Inleiding jeugdrecht – week 1 – Kinderrechten
Literatuur:
- M. Blaak, M. Bruning en M. Eijgenraam, Handboek internationaal jeugdrecht, een toelichting voor
rechtspraktijk en jeugdbeleid op het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind en andere internationale
regelgeving over de rechtspositie van minderjarigen, Defence for Children 2012, p. 1-39.
- T. Liefaard, ‘De waarde van de rapportageverplichting van Nederland aan het VN-Comite voor de Rechten van
het Kind’ NJCM-Bulletin 2013 (4).
Wet- en regelgeving:
- VN- Verdrag inzake de Rechten van het Kind, 20 November 1989.
- General comment No. 14 (2013) on the right of the child to have his or her best interests taken as a primary
consideration (art. 3, para. 1).
- General comment No. 12 (2009) The right of the child to be heard.
- Optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on a communications procedure (2012).
Jurisprudentiebundel:
- HR 1 november 2013, NJ 2014, 24 m.nt. S.F.M. Wortmann (belang van de minderjarige om te worden gehoord,
art. 12 IVRK).
Handboek internationaal jeugdrecht
§1.1 Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
§1.1.1 Inleiding – Op 20 november 1959 kwam in het kader van de VN de Verklaring van de Rechten van het
Kind tot stand. Op 20 november 1989 werd het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)
door de Algemene Vergadering van de VN aangenomen. Verdrag trad op 2 september 1990 in werking (artikel 49
IVRK – 20 landen hadden het geratificeerd). Per 1 januari 2012 zijn 193 landen partij bij het Verdrag. VS en
Somalië hebben het IVRK nog niet geratificeerd. Zuid-Soedan heeft het Verdrag nog niet ondertekend. In
Nederland is het Verdrag op 8 maart 1995 in werking getreden. Het Verdrag introduceert twee belangrijke
concepten, het ‘belang van het kind’ (best interests of the child) en die van de ‘zich ontwikkelende vermogens van
het kind’ (envolving capacities of the child).
§1.1.2 Totstandkoming van het IVRK – Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Verklaring van Genève – 1924, initiatief van de organisatie Save the Children Fund (1919, Eglantyne Jebb).
Reactie op de ellende die kinderen in Europa hadden meegemaakt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Werd aanvaard
door de Volkenbond, voorloper van de VN. Vijf artikelen:
- Recht op normale ontwikkeling;
- Recht op voedsel, gezondheidszorg en zorg;
- Recht als eerste op hulp;
- Bescherming tegen uitbuiting;
- Opvoeding tot dienstverlening aan anderen.
Verklaring inzake de Rechten van het Kind – De in 1945 opgerichte VN richtten in 1946 het United Nations
Children’s Emergency Fund (UNICEF) op. In 1948 kwam de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
(UVRM) tot stand. Was een reactie op het fascisme, nationaal- socialisme en racisme van de Tweede
Wereldoorlog. In 1959 kwam in het kader van de VN de Verklaring van de Rechten van het Kind tot stand. Bevat
tien algemene beginselen:
- Non-discriminatie;
- Bijzondere bescherming op zich te kunnen ontwikkelen;
- Recht op naam en nationaliteit; [klassieke vrijheidsrechten]
- Recht op sociale zekerheid en gezondheidszorg (inclusief pre- en postnatale zorg voor de moeder);
- Bijzondere zorg voor gehandicapte kinderen;
- Recht op liefde, begrip en ouderlijke zorg;
- Recht op onderwijs;
- Recht als eerste op hulp;
- Bescherming tegen mishandeling, uitbuiting en kinderarbeid;
- Opvoeding tot begrip en verdraagzaamheid, tot vrede en vriendschap.
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind – Aan de vooravond van het Internationale Jaar van
het Kind, 1979, diende de regering van Polen op 7 februari 1978 een voorstel in om van de Verklaring inzake de
Rechten van het Kind een verdrag te maken. Eerste voorstel werd afgewezen, sloeg een hele categorie rechten
over. AV besloot dat onder toezicht van de Mensenrechten commissie een tekst moest worden opgesteld. Duurde
tien jaar. Ieder jaar kwamen regeringsvertegenwoordigers, in het kader van Open-ended Working Group een week
, bijeen om onderdelen van het ontwerpverdrag te bespreken. Een aantal internationale non-gouvernementele
organisaties (ngo’s), verenigd in een ngo-werkgroep onder voorzitterschap van Defence for Children International
eheft meegedacht en onderhandeld gedurende het proces. Uiteindelijk werd in het voorjaar van 1989 een
ontwerpverdrag ingediend bij de Mensenrechtencommissie. Via de Economische en Sociale Raad kwam het
ontwerpverdrag op de agenda van de AV van de VN, die het Verdrag unaniem aanvaardde op 20 november 1989.
