Gemaakt door Nina
Hersenletsel –
LET OP! ER ZIJN NOG MEERDERE GEBIEDEN DIE HIER NIET IN BESCHREVEN STAAN, DEZE ZIJN
gevolgen per
MINDER RELEVANT VOOR DEZE PERIODE. DENK HIERBIJ AAN: AMYGDALA, STRIATUM, FORNIX,
ETC.
LET DAARNAAST OOK OP DAT ONDERSTAANDE GEVOLGEN ZIJN VOOR (OVER HET ALGEMEEN)
RECHTSHANDIGEN. BIJ LINKSHANDIGEN KAN DIT AFWIJKEN.
hersengebied
Linkerhersenhelft
De linkerhersenhelft speelt een rol bij taal met name
woordkennis, logica, analytisch vermogen, volgorde,
details en getallen.
P2.1 De
Gevolgen hulpvraag
wanneer bij
er bijvoorbeeld eenneurologische
CVA aandoeningen
indedagelijks
plaatsvindt in dit deel van hersenen: functioneren
1. Krachtsverlies, verlammingen of gevoelsstoornissen in de rechterkant van het
lichaam (sensibiliteitsproblemen)
2. Het gezichtsvermogen aan de rechterkant van beide ogen kan afnemen
, Gemaakt door Nina
(hemianopsie)
3. Taal- en spraakproblemen (afasie)
4. Problemen met herkennen van voorwerpen (agnosie)
5. Problemen met dagelijkse handelingen, routines wat vroeger goed ging
(apraxie)
6. Geheugenverlies voor verbale gesproken zaken
7. Afname analytisch vermogen
8. Problemen met chronologie (volgorde van tijd, oorzaak en gevolg)
9. Verminderde timing en snelheid van vaardigheden
10. Links en rechts verwarring
11. Moeite hebben in het omgaan met cijfers, getalbegrip en dus geld
12. Langzaam worden
13. Kan onzeker, soms teruggetrokken, gedrag vertonen
14. Kans op depressie
15. Kans op wisselende stemmingen, sneller overspoeld door emoties
Rechterhersenhelft
De rechterhersenhelft speelt een rol bij emotie,
verbeelding, kleur, muziek, ritme, dimensie en
ruimtelijke inschatting.
Gevolgen wanneer er bijvoorbeeld een CVA
plaatsvindt in dit deel van de hersenen:
1. Bewegingsstoornissen, gevoelsstoornissen, zwakte of verlamming aan de
linkerkant van het lichaam
2. Verminderd gezichtsvermogen aan de linkerkant van beide ogen
(hemianopsie)
3. Niet beseffen dat de linkerzijde van het lichaam of ruimte bestaat en/of geen
aandacht voor de verlamde kant van het lichaam (neglect)
4. Ruimtelijk inzicht problemen
5. Visueel ruimtelijke problemen
6. Verminderd inzicht in eigen gedrag, verminder inzicht in de ziekte en
problemen (anosognosie)
7. Minder inzicht in sociale situaties (snapt sommige situaties niet)
8. Taal wordt te letterlijk genomen (moeite met grapjes begrijpen)
9. Moeilijk inschatten wat de ander aan emotie in de stem legt
10. Moeite met het herkennen van gezichten (prosopagnosie)
11. Moeite met het overzien van het geheel
12. Niet meer weten hoe je je moet aankleden in welke volgorde (apraxie)
13. Snel, impulsief gedrag
14. Weinig rekening houden met anderen
15. Zichzelf overschatten
16. Verminderde zelfcontrole
17. Sneller ‘aangebrand’ zijn