Jurisprudentie ILS Rechtshandhaving
Week 2 – Rechtswaarborgen bij punitieve handhaving
EHRM 23 november 2006, AB 2007/51, m.nt. T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
(Jussila/Finland)
Het gaat in deze zaak om het recht om gehoord te horen. Dat is geen absoluut recht volgens
het EHRM. De omstandigheden van het geschil kunnen ertoe leiden dat van horen kan
worden afgezien.
Volgens het EHRM zijn alle boetes criminal charges. Maar, doordat het begrip criminal
charge autonoom is geïnterpreteerd door het EHRM, is het bereik van art. 6 EVRM
uitgebreid tot zaken die traditioneel niet tot het strafrecht behoorden. Volgens het EHRM
zijn verschillende gradaties van criminal charges. Een geschil over een fiscale boete is geen
‘hard core’ strafzaak waardoor niet zonder meer alle waarborgen uit art. 6 EVRM op dit
soort zaken hoeven te worden toegepast. Ook verkeersrecht, penitentiair recht,
mededingingsrecht worden niet tot het ‘hardcore strafrecht’ gerekend.
In deze zaak geen schending van art. 6 lid 1 EVRM (hoorplicht).
Kern:
Bij lichte bestuurlijke boetes kan ook sprake zijn van een criminal charge (in de zin van art. 6
EVRM), maar niet alle (procedurele) waarborgen van art. 6 EVRM hoeven dan volledig te
gelden.
Noot:
De Afdeling Bestuursrechtspraak maakt zelf ook onderscheid tussen lichte en zwaardere
procedures. Als een boete meer is dan €340,- moet de verdachte bijvoorbeeld altijd gehoord
worden (uitzonderingen daargelaten, bijv. in het belastingrecht).
Naar mening van de annotators moet meer aandacht gegeven worden aan de ingrijpendheid
van de maatregel.
Best raar dat voor ingrijpende herstelmaatregelen de art. 6 EVRM waarborgen niet gelden,
maar voor hele lichte bestuurlijke boetes wel.
EHRM 20 maart 2012, AB 2012/284, m.nt. T. Barkhuysen en M.L. van Emmerik
(Bingöl/Nederland)
Aan dhr Bingöl wordt een exploitatievergunning voor een partycentrum geweigerd op grond
van art. 3 Wet Bibob. Er is namelijk angst dat Bingöl de vergunning zal gebruiken voor illegale
feiten. Bezwaar en beroep falen. Afdeling bepaalt dat het weigeren van een vergunning op
grond van de Wet Bibob geen criminal charge vormt idzv art. 6 lid 1 EVRM, waardoor de
onschuldpresumptie uit art. 6 lid 2 EVRM niet geldt.
Bingöl beroept zich bij het EHRM op de onschuldpresumptie.
1
,Jurisprudentie ILS Rechtshandhaving
Volgens de Commissie en het Hof staat art. 6 EVRM er niet aan in de weg om een strafblad
te betrekken in het eindoordeel. Het EHRM ziet daarom niet in waarom art. 6 lid 2 EVRM aan
autoriteiten zou verbieden dit ook te doen bij de beoordeling of iemand voldoet aan de
voorwaarden van rechtschapenheid voor een bepaald doel.
In deze zaak gaat het om het weigeren van een vergunning vanwege criminele activiteiten
uit het verleden van de klager, die klager ongeschikt maken voor het exploiteren van een
zaak. Volgens het EHRM is er geen sprake van een criminal charge en is art. 6 lid 2 EVRM
kennelijk ongegrond.
Kern:
Het weigeren van een vergunning ogv de wet Bibob is geen criminal charge, waardoor de
onschuldpresumptie en de andere waarborgen uit art. 6 lid 2 EVRM niet gelden. bij een
veroordeling en strafoplegging door nationale rechters staat art. 6 EVRM er niet aan in de
weg om een strafblad te betrekken in het eindoordeel.
Noot:
Zou de onschuldpresumptie wellicht wel van toepassing zijn wanneer het niet gaat om de
weigering, maar om de intrekking van een vergunning ogv de Wet Bibob? Het EHRM hecht
bij het vaststellen van het karakter van deze sanctie waarde aan de ingrijpendheid en de
zwaarte van de sanctie.
