Kennistoets leerpsychologie
Hoe leren kinderen? Hoe kan jij als leerkracht dit positi ef beïnvloeden? Hoe kun je de natuurlijke
nieuwsgierigheid van kinderen vasthouden?
1. Wat is leren?
Het begrip leren heeft geen eenduidige betekenis. Leren kan zijn;
Expliciet bestuderen van teksten en boeken
Onderwezen worden
Het bewust leren d.m.v. bewuste overdrachtsprocessen
Leren is een complex proces. Belangrijk is om je ervan bewust te zijn dat leren en onderwijzen twee
op zichzelf staande begrippen zijn.
Leren kan intentioneel (bewust/gericht) of incidenteel (toeval), formeel (school setting) of informeel
(onder het wandelen informatie uitwisselen) en ook expliciet (onderwezen worden) of impliciet (bij
toeval leren.)
Op school leren = formeel/intentioneel leren
Buitenschool leren= informeel/incidenteel leren
Leren…
Doe je je leven lang
Is het opnemen van (externe aanwezige) informatie
Op actieve wijze verwerven van inzichten
Het toepassen/ gebruiken van deze inzichten (transfer)
Is een activiteit die (op school en meestal) door ander gestimuleerd wordt
Is samenwerkend leren
Leren is een relatief permanente verandering in iemands gedragsrepertoire t.g.v. ervaring of
oefening.
Heeft betrekking op inhoud. Speelt zich af in bepaalde omgeving. Is een hypothetisch construct (niet
zichtbaar, wel meetbaar.) Is een activiteit (je moet het doen, het vraagt veel van je). Resultaat is min
of meer van blijvende aard.
Leerpsychologie probeert leerprocessen te begrijpen en te verklaren.
Leren =
Onthouden ( verklaren, reproductieve, parate kennis)
Begrijpen (denkrelaties leggen; oorzaak-gevolg, deel-geheel, analogieën ‘samenhang tussen zaken’)
Toepassen (in een nieuwe context gebruiken/transfer)
Competentiegericht (weten, kunnen, willen en doen)
, 1.1 Leerpsychologie op de pabo
Bolhuis (2000) wijst erop dat formeel leren niet altijd intentioneel hoeft te zijn en andersom. Zo is
een school een formele leersituatie maar kan een snel afgeleide leerling niet intentioneel leren en
een student wel intentioneel leren in een informele (thuis) situatie. Goorhuis-brouwer (2016)
benadrukken het nut van spelend leren bij (jonge) kinderen.
Formeel (onder leiden van een Informeel (niet onder leiding
leerkracht) van een leerkracht)
Intentioneel (leerling stelt Leerling wil leren zorgt voor Leerling leert zelfstandig van
expliciete leerdoelen) bewuste planning/sturing andere uit zijn/haar omgeving
Incidenteel (leerling stelt geen Leerkracht stelt een doel, niet Leerling leert op natuurlijke/
expliciete leerdoelen) de leerling spontane wijze
De kwaliteit van het leerproces is af te leiden uit de betrokkenheid en zelfstandigheid die een leerling
tijdens het werk laat blijken.
Leren is een duurzame verandering in gedrag of in het vermogen daartoe, als resultaat van
oefening of andere vormen van ervaring (Schunk, 1996)
Leren is het verzamelen van kennis, inzicht en vaardigheden door ervaring of studie (Morris,
1971)
Leren is het maken en in stand houden van verbindingen: biologisch (neurale netwerken) en
mentaal (concepten) en de wisselwerking tussen de geest / het verstand en de omgeving
(AAHR, 1998)
(Voor) een goede leerkracht;
Doet elke leerling ertoe
Is niet bang om zijn planning aan te passen
Stellen hoge doelen/verwachtingen
Onderwijs bij het jonge kind is gericht op ontwikkelingsprocessen en niet op leerinhouden. Bij het
leren d.m.v. ontwikkelingsprocessen moet de leerlinge zelf de inspanning leveren (Brouwers, 2014.)
2. Filosoferen over leren
Uitkomsten van leren betreffen;
Verandering in houding, kennis en vaardigheden.
Vorming van het menselijk vermogen om te leren.
Collectief leren is het leren als groep. Dit kan plaatsvinden op procesniveau (samen/ met elkaar
leren) of uitkomst niveau (samen op de uitkomst komen.)
Leren = Het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houding
en vaardigheden en / of in het vermogen om te
leren, door middel van het selecteren, opnemen,
verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en
het betekenis geven aan informatie door individuen,
groepen.
Dimensies van leren
,3 leersoorten:
Cognitief leren: kennis opdoen ( memoriseren ‘onthouden’, feitenkennis
en inzichten)
Sociaal-affectief leren: gevoelens, houding en sociale vaardigheden
(reactief ‘zelfcontrole/ waardensysteem’ of interactief
‘fatsoen/communicatie’)
Attituden zijn oordelen of opvattingen die van invloed zijn op het gedrag van
individuen
(reactief = reactie op / interactief= in samenleving met anderen)
Psychomotorisch: automatisme/ routine/ autonome uitvoering (fietsen en haken
bijvoorbeeld)
Competentieleren: Een competentie of beroepsbekwaamheid is het vermogen om op een
creatieve en verantwoorde wijze een set van samenhangende vaardigheden, attituden,
onderliggende kennis en persoonlijke kwaliteiten aan te wenden ten einde beroepstaken,
deel uitmakende van een functie of beroepsrol, effectief en efficiënt te vervullen.
