Produceren is waarde toevoegen → toegevoegde waarde. De toegevoegde waarde of productie ontstaat door
de inzet van de productiefactoren: natuur (pacht), arbeid (loon), kapitaal (rente) en ondernemerschap (winst).
De kapitaalgoederen gaan meerdere productieprocessen mee, maar na een tijdje verminderen ze in waarde de
door slijtage en veroudering → afschrijving. De afschrijving blijft in het bedrijf en wordt gebruikt om
productiemiddelen die helemaal zijn afgeschreven, te vervangen.
De netto toegevoegde waarde komt terecht bij de gezinshuishoudens: zij zijn de bezitters van de
productiefactoren. Het inkomen van gezinnen bestaat uit de beloning die ze ontvangen voor het inzetten van
de productiefactoren → primair inkomen/inkomensvorming.
De netto toegevoegde waarde van de overheid is lastig te berekenen, daarom is de netto toegevoegde waarde
van de overheid gelijk aan het bedrag dat de overheid aan lonen betaalt.
De productie van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld, geeft het bruto binnenlands product (bbp).
De som van alle verdiende primaire inkomens in een land, geeft het netto binnenlands inkomen.
Het netto binnenlands inkomen is niet gelijk aan het inkomen dat de gezinshuishoudens vrij kunnen besteden:
de overheid eist namelijk een deel hiervan op met belastingen en sociale premies. Deze belastingen en sociale
premies gebruikt de overheid om uitgaven te kunnen doen → overdrachtsinkomens: uitkeringen voor bv.
werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, bijstand of huurtoeslag.
, De individuele welvaart wordt vaak gekoppeld aan het inkomen dat iemand verdient. Om de individuele
(1)
welvaart in een land te meten, delen we het bbp door het aantal inwoners → bbp per capita: het inkomen per
hoofd van de bevolking. Het bbp per capita kun je gebruiken om de welvaart tussen landen de vergelijken,
maar dit is niet altijd even eerlijk.
(2) Dehoogte van het bbp wordt gemeten in geld → de nominale waarde van het bbp. Als er in een bepaalde
periode sprake is van inflatie, dan daalt de koopkracht van het geld. Alleen als de inflatie lager is dan de
nominale groei van het bbp, kan de bevolking in een land meer kopen → reële economische groei/volumegroei
van het bbp. De reële groei is een betere maatstaf voor het meten van de groei van de welvaart dan de
nominale groei.
(3)Het inkomen in een land is vaak ongelijk verdeeld: als het bbp per capita hoog is, betekent dit niet dat
iedereen in het land een hoog inkomen heeft. Bij een ongelijke personele inkomensverdeling zijn er (grote)
verschillen in inkomen tussen personen in een land. Als het bbp per capita stijgt en de hoge inkomens krijgen
een groter deel van de inkomensstijging, dan zal de ongelijkheid verder toenemen → er is sprake van een
ongelijke verdeling van de groei van de welvaart.
(4) Alle
activiteiten die geregistreerd worden en waarvoor inkomen wordt betaald, behoort tot de productie. De
productie die wel plaatsvindt in een land, maar niet geregistreerd wordt, rekenen we tot de informele
economie.
(5) Hetbbp houdt niet altijd rekening met negatieve externe effecten: bij een toename van de productie kun je
zeggen dat de welvaart stijgt, omdat er meer geproduceerd wordt. Maar de bijbehorende negatieve effecten
van de productie zijn niet in de kostprijs van een product inbegrepen, dus is het de vraag of dat klopt.
(6)Als de hoogte van het bbp gebruikt wordt als maatstaf voor de welvaart, spreken we van welvaart in enge
zin. Als bij het bepalen van de welvaart ook rekening wordt gehouden met de niet-materiele welvaart, spreken
we van welvaart in ruime zin.
Groen bbp = het bbp dat niet ten koste is gegaan van mens, milieu en toekomstige generaties.
Het Human Development Index (HDI) geeft de mate van het welbevinden of welzijn van de bevolking in landen
aan.
1.3 De economische kringloop
In de economie kun je een cyclus onderscheiden: productie (binnenlands product) → inkomen (binnenlands
inkomen) → bestedingen → productie (binnenlands product) → etc.
De kringloop in een economie kan je ook weergeven door de geldstromen te laten zien tussen de economische
sectoren → de economische kringloop: laat de geldstromen zien tussen de 5 sectoren (gezinnen, bedrijven,
overheid, buitenland en financiële instellingen).
Gezinnen ontvangen inkomen (Y) van bedrijven.
Gezinnen dragen een deel van het verdiende inkomen af in de vorm van
belastingen (B). Het besteedbare inkomen dat overblijft, wordt
uitgegeven aan consumptiegoederen (C) die door bedrijven
geproduceerd zijn. Een deel van het besteedbare inkomen sparen (S)
gezinnen voor toekomstige consumptie.
De besparingen komen terecht bij de financiële instellingen.
Financiële instellingen lenen dit geld uit aan bedrijven die leningen
afsluiten voor investeringen (I). De overheid heft belastingen (B) en
gebruikt het belastinggeld om overheidsbestedingen (O) te doen.
Import (M) en export (E) verlopen via de sector bedrijven en het
buitenland.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper puckvanham. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.