College 4: Autism Spectrum Disorder
Autismespectrumstoornis (ASS): gemarkeerde beperkingen in sociale communicatie en de
aanwezigheid van beperkte, herhaaldelijke patronen van gedrag, interesses of activiteiten. De
symptomen hebben groot impact op het sociaal functioneren. Er zijn moeilijkheden met
interacteren, communiceren, en het ontwikkelen van relaties met anderen. Het herhaaldelijke
gedrag kan door anderen als raar of onaangenaam worden waargenomen.
Prevalentie: 1-2% v/d kinderen in de normale populatie. Is in de laatste jaren (in de VS)
gestegen, vooral door ongeïdentificeerde omgevingsfactoren (luchtvervuiling) of
veranderingen in leefstijl (late zwangerschap). Er worden meer kinderen gediagnosticeerd
omdat er nu meer bewustzijn is. Komt vaker voor in jongens dan in meisjes (4:1 ratio). Dit
kan komen omdat meisjes een voordeel hebben in sociaal en taalkundig functioneren, omdat
prenatale mannelijke hormonen breinontwikkeling kunnen beïnvloeden, en omdat mutaties
op het X chromosoom in meisjes beter gecompenseerd kan worden door een 2 e gezonde X
chromosoom.
Geschiedenis van autisme:
In 1911 gebruikte Eugen Bleuler de term ‘’autisme’’ binnen zijn onderzoek naar schizofrenie,
om een symptoom van ‘’terugtrekking in de eigen wereld van gedachtes’’ te beschrijven.
Leo Kanner: early infantile autism
- Autistic aloneness: neiging richting extreme zelfisolatie, gebrek aan interesses in sociale
interacties.
- Obsessive insistence on sameness: sterk verlangen om veranderingen in de dagelijkse
routine te vermijden.
, - Gemarkeerde vertragingen of afwijkingen in taal.
Hans Asperger: autistic psychopathy
- Moeite met interactie met anderen, anderen benaderen, meedoen in gesprekken, in de
ogen aankijken, emoties tonen.
- Kinderen hielden zich erg bezig met bepaalde onderwerpen.
- Goede vocabulaire en taalvaardigheden.
ASS reflecteert een spectrum; er is grote
individuele variatie w.b.t. ernst v/d
symptomen en signs, ontwikkelingsniveau en
leeftijd. Subcategorieën:
Early infantile autism
Childhood autism
Kanner’s autism
High functioning autism
Atypical autism
Pervasive developmental disorder
not otherwise specified (PDD-NOS)
Childhood disintegrative disorder
Asperger’s disorder
A. Afwijkingen in sociale communicatie
1. Sociaal-emotionele wederkerigheid:
normale ‘’back-and-forth’’ gesprekken en sociale interacties door het delen van interesses,
affect en emoties.
2. Non-verbale communicatie: effectief gebruik van oogcontact, gebaren, gezichtsuitdrukking.
3. Interpersoonlijke relaties: interesse tonen in anderen, vermogen om vrienden te maken en
te behouden.
De afwijkingen in sociale communicatie kunnen verschillen in ernst, afhankelijk v/d benodigde steun
in sociale interacties.
Peuters in hun eigen wereld, vermijden oogcontact, reageren niet op hun eigen naam die
geroepen wordt, klappen of zwaaien.
Jonge kinderen reageren niet op knuffels, houden er niet van als anderen hen aanraken,
laten weinig emotie zien.
Oudere kinderen/adolescenten weinig vrienden en sociale interesses, rigide spelen,
weinig interesses. Hoog functionerende kinderen kunnen wel interesse tonen in tijd
doorbrengen met familie en vrienden.
B. Restrictieve en herhaaldelijke patronen van gedrag, interesses, of activiteiten
1. Stereotype of herhaaldelijk gedrag w.b.t. spraak (bijv. het herhalen van woorden of
uitspraken), bewegingen (bijv. handgebaren) of het gebruik van objecten (bijv. speeltjes altijd
in een rijtje zetten).
2. Overmatige aanhankelijkheid aan routines of verzet tegen veranderingen, zoals de behoefte
om op een bepaald tijdstip of op een bepaalde manier aan te kleden, te eten, te douchen,
etc.
3. Restrictieve of gefixeerde interesses die abnormaal zijn in intensiteit of focus, zoals een
fascinatie met hobby’s die ongewoon zijn voor kinderen van dezelfde leeftijd of hetzelfde
geslacht.