Vaardigheden leren die passen bij je beroep.
Opdeling leerinhoud
Leerinhoud wordt vaak ingedeeld op: kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen of attituden.
of
Een tweede indeling is die van declaratieve en procedurele kennis
Declaratieve kennis = kennis van feiten, begrippen, regels, principes, wetmatigheden, concepten,
definities, theorieën etc. het is veelal geabstraheerde kennis in taal uitgedrukt, die in ons geheugen
ligt opgeslagen. denk aan de stelling van Pythagoras, weten wat een zonsverduistering is, weten
welke landen aan Nederland grenzen. Declaratieve kennis is vooral knowing what en why.
Procedurele kennis = (mentale) handelingen of (cognitieve) vaardigheden die volgens bepaalde
regels / voorschriften / afspraken dienen te worden verricht om het gewenste resultaat te bereiken.
Meestal spreken we in het dagelijks leven gewoon van vaardigheden. Te denken is aan algoritmes
(bijvoorbeeld het vinden van de persoonsvorm van de zin of het determineren van een plant of het
oplossen van een deelsom.) De procedurele kennis is vaak weer te geven in als …. dan …-regels.
Procedurele kennis is vooral knowing how.
Declaratieve kennis draagt vaak een vak- of domeinspecifiek karakter en procedurele kennis is juist
vaker deels van algemene en deels van vakspecifieke aard, bijvoorbeeld schrijfvaardigheden,
spreekvaardigheden, rekenvaardigheden
Of
Een derde indeling op basis van de inhoudsdimensie is de indeling in cognitieve, sociaal-affectieve en
psychomotorische vaardigheden, ook wel de hoofdsoorten van leren genoemd.
3. Je voorkeurstijl van leren kennen
Als leerkracht is het belangrijk om je bewust te zijn van je eigen voorkeurstijl van leren en die van je
leerlingen. Dit heeft namelijk effect op de manier waarop je leerlingen benaderd, instructie geeft en
begeleidt.
Er zijn veel verschillende theorieën over leerstijlen. De twee in Nederland bekendste theorieën zijn
die van Kolb en Vermunt.
, Vermunt (1996)
In de tabel hiernaast is te zien welke werkvormen aansluiten op welke leerstijl.
De leerstijlentest van Vermunt bestaat uit verschillende (over schoolgaande)
stellingen waarop antwoord gegeven kan worden met helemaal, een beetje of
niet van toepassing.
Uiteindelijk maakt Vermunt
onderscheid tussen 3
leerstijlen, namelijk;
Reproductieve stijl:
Betekenisgerichte stijl:
Toepassingsgerichte stijl:
Ongerichte stijl:
Deze leerstijlen hebben voornamelijk betrekking op de motieven waarmee een leerling werkt. Zo is
te zien dat leerlingen die uitstromen naar een hoger middelbare school niveau ook vaak een
betekenisgerichte en/of toepassingsgerichte leerstijl hebben. Als leerkracht zul je je moeten
aanpassen op de leerstijl van de leerling om een gemotiveerde, optimaal lerende leerling te
houden/krijgen.
Kritiek vanwege; Vermunt laat factoren als motivatie, omgevingskenmerken, instructie en interactie
geheel buiten beschouwing. Ook vallen niet alle leerlingen in te delen in deze leerstijlen. Wel heeft
Vermunt als een van de weinige leertheorieën steun vanuit een onderzoek.
Kolb (1985)
Learning style inventory. Leerlingen krijgen vier stellingen en moeten deze op
volgorde plaatsen van welke het meest bij hun voorkeur past. Daaruit komt een
van de voorkeursstijlen; doener ‘uitproberen en experimenteren’, beslisser
‘plant en voert taak uit’, denker ‘logisch nadenken en redeneren’ of dromer
‘kijkt naar andere en denkt zelf eerst goed na’.
Kolb gaat ervanuit dat dit een cyclus is die door alle lerende wordt doorlopen.
Het startpunt wordt echter bepaald door de voorkeursstijl. Als leerkracht dien je
er dus voor te zorgen dat alle leerlingen bewust deze cyclus doorlopen. Door
deze afwisseling van processen blijven de leerlingen ook uitgedaagd en dus
gemotiveerd.
Bij het indelen van groepjes kan het rekening houden met de verschillende leerstijlen tot positieve
resultaten lijden. Elke leerstijl heeft namelijk zijn eigen voor/nadelen waardoor leerlingen met
verschillende leerstijlen elkaar goed aan kunnen vullen.
In zijn algemeenheid geldt dat:
leerstijltheorieën zijn bedoeld als aanknopingspunt voor beter lesgeven, waardoor
leerkrachten hun didactiek optimaal kunnen afstemmen en leerlingen beter leren. Door het
rekening houden met de leerstijlen van de lerende wordt hij beter begeleid en de leerling
leert effectiever als er rekening wordt gehouden met zijn leerstijlen;
het goed is dat een leerling zich bewust is van zijn leerstijl en dat hij beseft dat hij ook een
andere leerstijl kan kiezen;
er uit neurologisch onderzoek is gebleken dat er bepaalde voorkeuren vanuit de hersenen
zijn voor het verwerken van informatie.