatie, meestal op basis van persoonlijke ervaringen of waarden. Er zijn
verschillende soorten, waarvan één emotionele bias is. Dit is de neiging om
oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats van op een
rationele analyse van het bewijsmateriaal. Een ander veelvoorkomend vooroordeel is
conformation bias (bevestigingsbias). Dit is de neiging om informatie die niet bij je
opvattingen aansluit te negeren of te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie
te zoeken waar je het wel mee eens bent. Dit is deels biologisch te verklaren, laat
een onderzoek vlak voor de presidentsverkiezingen in de VS zien. Wanneer mensen
met een sterk politieke voorkeur luisterden naar tegenstrijdige beweringen van hun
favoriete politici, sloten de hersenbanen die een rol spelen bij redeneren zich af,
terwijl de delen van de hersenen die betrokken zijn bij emotie actief bleven.
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeld? Een veelvoorkomende denkfout is
dat gezond verstand een plaatsvervanger is voor wetenschappelijk bewijs. Alleen een