Hoofddocument IRW
HC 1 INLEIDING IN DE RECHTSWETENSCHAP
De arresten van dit vak moet je kennen en de rechtsregel moet je weten!
3. Wat is casuïstische rechtsvinding?
4. Wat is regelgeleide rechtsvinding?
5. Noem één voordeel en één nadeel van casuïstische rechtsvinding ten opzichte van
regelgeleide rechtsvinding.
6. Het eerste deel van hoofdstuk 2 gaat over het rechtsbegrip. Wat wordt er bedoeld met “het
rechtsbegrip”?
7. Leg aan de hand van het wrongful birth-arrest van de Hoge Raad uit (HR 21 februari 1997, NJ
1999/145) dat de Nederlandse rechter meer doet dan geldende rechtsregels toepassen op concrete
gevallen.
8. Leg aan de hand van het zebrapad-voorbeeld uit wat Taekema, Gaakeer en Loth onder de drie
momenten binnen het driehoeksmodel van recht verstaan.
9. Wat wordt bedoeld met de stelling dat rechtsbegrippen open texture bezitten?
10. Wanneer spreken we van recht in objectieve zin en wanneer van recht in subjectieve zin? Leg uit.
11. Breng het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht schematisch in beeld aan de hand van
de criteria 1) aard van de betrokken partijen, 2) aard van het te beschermen belang, 3) initiatief tot
handhaving van het recht, 4) middelen tot rechtshandhaving.
12. Geef een voorbeeld van een situatie waarbij de overheid als een particulier (volgens de regels van
het privaatrecht) optreedt.
13. Bespreek twee verschillen tussen vermogensrechtelijk privaatrecht (vermogensrecht) en niet-
vermogensrechtelijk privaatrecht (personen- en familierecht).
14. Noem de belangrijkste rechtsgebieden die traditioneel tot het publiekrecht worden
gerekend.
15. Wat verstaat men onder internationaal privaatrecht en onder internationaal publiekrecht?
16. Zet uiteen wat het verschil is tussen materieel en formeel recht en pas dit toe op het
strafrecht en het privaatrecht.
17. Waarom bestaat er binnen het publiekrecht veel minder ruimte voor aanvullend recht dan
binnen het privaatrecht?
18. Leg uit of art. 6:41 BW een regel van dwingend recht of van aanvullend recht bevat.
,Waarom is er recht?
- Ordening
- Eigen rechter spelen, onrechtvaardigheid en ongelijkheid
- Samenleving wordt efficiënter/beter functioneren, bv belasting, medische zorg
Om de orde te behouden is er handhaving nodig, wat soms nog wel eens tot problemen
leidt.
3 momenten (8)
• Rechtszekerheid = verwijst naar het positieve recht (geldende recht, het recht wat op
dit moment geldt) als stabiel juridisch kader voor menselijke interacties: het
normatieve moment
• Rechtvaardigheid = verwijst naar waarden, opvatting en ideeën die het
rechtssysteem informeren, voeden en als kritische toetssteen van het positieve recht
fungeren = het ideële moment = in hoeverre zorgt ons rechtssysteem ervoor dat
mensen onze grondrechten hebben = wat het recht beloofd (ideaal)
• Doelmatigheid = gedrag van mensen beïnvloeden, hoe goed werkt deze wet in de
praktijk, houden mensen zich eraan? = actuele moment
Het positieve recht
Ideeën, opvattingen en waarden Recht in de praktijk
Normatieve moment (8)
- Ieder wetsbepaling is het positieve recht, want voor wet geldt nu.
- Art. 4 Wet algemene bepaling, de wet verbindt alleen voor het toekomende en heeft
geen terugwerkende kracht = wetten gelden alleen naar de toekomst toe vanaf het
moment dat de wetten in werking gaan
- Art. 16 = geen wet is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane
wettelijke strafbepaling = uitwerking van art. 4
Ideëel moment (8)
- Art 1 grondwet = allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen
gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke
, gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan = geen
onrechtvaardig onderscheidt aanbrengen aan mensen.
Actuele moment (8)
- Art 13 Wet Algemene Bepaling = De regter die weigert regt te spreken, onder
voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit
hoofde van regtsweigering vervolgd worden = een rechter die zegt dat dit te
ingewikkeld is en dit niet wilt behandelen dan maakt een rechter zich schuldig en kan
hiervoor vervolgd worden
- Rechters moeten doen waar ze voor bedoeld zijn = doelmatigheid + daadwerkelijk
gedrag mbt de wet.
Drie momenten zebrapad (8)
- Het normatieve moment = positieve recht m.b.t. voetgangersoversteekplaatsen bv
bord L2, afmetingen en min 30 km/u art 49 RVV
- Het ideële moment = bescherming zwakkere (voetganger) verkeersdeelnemer tegen
sterkere (fietser/auto)
- Actuele moment = daadwerkelijk gedrag rondom zebrapad.
