Probleem 1
ADHD → attention deficit hyperactivity disorder
● een aanhoudend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit- impulsiviteit dat
aanzienlijk hoger is dan verwacht zou worden van een kind in zijn of haar mentale
ontwikkelingsstadium
hyperactivity → een niveau van activiteit dat hoger is dan normaal
impulsivity → reageren op een situatie zonder na te denken over de
consequenties
diagnose ADHD
● moeilijk om zeker te weten dat de hyperactiviteit en de onoplettendheid van het kind
op een hoger niveau zit dan het normaal zou zijn.
● vanaf 30 maanden kan je duidelijke symptomen zien → lagere school
duidelijker zichtbaar
● vanaf 5 jaar kan er diagnose worden gesteld
je hebt → 3 subtypes → nodig: 6 symptomen of meer (kinderen)
1. ADHD I , predominantly inattentive presentation → onoplettendheid is dominant
2. ADHD H -I, attention deficit hyperactivity disorder, predominantly
hyperactive/ impulsive presentation → hyperactiviteit dominant
3. ADHD C, als hyperactiviteit en onoplettendheid beide aanwezig zijn→
combined presentation → 6 symptomen bij onoplettendheid en
hyperactiviteit/impulsiviteit
➢ bij volwassene → 5 of meer symptomen is genoeg
DSM-5 → criteria voor ADHD
1. geen aandacht en/of hyperactiviteit dat interfereert met normaal functioneren of
ontwikkelen
2. minimaal 6 van het lijstje voor minstens 6 maanden (onoplettendheid) :
● geen aandacht voor details of niet door hebben fouten te maken
● geen langdurige aandacht
● niet luisteren terwijl er direct tot hem/haar gesproken wordt
● negeert instructies
● moeilijkheden met organiseren
● niet leuk vinden/vermijden taken waarbij mentale moeite nodig is
● snel afgeleid
● dingen kwijtraken die nodig zijn voor taken
● vergeetachtig in dagelijkse activiteiten
3. minimaal 6 van het lijstje voor minstens 6 maanden (hyperactiviteit/impulsiviteit) :
● veel friemelen
● niet stil kunnen zitten of opstaan terwijl dit niet gepast is
● rennen of klimmen in situaties waarin dit niet gepast is
● niet stil in activiteiten kunnen deelnemen
● veel praten
, ● blurts out als er gepraat wordt
● moeilijk om op beurt te wachten
● door andere heen praten
4. symptomen waren er voor een leeftijd van 12
5. symptomen aanwezigheid in minimaal 2 settings
6. symptomen verminderen kwaliteit educatie, sociaal gebied of het kunnen deelnemen
van activiteiten
7. symptomen doen zich niet voor tijdens schizofrenie of een andere stoornis en
kunnen niet beter worden uitgelegd door een andere stoornis
soorten aandacht
● selective attention → aandacht op relevante zaken zonder afleiding van
stimuli
● sustained attention → aandacht voor een langere tijd bij stimulus houden
→ mensen met ADHD hebben alleen selectieve aandacht en kunnen dus geen
aandacht vasthouden bij een bepaalde stimulus
➢ ADHD vaak ontdekt tijdens schoolperiode aangezien het vaak invloed heeft op de
resultaten
cultuur
● discussie over of de mate van diagnoses ADHD verschillen per cultuur
● culturele context heeft mogelijk een belangrijke invloed op of ADHD symptomen
gespot worden en gerapporteerd worden.
prevalentie ADHD
● 5% van school leeftijd kinderen wereldwijd zijn gediagnosticeerd met
ADHD dit is ook zo bij preschool kinderen → de helft van de
gediagnosticeerde kinderen blijft gediagnosticeerd in adulthood
● ADHD vaker gediagnosticeerd bij jongens dan bij meisjes→ wss doordat
ADHD identificatie belemmerd wordt bij meisjes door ouders en leraren
comorbiditeit
● vaak ook andere stoornissen → zoals ODD → agressieve gedragsstoornis
● 25% heeft ook leerstoornis
● conduct disorder → volwassen variant van ODD → onrustig en agressief
gedrag
Etiologie
biologisch
1. genetische factoren
● ADHD is erfelijk → iets met 16e chromosoom wss → maar heel
moeilijk te identificeren waar het vandaan komt
● veel genen die invloed hebben op ADHD wss abnormaliteit met
neurotransmitters → voornamelijk dopamine en norepinephrine en
serotonine systemen
, ● specifieke genen die betrokken zijn: dopamine transporter gene,
dopamine d4 en d5 receptoren en snap-25. sommige studies
denken genes-environment interaction → erfelijke kwetsbaarheid
voor ADHD, maar het manifest zich door bepaalde
omgevingsinvloeden → denk hierbij aan complicaties zwangerschap,
drank tijdens zwangerschap etc
2. neuroscience
● brein van ADHD→ kleiner, langzamere ontwikkeling, brein volume
kleiner
● globale vermindering grey matter → verminderde volume ook te
vinden in frontal cortex, basale ganglia en cerebellum
● kinderen met adhd hebben ook problemen met executieve functies
→ door verminderd volume frontal lobe
3. prenatal factors
● maternal roken en alcohol tijdens zwangerschap, laag geboortegewicht,
ademhalingsproblemen en geboorte verstikking.
