Les 1 - Motieven voor SW
Godsdienstig motief: Gaat om een goddelijke opdracht. Het gaat niet om iets wat je
vrijblijvend kunt doen of laten, het gaat om een plicht.
Humanistische waarden en deugden: Wordt uitgedrukt met de begrippen philantropia
(menslievendheid) en humanitas (menselijkheid). Onder menslievendheid worden onder
meer de volgende deugden verstaan: welwillendheid, zachtmoedigheid, gemeenschapszin,
gastvrijheid, vrijgevigheid, onbaatzuchtigheid, beleefdheid en opofferingsgezindheid
tegenover een vriend.
Uit eigenbelang en voor openbare orde: Bij dit motief staat het belang van de gemeenschap
voorop: het belang van ordelijk bestuur, openbare orde en veiligheid voor burgers. Kort
samengevat: hoe minder armoede er heerst, des te minder criminaliteit zal er zijn.
Sociale angst: De angst voor opstand en revolutie kon tot gevolg hebben dat men bereid
was sociale steun of wetgeving versneld in te voeren.
Arbeidsplicht: De plicht dat je moet gaan werken
Schuldgevoel en verontwaardiging: Personen uit de hogere-inkomensgroepen voelden zich
soms schuldig over de grote verschillen tussen rijk en arm. De ontdekking dat zo veel
mensen in armoede leefden, met lange werkdagen, lage lonen, afschuwelijke
woonomstandigheden en een slechte gezondheidstoestand en het ontbreken van
elementaire voorzieningen als schoon water, stemde niet alleen verdrietig, maar wekte ook
schuldgevoelens of verontwaardiging op.
Emancipatie en zelfontplooiing: Dat vrouwen nu ook net als mannen mogen studeren en niet
alleen thuis moeten blijven.
Professionalisering: Onder professionalisering verstaan we:
- Tot beroep worden van een bezigheid die oorspronkelijk slechts als hobby werd
uitgeoefend.
- Versterking van de beroepsactiviteit. Professionalisering is het proces waarin 1 een
beroep tot volle dagtaak wordt, 2 het beroep een monopoliepositie verwerft tot het
verlenen van een bepaalde dienst, 3 toegankelijkheid tot het beroep beperkt wordt
door opleiding, 4 er beroepsverenigingen komen ter behartiging van de belangen van
de beroepsgroep, 5 de overheid overgaat tot erkenning van gediplomeerde
beroepsbeoefenaars en 6 de beroepskring zichzelf een bindende gedragscode
oplegt.
, Les 2 - Van Middeleeuwen tot en met de Verlichting
Sociale stratificatie: Standensamenleving
Religie: Christelijk
Politiek: Voornamelijk monarchie, geen macht voor het volk
West-Europa in de Middeleeuwen: christendom (rooms-katholiek) is alomtegenwoordig en
erg belangrijk. Hulp en zorg zijn geïnspireerd door de zeven werken van barmhartigheid. Het
doen van deze werken is een opdracht van Jezus aan zijn volgelingen.
1. De hongerigen voeden
2. Wie dorst heeft, te drinken geven
3. De vreemdeling onderdak geven
4. Wie geen kleren heeft, kleding geven
5. Wie ziek is, verzorgen en bezoeken
6. Wie in de gevangenis zit, bezoeken
7. De doden begraven
Wie goed doet komt in de hemel terecht.
Gasthuizen
Vanaf 1100 worden er in Nederland en Vlaanderen honderden gasthuizen opgericht door
sociaal ingestelde burgers (en dus niet altijd door de kerk):
- Logies voor pelgrims en reizigers
- Verzorging van zieken
- perst- en lepralijders naar aparte huizen
- Huisvesting ouderen
- Logies voor daklozen: maximaal 3 nachten
- Opvang van weeskinderen en vondelingen
- Dolhuizen: voor idioten en onnozelen
Waarom bekommert men zich om de kwetsbaren?
Middeleeuwen: godsdienst, openbare orde, sociale angst
Wie bekommert zich om de kwetsbaren?
Middeleeuwen: de kerk, particulier initiatief
Vernieuwing vanaf 1750 (Verlichting)
Sociale stratificatie: Standensamenleving bestaat nog, maar er komt kritiek op, want ieder
mens is gelijk.
Religie: God heeft de wereld gemaakt, maar mensen moeten het verder zelf regelen.
Politiek: Voornamelijk monarchie, geen macht voor het volk, maar daar komt kritiek op.
Nieuw sociaal besef:
- Gelijkheid: alle mensen zijn gelijk geschapen
- Elk mens heeft recht op ‘life, liberty and the pursuit of happiness’
- Verklaring van de rechten van de Mens en Burger worden afgekondigd