Ongereguleerde ruimte
- Niet of minder reguleren is ook een vorm van reguleren!
- Open texture = Omdat de toepassing van talige begrippen altijd onderbepaald is. De
betekenis van woorden en begrippen veranderen in de loop van de tijd. Er doen zich
altijd gevallen voor die door de ontwerpers van een regeling niet zijn voorzien en
waardoor twijfel over de toepasselijkheid van een begrip of rechtsregel kan rijzen
en interpretatieproblemen ontstaan. Om die reden is rechtswetenschap geen
exacte wetenschap, maar een wetenschap die verwant is aan de
geesteswetenschappen en de theologie, gericht op het interpreteren van teksten (9)
- Intensionele vaagheid = onduidelijkheid over wat de term precies betekend.
- Extensionele vaagheid = onduidelijkheid over de gevallen waarop het begrip slaat.
Basisindelingen in het recht
- Privaatrecht/ civiel recht = gericht op de regeling van de rechtsverhouding tussen de
burgers onderling (horizontaal), ziet op particuliere belangen, initiatief tot
handhaving ligt bij burgers en private partijen kunnen bij de rechter nakomingen,
schadevergoeding of ontbinding van de rechtsverhouding vorderen (11)
- Publiekrecht = de bemoeienis van de overheid met de burgers (verticaal), de
organisatie van de gemeenschap (staat) en de zorg voor algemene en
maatschappelijke belangen, initiatief tot handhaving bij de overheid, overheid mag
optreden met strafvervolging of bestuursdwang (11)
à Overheid kan ook privaatrechtelijke optreden bv bij koop van een gebouw
(12)
- Objectief recht = het recht wat op dit moment geldt (10)
- Subjectief recht = het recht wat als rechtsobject naar je toekomt bv recht om te
stemmen, recht om te studeren etc. (10)
- Materieel recht = gedragsregels, wat je wel en niet mag doen bv BW, Sr (16)
, - Formeel recht = procesrecht, wat moet er gebeuren als iemand een regel overtreedt
bv Sv, bwr (16)
- Dwingend recht = recht waar je je als rechtssubject niet aan kunt onttrekken, altijd
aan houden.(18)
- Aanvullend recht = regels die gaan gelden als je er niet uit komt (18)
à In het publiekrecht veel minder aanvullend recht, want het publiekrecht
beoogt zwaarwegende, maatschappelijke belangen te beschermen en
hiervoor zijn duidelijke regels nodig. In het privaatrecht wil een kader geven
waarin de partijen zelf vorm kunnen geven. Hiervoor is veel ruimte nodig.
Aanvullend recht biedt dan regels als partijen zelf niet iets anders hebben
afgesproken (17)
- Onder het positieve recht verstaan wij het door (bevoegde) mensen gemaakte
(‘geponeerde’) recht
Interpretatiemethodes
- Grammaticale interpretatie = wordt er door de rechter exact naar de letter van de
wet gekeken. ... De rechter kijkt hierbij naar de algemene betekenis van de woorden
in een wettekst, dit meestal volgens een gangbaar woordenboek.
- Wetshistorische interpretatie = methode waarbij men bij het interpreteren van een
rechtsregel een beroep doet op de bedoeling van de wetgever ten tijde van de
totstandkoming van de wet.
- Rechtshistorische interpretatie = methode waarbij men bij het interpreteren van een
rechtsregel een beroep doet op andere historische bronnen dan de totstandkoming
van de wet
- Systematische interpretatie = wetten zijn meestal min of
meer systematisch opgezet. De precieze betekenis van een bepaalde bepaling kan
daarom soms ook worden achterhaald door deze te bezien in de samenhang met
andere bepalingen in dezelfde wet, al was het maar door te kijken in welk hoofdstuk
de bepaling staat.
- Teleologische interpretatie = methode waarbij men bij het interpreteren van een
rechtsregel uitgaat van het doel, de strekking of ratio van de regel.
Overige begrippen
- Casuïstische rechtsvinding = we spreken van casuïstische rechtsvinding wanneer de
rechter de betekenis van het geldende recht uitlegt aan de hand van de
omstandigheden van het geval/recht aan de hand van de omstandigheden van het
geval (3)
- Regelgeleide rechtsvinding = rechtsvinding waarbij wordt gekeken naar de juiste
toepassing van een regel in het licht van de eenheid van het rechtssysteem en de
voorspelbaarheid van het recht/ recht aan de hand van scherpe, vaststaande regels
die minder gericht zijn op de context van het geval en meer op de toepassing en
ontwikkeling van de algemene regels. (4)
à Voordeel casuïstische rechtsvinding = het streven naar rechtvaardigheid.
Regelgeleide rechtsvinding kan soms leiden tot een onrechtvaardige uitkomst en
door naar de context van het geval te kijken resulteert dit vaak in een
rechtvaardige uitkomst. Wetgever kan immers niet alle gevallen voorzien. (5)