HvJ EU 26 februari 2013, AB 2013/131 m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (Akerberg Fransson)
Akerberg is het voorwerp van zowel belastingboetes als strafvervolging, omdat hij zijn
aangifteverplichtingen niet is nagekomen. Is dit in strijd met het ne bis in idem beginsel?
Eerst moet het Hof bepalen of het Handvest van toepassing is (ja). De belastingboete en de
strafvervolging vallen binnen het toepassingsgebied van het Unierecht.
Vervolgens gaat het Hof in op de ne bis in idem kwestie. Volgens het HvJ is geen sprake van
een schending daarvan, althans voor zover de fiscale sanctie geen strafrechtelijke sanctie is.
Of de fiscale sanctie een strafrechtelijke sanctie is wordt bepaald aan de hand van drie
criteria: 1) de juridische kwalificatie van de inbreuk in het nationale recht, 2) de aard van de
inbreuk en 3) de zwaarte van de sanctie.
Kern: de door het Handvest gewaarborgde grondrechten moeten worden geëerbiedigd
wanneer een nationale regeling binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt, zodat
er geen gevallen kunnen zijn waarin het Unierecht geldt zonder dat die grondrechten
toepassing vinden.
Volgens het HvJ staat het ne bis in idem beginsel uit art. 50 Hv er niet aan in de weg dat een
lidstaat voor dezelfde feiten achtereenvolgens een fiscale sanctie en een strafrechtelijke
sanctie oplegt, maar slechts voor zover de fiscale sanctie geen strafrechtelijke sanctie is.
2
, Jurisprudentie ILS Rechtshandhaving
Noot:
Annotator verwacht dat het Handvest van toepassing is op alle nationale sancties waarmee
wordt opgetreden tegen overtredingen van het Unierecht.
Voor Nederland heeft deze zaak geen grote gevolgen, omdat (ondanks de niet-bekrachtiging
van art. 4 Protocol 7) het beginsel van ne bis in idem op grond van Nederlandse wetgeving
van toepassing op de combinatie van een bestuurlijke boete en strafvervolging, en ook op de
toepassing van twee bestuurlijke boetes. Zie art. 5:43 en 5:44 Awb, en ook art. 243 lid 2 Sv.
ABRvS 23 oktober 2013, AB 2014/399, m.nt. R. Stijnen (Alcoholslotprogramma)
Afdeling oordeelt in deze zaak dat het opleggen van een alcoholslot als zodanig niet een
criminal charge oplevert, maar dat de ongeldigverklaring van een groot rijbewijs voor de
duur van twee jaar voor een beroepschauffeur wel een dergelijk punitief karakter heeft.
De zwaarte van de maatregel kan leiden tot kwalificatie als punitieve maatregel, ondanks de
administratiefrechtelijke kwalificatie naar nationaal recht. [Alcoholslotprogramma kost
ongeveer €5000.]
De nadelige gevolgen van het besluit voor de belanghebbende (hij zal zijn baan verliezen en
niet meer in zijn levensonderhoud kunnen voorzien), zijn onevenredig in verhouding met de
met het besluit te dienen doelen.
Kern: het gedurende 2 jaar ongeldig verklaren van een rijbewijs levert t.a.v. een
beroepschauffeur een criminal charge op.
Week 3 – Samenloop van sancties
HR 3 maart 2015, NJ 2015/256, m.nt. B.F. Keulen (Alcoholslotprogramma)
Verdachte heeft onder invloed van alcohol auto gereden. Aan verdachte is verplichte
deelname aan het ASP (ongeveer €6000) opgelegd door het CBR. Vervolgens werd voor
hetzelfde feit strafvervolging ingesteld. Is dit in strijd met ne bis in idem?
Art. 68 Sr is in dit geval niet van toepassing, omdat niet sprake is van meerdere
onherroepelijke zaken door de strafrechter.
Volgens de HR is sprake van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Uit die
beginselen volgt dat een inbreuk op het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijkheid van het
OM in de strafvervolging tot gevolg heeft.
De HR formuleert een vervolgingsbeletsel. In de eerste plaats geldt dit in strafzaken tegen
personen aan wie een onherroepelijk geworden verplichting tot deelname aan het ASP is
opgelegd. Dit geldt eveneens gedurende een tegen de oplegging van het ASP lopende
bezwaar- of beroepsprocedure. In lopende zaken waarin daarvan sprake is, kan het
verstandig zijn om te wachten tot deze bezwaar- of beroepsprocedure is afgerond.
3