Inleiding en geschiedenis van de psychologie
Week 1
Hoorcollege 1:
Thema van hoofdstuk 1
Ideeën uit de klassieke oudheid belangrijk voor de latere ontwikkeling van de psychologie.
Thema: wat is de rol van de geest bij kennisverwerving?
Hoog aangeschreven leraren werden filosofen genoemd. Zij waren gespecialiseerd in
vaardigheden van openbaar spreken waardoor hun studenten hen politieke en sociale
inzichten konden creëren.
We hebben het hier over mensen die veel later belangrijk zouden blijken voor de
psychologie.
Meest belangrijke personen in dit hoofdstuk:
- Plato (Grieks)
- Aristoteles (Grieks)
- Alhazen (Islamitisch)
- Avicenna (Islamitisch)
Griekse filosofen
- Pythagoras
- Heraclitus
- Zeno
- Protagoras
- Hippocrates
- Socrates Plato Aristoteles (Nativisme en rationalisme)
- Democritus
- Epicurus
- Lucretius
Socrates
Socrates wilde dat zijn leerlingen zouden accepteren wat echt en nu is, in plaats van wat
voor even en populair is.
Socrates is voor ons het belangrijkste. Omdat veel van zijn ideeën, vooral doordat mensen
ze later hebben gebruikt, een grote invloed hebben gehad op discussies over de
psychologie. En ook hoe wij nadenken over de psychologie. Echter schreef Socrates zelf
niks op. Wat wij weten van Socrates komt eigenlijk van Plato (zijn leerling) of diens leerling
Aristoteles. Hij schreef niks op omdat dit het belang van onthouden en serieus nadenken
tegen zou gaan.
Socrates geloofde in reïncarnatie, je neemt informatie mee uit vorige levens.
Socrates stond bekend om dat hij geen verhalen ging vertellen maar mensen juist vragen
ging stellen. Hierdoor gingen mensen zelf ontdekken hoe zaken in de wereld nu eigenlijk in
elkaar zaten = introspectie.
In plaats van mensen lessen en ideeën in de mond te leggen. Dit leidt uiteindelijk bij Plato tot
ideeën van rationalisme en nativisme.
,Rationalisme = Om tot echte kennis te komen, moet je je reden gebruiken. Dus je denkt met
de kennis die je al bezit.
Nativisme = Ideeën en kennis eigenlijk al aangeboren zijn. De ideeën en kennis zitten
eigenlijk al in je. Dit komt ook terug in de methode van Socrates. Door mensen vragen te
stellen ontdekken ze eigenlijk de waarheid die al in henzelf zat.
Plato (Griekse filosoof)
Plato dacht erg veel na over waarheid en kennis. Alle filosofen in het boek dachten na over
er is een probleem en waarneming. Als je dingen in de wereld waarneemt dan zijn we het
niet altijd eens (wat voor de één goed is, is voor de ander fout). Plato was op zoek naar ware
kennis (wat is nu waar?).
Hij maakte een onderscheid bij idealisme
- Verschijningsvorm (appearance) = hoe de dingen zich aan je voor doen, als je ernaar
kijkt, wat zie je. Dingen die je ziet moet je niet vertrouwen want deze kunnen
veranderen.
- Ideale vorm = De ideale vorm ligt daarachter. Deze bevindt zich in jouw geest
volgens Plato.
Om mensen te overtuigen benoemde hij een aantal voorbeelden. Zoals de anarchie van de
grot
Stel je hebt een groep mensen die geketend zitten achter een muur. Ze kunnen alleen maar
naar de muur voor hen kijken. Ze kunnen niet zien wat er achter hen gebeurt alleen de
schaduwen die op de muur komen. Als zij de wereld alleen maar op deze manier zouden
leren kennen dan is het gewoon zo. Tenzij je iemand los maakt, 1 van die gevangenen mag
dan achter het muurtje kijken. Die ziet dan dat er meer kleuren zijn en de objecten die zij
zagen als schimmen helemaal niet zo zijn als dat zij dachten. Die persoon mag dan terug en
vertellen aan de medegevangenen wat hij heeft gezien. Hij gaat dan vertellen dat de wereld
anders in elkaar zit. Volgens Plato had de filosoof die rol in de maatschappij.