● vooral roken blijkt uit onderzoek een belangrijke factor te zijn → 22%
moeders van ADHD kind had gerookt tijdens zwangerschap
psychologisch
● ADHD komt vaak voor binnen een familie → kinderen met ADHD ouders
die ook ADHD hebben → parent child interacties
● vader met ADHD → minder effectieve ouder→ kan gedrag kind ADHD
versterken
● Bettelheim: hyperactivity versterkt wanneer ouders ongeduldig worden
met het kind → proberen het kind te disciplineren zorgt dan voor meer
provocerend gedrag bij kind
➢ (geen bewijs maar time out met positieve reinforcement kan leiden tot minder
negatief en verstorend gedrag)
Theory of mind (TOM)
● theory of mind: het vermogen om iemands eigen en andere hun mentale staten te
begrijpen. wanneer mensen dit niet hebben zorgt dit voor ongepast gedrag. studies
hebben geen verbinding gevonden in ADHD en slechte uitvoering van de TOM test.
● ze denken dat het sociale probleem (ongepast gedrag) van ADHD mogelijk
voortkomt uit problemen met executive functioning
Behandeling
Psychostimulants → medicatie die de activiteit in het centrale zenuwstelsel
verhoogt
● verhoogt alertheid, arousal en aandacht
● het paradoxal effect → treedt niet op bij kinderen met ADHD, wel bij
kinderen zonder ADHD
● voorbeelden → ritalin, dexedrine, cylert en adderall
● effecten duren 3 tot 4 uur
● bijwerkingen → minder honger, hogere hartslag en slaap problemen
, Alternatieven
● strattera → blokkeert norepinephrine reuptake, vaker bij volwassene,
ergere bijwerkingen: o.a. zelfmoordgedachten
● clonidine → verminderd agressief gedrag, gebruikt in combinatie met
psychostimulants, weinig onderzoek of het effectief is voor ADHD
● antidepressant → effect op ADHD voor onbekende reden, second line
treatment
ASD
● overkoepelende term voor stoornissen waarbij autistische symptomen zich voordoen,
vaak geassocieerd met verminderde ontwikkeling vooral op sociale en emotionele
gebieden, intellectuele gebrekkigheden, taal en communicatie vaardigheden
● verschillende soorten → autisme, Rett´s disorder, childhood disintegrative
disorder en asperger´s disorder → DSM heeft dit aan 1 dimensie
toegevoegd → autistic spectrum disorder
Kenmerken
● al rond 1 jaar wordt er vaak gezien dat het kind zijn ontwikkeling niet normaal
verloopt
● vaak teruggetrokken
● ontwikkelt communicatie minder/anders
● niet geïnteresseerd in dingen om hun heen
● moeilijkheden met het leren van nieuwe dingen
● beperkt in wederzijdse sociale interactie → verbaal als nonverbaal
● vertraging ontwikkeling gesproken taal en lastig om een gesprek aan te houden,
spraak kan monotoon en ongeïnteresseerd klinken
● theory of mind → niet goed ontwikkeld (mogelijkheid om intenties, geloven
en wensen van anderen te begrijpen) → begrijpen niet waarom mensen
zich gedragen de manier waarop ze zich gedragen
● komt soms voor: echolalia → imitatie van wat ze net gehoord hebben
● komt soms voor: pronoun reversal → zichzelf hij, zij of jij noemen
● het hebben van beperkt, herhaaldelijk, stereotyperende patronen, gedrag en
interesses
savant syndrome
● het hebben van meerdere cognitieve beperkingen maar buitengewoon goed zijn in
een bepaalde vaardigheid
DSM 5 criteria ASD
1. bepaalde, herhaaldelijke patronen van gedrag, interesses of activiteiten door
minstens 2 van de volgende symptomen
● aanhouden eentonigheid → routines/rituelen