Facultatieve Protocollen – op 25 mei 2000 besloot de AV van de VN het IVRK uit te breiden met twee
facultatieve protocollen ter bescherming van kinderen in gewapende conflicten en kinderen die verhandeld en
geëxploiteerd worden. Het Facultatieve Protocol over de betrokkenheid van kinderen in gewapende conflicten is
op 12 februari 2002 in werking getreden, 24 september 2009 door Nederland geratificeerd, 24 oktober 2009 in
werking getreden in Nederland. Het Facultatieve Protocol over de verkoop van kinderen, prostitutie en
pornografie trad op 18 januari 2002 in werking, is op 23 augustus 2005 door Nederland geratificeerd en op 23
september 2005 voor Nederland in werking getreden. Op 19 december 2011 heeft de AV van de VN een derde
Facultatief Protocol aangenomen. Maakt een kennisgevingsprocedure over het IVRK bij het Comité voor de
Rechten van het Kind mogelijk. 28 februari 2012 door twintig landen ondertekend. Zal drie maanden nadat het
door tien landen is geratificeerd in werking treden.
§1.1.3 Status, werking en functies van het IVRK
Status – Het IVRK is juridisch bindend voor de landen die het hebben geratificeerd. Alle landen van de wereld
behalve de VS, Somalië en Republiek Zuid-Soedan. Artikel 41 IVRK bepaalt dat ingeval andere Verdragen van
toepassing zijn, de voor het kind meest gunstige regeling van toepassing is.
Werking – Verplichting van de overheid of rechtstreeks van toepassing ten behoeve van burgers (rechtstreekse
werking van rechten). In het Nederlandse recht bepaalt de rechter of een bepaling in een internationaal verdrag
rechtstreekse werking heeft. Rekening houden met de formulering van het artikel, de ratificatie en de rechtspraak.
‘een kind heeft het recht’:
- artikel 7 IVRK (naam en nationaliteit)
- artikel 10 lid 2 IVRK (contact met beide ouders)
- artikel 13 lid 1 IVRK (vrijheid van meningsuiting)
- artikel 16 IVRK (privacy)
- artikel 20 lid 1 IVRK (kinderen zonder ouderlijke zorg).
Horizontale werking – Een verdrag bindt de overheid die het verdrag ratificeert. Daarnaast kan een
mensenrechtenverdrag ook aan burgers in hun onderlinge relatie verplichtingen opleggen (= horizontale werking).
Belang van het kind prevaleert (artikel 3 lid 1 IVRK), recht op privacy tegenover andere burgers (artikel 16
IVRK),), verantwoordelijkheid van ouders voor het levensonderhoud van een kind (artikel 27 IVRK) en de wijze
van handhaving van discipline op school (artikel 28 lid 2 IVRK).
Beperkingen – De rechten van het kind zoals geformuleerd in het IVRK zijn niet altijd absoluut. Kunnen beperkt
worden als zij een bedreiging vormen voor andere belangen, bijv. openbare orde, gezondheid, veiligheid van de
staat en rechten van anderen. Of botsing van verschillende grondrechten. Artikel 13 lid 2 IVRK bepaald dat het
recht op vrijheid van meningsuiting van het kind kan worden beperkt onder bepaalde in het IVRK vastgelegde
voorwaarden.
Functies – Het IVRK kan als een juridisch middel of een pedagogische boodschap dienen, maar ook als een
sociaal-politiek instrument worden gebruik.
§1.1.4 Kenmerken van het IVRK
Alomvattendheid – Combinatie van de traditioneel gescheiden klassieke burgerlijke en politieke rechten
enerzijds en sociaal- economische en culturele rechten anderzijds. Bevestigen van reeds bestaande algemene
mensenrechten voor kinderen uit andere verdragen. Vermogen van de normen van bepaalde mensenrechten voor
kinderen (kinderarbeid en jeugdstrafrecht). Het opstellen van rechten die alleen en specifiek voor kinderen gelden
(adoptie, mishandeling en onderwijs).
Holistische benadering – Het IVRK beschouwt het geheel van rechten, die in het Verdrag zijn vastgelegd als
essentieel voor de ontwikkeling van kinderen (= Holistische werking). Alle rechten zijn even belangrijk. Men
moet steeds naast het specifieke artikel ook het geheel van rechten in ogenschouw nemen.
Belang van het kind – artikel 3 lid 1 IVRK. ‘belang van het kind’ is een juridische formule die met behulp van
sociale wetenschappers, met name door ontwikkelingspsychologen en pedagogen, nader ingevuld moet worden.
De zich ontwikkelende vermogens van het kind – artikel 5 IVRK [de zich ontwikkelende vermogens van een
kind’.
Ouders van het IVRK – Gezin is de kern van de samenleving waarbinnen een kind dient op te groeien. Ouders
zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen waarbij zij rekening moeten houden met de