Een andere invloed van Sigmund Freud, is dat hij dacht hoe zit de psyche van mensen in
elkaar? Betekent vanuit het Grieks adem. Dit werd later een woord voor geest en ziel.
Doordat het wel aanwezig is bij levende mensen en niet bij overledenen. Volgens Plato had
die psyche allerlei verschillende onderdelen. Hier had hij een metafoor voor, de warenrenner.
Je psyche is als twee paarden die verschillende kanten op willen en je hebt een
wagenrenner daarachter en die moet zorgen dat die twee paarden samenwerken. Het ene
paard zijn meer je lusten, de dingen die je wilde, honger, dorst of seks.
Het tweede paard wat dus de andere kant op wil, representeert de plichten. De
verantwoordelijkheid die je hebt naar anderen, en de wilskracht om dat tot uitvoering te
brengen. Het is de taak van de reden om die twee paarden samen te laten werken en een
goed leven te leiden.
Volgens Plato had de psyche drie basiscomponenten.
1. Lust (voor fysieke bevrediging)
2. Moed (Actie ondernemen wanneer het moet)
3. Rede (Het vermogen om onderliggende redenen of realiteiten te accepteren).
Aristoteles
Aristoteles dacht heel veel dingen hetzelfde als Plato maar een aantal dingen ook anders.
Empirisme: kennis = observatie + classificatie (orde brengen aan onze observaties)
(taxonomie, het indelen van dieren in diersoorten).
,De kennis die we hebben die komt voort vanuit de geest, door het nadenken en het
redeneren hebben we ware kennis. Wat je waarneemt en ziet buiten dat is niet echt.
Aristoteles was het hier niet helemaal mee eens.
Tabulo rasa: de geest is blanco, je leert dingen door ervaring op te doen.
Ordering van zielen:
- Vegetatieve zielen (voeden, voortplanten). Hierbij kan je denken aan planten.
- Sensitieve zielen (sensatie, bewegen, geheugen, verbeelding). Hierbij kan je denken
aan dieren.
- Rationele zielen (logisch redeneren). Hierbij wordt alleen gedacht aan mensen.
De geest heeft een aantal filters, waardoor wij naar de wereld kijken.
De geest filtert observaties door categorieën van ervaring:
Substantie (wat), kwantiteit (hoeveel), kwaliteit (kleur, vorm), plaats (waar), tijd (wanneer),
relatie (bijv. groter-kleiner), activiteit (wat doet het).
Men leert tegenwoordig bij biologie om organismen te ordenen in verschillende categorieën.
Aristoteles was hier dan ook de grondlegger van.
Alle gebeurde evenementen hadden 4 componenten nodig:
- Materialistische oorzaak
- Formele oorzaak
- Efficiënte oorzaak
- Laatste oorzaak
Pythagoras
Komt oorspronkelijk uit Italië. Heeft zelf ook niks opgeschreven. Stond hierdoor meer bekend
als een mythe dan als een echte man. Hij staat erg bekend om zijn stelling van Pythagoras.
Wat betreft het berekenen van een hoek van een driehoek, waar een hoek van 90 graden in
voorkomt. A + B = C. Berekenen van rechthoekige driehoeken.
Heraclitus
Als iets naar boven gaat moet er ook een weg naar beneden zijn.
Zeno
Hij bestuurde het concept van oneindigheid.
Protagoras
Hippocrates
Hij dacht na over alledaagse menselijke problemen. Hij trok ook allerlei mensen aan en
uiteindelijk studenten die hij schoolde. Zij begonnen zijn medische verhalen op te schrijven
wat leidde tot de eed van Hippocrates. Hij zag ziekte als de vier verschillende kleuren vocht
uit het lichaam van de mens namelijk: Rood, geel, zwart en gal. Volgens hem waren mensen
gezond wanneer alle soorten vocht in stabiele hoeveelheden voorkwamen.
