Stemmingsstoornissen
Taak 1. Stemmingsstoornissen
1. Welke verschillende stemmingsstoornissen bestaan er?
- Symptomen
- Verschillen
Kupka, R., Ursula Klumpers, & Nienke Jabben (2013). Hoofdstuk 11: Bipolaire Stoornissen. In: Franken,
I., Muris, P. E. H. M., & Denys, D. Psychopathologie
Bipolaire stoornissen
Bipolaire stoornissen= zijn recidiverende stemmingsstoornissen die zich in de vroege volwassenheid
aandienen en waarbij depressieve, manische, hypomanische en gemengde episoden optreden,
afgewisseld met symptoomvrije perioden.
• Synoniem: manisch-depressieve stoornis gebruikt (oorspronkelijk zowel de recidiverende
depressies als de manisch-depressieve stoornis in engere zin omvatte.
• Onderscheid: unipolair (depressief) vs. bipolair (afwisselend manisch en depressief).
• DSM.5 binnen bipolaire stoornissen onderscheid gemaakt tussen → bipolaire-I-stoornis, de
bipolair-II-stoornis, de cyclothyme stoornis, stemmingsepisoden door lichamelijke ziekte of het
gebruik van (genees)middelen en een restgroep ‘andere gespecificeerde bipolaire stoornis’.
o Bipolair I – manie, meestal in combinatie met depressie.
o Bipolair II – depressie in combinatie met hypomanie (duurt ten minste 4 dagen), maar nooit
met een manie.
o Cyclothym – wisselende milde depressieve en hypomanische symptomen, zonder ooit volledige
stemmingsepisoden.
➔Omdat de afgrenzing van deze categorieën niet duidelijk is, spreekt men ook wel van een bipolaire
spectrumstoornis.
• Bipolair – afwisselend manisch en depressief.
• Unipolair – depressief.
, • Bipolaire stoornissen laten zich beschrijven in twee dimensies:
o Polariteit – manie en depressie.
o Cycliciteit – het wisselende en recidiverende beloop (zie 0guur 11.2)
➔De ernst en duur van de stemmingsepisoden, de frequentie waarin ze optreden, het patroon waarin dit
gebeurt en de mate waarin tijdens het interval herstel optreedt, vertonen grote individuele verschillen.
o Bij een depressie sprake van remming met een gedaalde stemming, een negatieve kijk op
zichzelf en een verminderde activiteit en vitaliteit.
o Bij een manie is er juist sprake van ontremming met een verhoogde, expansieve stemming,
zelfoverschatting en een toegenomen activiteit en vitaliteit.
• In ernstige gevallen kunnen beide een psychotische vorm aannemen,
• Lichte vorm van manie wordt hypomanie genoemd – een toestand die geen grote beperkingen in
het relationeel, sociaal of beroepsmatig functioneren met zich meebrengt.
→ Manie, meestal in combinatie met depressie.
Diagnose van bipolaire stoornis
DSM5 bipolaire stoornis type 1
Voldaan worden aan decriteria van de manische episode. De manische episode kan zijn voorafgegaan
door of kan opgevolgd worden door een hypomanische of major depressieve episode.
,Manische periode:
A. Een duidelijk herkenbare periode met een abnormale en persisterend verhoogde, expansieve of
prikkelbare stemming, en een abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie,
gedurende minstens één week en het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig (of elke duur
wanneer opname in een ziekenhuis noodzakelijk is).
B. Tijdens de periode van de stemmingsstoornis en de toegenomen energie of activiteit zijn drie (of meer)
van de volgende symptomen (vier indien de stemming alleen prikkelbaar is) significante mate aanwezig
en wijken deze opvallend af van het normale gedrag:
a. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde, of grandiositeit.
b. Verminderde slaapbehoefte (bijvoorbeeld voelt zich uitgerust na slechts drie uur slaap).
c. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang.
d. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn.
e. Verhoogde a>eidbaarheid (dat wil zeggen: de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door
onbelangrijke of niet ter zake doende exterene prikkels), volgens de betrokkene zelf, of door
anderen waargenomen.
f. Toename van doelgerichte activiteit (ofwel sociaal, op het werk of op school ofwel seksueel) of
psychomotorische agitatie (dat wil zeggen: nutteloze niet-doelgerichte activiteit).
g. Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke
gevolgen (bijvoorbeeld ongeremde koopzucht, seksuele onbezonnenheid of onbezonnen zakelijke
investeringen)
C. De stemmingsstoornis is voldoende ernstig om duidelijke beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren te veroorzaken, werk, of opname in een ziekenhuis noodzakelijk te maken om schade voor
zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn psychotische kenmerken.
, D. De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een
drug, medicatie of een andere behandeling) of een somatische aandoening.
Zie criteria hypomanische periode bij bipolaire stoornis type II.
DSM.5 criteria bipolair-II-stoornis
Depressie in combinatie met hypomanie, maar nooit met een manie. Voor de diagnose van bipolaire
stoornis type 2, moet er voldaan worden aan de criteria van de hypomanische episode EN de criteria van
de major depressieve episode.
Hypomanische periode:
A. Een duidelijk herkenbare periode met een abnormale en persisterend verhoogde, expansieve of
prikkelbare stemming, en een abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie,
gedurende minstens vier achtereenvolgende dagen en het grootste deel van de dag, bijna elke dag
aanwezig.
B. Tijdens de periode van de verhoogde stemming en de toegenomen energie of activiteit zijn drie (of
meer) van de volgende symptomen (vier indien de stemming alleen prikkelbaar is) persisterend en in
signi0cante mate aanwezig en wijken deze opvallend af van het normale gedrag:
1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde, of grandiositeit.
2. Verminderde slaapbehoefte (bijvoorbeeld voelt zich uitgerust na slechts drie uur slaap).
3. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang.
4. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn.
5. Verhoogde afleidbaarheid (dat wil zeggen: de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door
onbelangrijke of niet ter zake doende externe prikkels), volgens de betrokkene zelf, of door
anderen waargenomen.
6. Toename van doelgerichte activiteit (ofwel sociaal, op het werk of op school ofwel seksueel) of
psychomotorische agitatie.
7. Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen
(bijvoorbeeld ongeremde koopwoede, seksuele onbezonnenheid of onbezonnen zakelijke
investeringen).
C. De episode gaat gepaard met een onmiskenbare verandering in het functioneren die niet kenmerkend
is voor de betrokkene wanneer deze symptoomvrij is.
4. De verhoogde stemming en veranderingen in het functioneren kunnen door anderen worden
waargenomen.
5. De episode is niet ernstig genoeg om duidelijke beperkingen in het sociale of beroepsmatige
functioneren te veroorzaken of opname in een ziekenhuis noodzakelijk te maken. Als er
psychotische kenmerken aanwezig zijn, is de episode per de0nitie manisch.
6. De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische e@ecten van een middel (zoals
een drug, medicatie of een andere behandeling).
DSM.5 criteria Cyclothymic Disorder
Wisselende milde depressieve en hypomanische symptomen, zonder ooit volledige stemmingsepisoden.