Democritus
Dacht na over atomen. Was een filosoof met veel humor. Aristoteles was het hier niet mee
eens.
, Islamitische filosofen
Abu Yusuf Ya’qub ibn Ishaq Al-Kindi Tientallen getallenstelsel. Meer belangrijk was dat
er ook een 0 in het getallenstelsel kwam. Of zoals we het tegenwoordig kennen: algebra.
Ibn al-Haytham (Alhazen)
Boek over optica (hoe licht werkt en breekt) en visuele waarneming, camera obscura.
Heeft onderzocht dat wanneer we iets zien dat we dit eigenlijk ondersteboven zien.
Abu’ Ali al-Husayn ibn Sina (Avicenna)
Uitbreiding van Aristoteles’ functies van de ziel.
Externe zintuigen (zicht, gehoor, reuk, smaak, tast). Het naar buiten kijken van Aristoteles.
Interne zintuigen combinatie verbeelding, geheugen inschatting (estimation; inschatting
kansen en gevaren), neiging (appetition; handelingsimpulsen)
Zelfbewustzijn (floating man gedachte- experiment). Geen zintuigelijke of sensorische
invloed dan blijft het bewustzijn nog over.
Floating man experiment Avicenna vroeg men een nieuw gecreëerde man voor te stellen
in de ruimte die alleen maar daar zweefde. Hij kon zich verder ook niet bewegen maar
zweefde alleen in deze ruimte. Zonder enige ervaring in het leven maar het alleen zweven,
zou deze man dan een geweten hebben of een ziel? Het antwoord van Avicenna was ja.
College 2 Pioneers Philosophers of mind: Descartes, Locke and Leibniz
Dit hoofdstuk gaat over de ideeën van drie filosofen over lichaam, geest en kennis.
In het hoofdstuk zitten eigenlijk twee thema’s, beide gerelateerd aan hoofdstuk 1.
Thema 1: Wat is de relatie tussen lichaam en geest?
Thema 2: Hoe komen we tot kennis over de wereld?
Descartes, Locke, Leibniz
Dit waren drie filosofen van wie een hele grote invloed is uitgegaan op de ontwikkeling van
psychologie later.
De ideeën van Descartes worden gesplitst en uitgewerkt door verschillende personen.
René Descartes (was een eigenwijze man, wat hij op school leerde was geen zekere
kennis). Mensen bleken namelijk verschillende meningen te hebben over hoe de wereld in
elkaar zat. De conclusie van Descartes was daarom: Jullie kan ik niet vertrouwen. Ik moet
mijn eigen methode ontwikkelen om kennis te verkrijgen.
Methode:
1. Twijfel aan alles (door aan alles te twijfelen kreeg hij zekere kennis). Denken
(deductie) was belangrijker dan waarnemen volgens Descartes.
2. Kennis: denken (deductie) boven sensorische ervaring (inductie).
3. Zoek simple natures: fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen waaraan
je niet kunt twijfelen.
Hier kun je niet aan twijfelen, fysieke wereld: extensie (extension) (deze nemen ruimte in,
bijvoorbeeld een mens of een stoel, je weet niet zeker wat ze zijn maar je weet wel zeker dat
ze ruimte innemen) en beweging (motion). Volgens Descartes weet je zeker dat deze twee
dingen in de fysieke wereld bestaan.
Galileo Galilei: hij had soortgelijke ideeën als Descartes. Er zijn twee soorten kenmerken
aan de dingen die je ziet.
Primaire kwaliteiten (vorm, hoeveelheid, beweging) dit zijn de kenmerken van de objecten
zelf los van hoe wij ze ervaren.
Secundaire kwaliteiten (zicht, geluid, gevoel) deze ontstaan alleen als wij als mensen of
dieren hiermee interacteren met onze zintuigen.