HOOFDSTUK 1
RECHT EN REGELS
- Overheid wordt gevormd door:
* Staten-Generaal = Eerste en Tweede Kamer;
* Regering = alle ministers + Koning
* Alle provinciale bestuursorganen en de gemeenten
- Rechten en plichten komen voort uit verschillende normen en waarden die in het algemeen
gelden in de maatschappij.
^ VOORBEELD: Je mag een ander geen schade toebrengen.
* Door dit in zogenoemde rechtsregels vast te leggen, met de wijze waarop die regels
gehandhaafd kunnen worden, krijgt het recht vorm.
- Pas als regels algemeen als rechtsregels zijn aanvaard en vastgesteld, behoren ze tot het recht.
- Er zijn verschillende rechtsbronnen (= waar het recht plaatsvind):
1. Wet en regelgeving
* Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid.
- Een wet komt tot stand als de regering en de Staten-Generaal met een
wetsvoorstel instemmen.
* Alleen wetten die afkomstig zijn van de hoogste wetgever worden met wet
aangeduid.
* Wetsartikelen = bepalingen in wetten die allemaal genummerd zijn,
* Een wetsartikel kan bestaan uit meerdere leden.
^ VOORBEELD: Art 1:247 lid 1 BW
- 1: staat voor het eerste Burgerlijk Wetboek (BW)
- :247 staat voor het artikel
- lid 1 staat voor het eerste lid.
* Grondrecht = het hoogste recht in Nederland.
- Hierin staan onder andere de grondwetten.
* In lagere regelgeving komt het woord wet niet voor.
* Koninklijk Besluit (KB) = regeling afkomstig van de regering wordt zo genoemd.
- Regering houdt zich niet alleen bezig met regelgeving;
- Er zijn ook KB’s die geen regels bevatten.
- KB’s die wel regels bevatten = algemene maatregel van bestuur (AMvB)
* Verordening = een regeling van de Provinciale Staten of van de gemeenteraad.
* Organen van de EU (Europese Unie) stellen verordeningen en richtlijnen vast die gelden
in de gehele Europese Unie.
- Deze gemeenschapsverordeningen en richtlijnen zijn daarmee nog hoger dan de
Nederlandse Grondwet.
2. Jurisprudentie
* Ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige regelgeving
moeten worden toegepast in individuele situaties, die vaak heel verschillend zijn.
* Een uitspraak heet een vonnis, uitspraak of arrest en is afhankelijk van de soort zaak of
het niveau waarop er recht wordt uitgesproken.
- Uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden (= hoogste rechter in Nederland)
heet een arrest.
* Een rechter vult zelf de normen in die niet duidelijk genoeg in de wet staan, of die al wel
in de maatschappij gelden maar nog niet in de wet zijn beschreven.
- Wanneer rechters van mening verschillen in een zelfde soort zaak, kun je in Hoger
Beroep gaan. De Hoge Raad der Nederlanden kan dan de uitspraak vast leggen
waarna alle rechters voortaan deze uitspraak zullen gebruiken.
* Nieuw recht wordt gevormd door rechters, daarom wordt jurisprudentie ook wel
rechtersrecht genoemd.
,3. Gewoonte
* Gewoonterecht regels zijn niet ergens opgetekend, maar ontstaan in de loop van de tijd
door het gebruik ervan in algemene kring.
- Regels uit het gewoonterecht komen weinig voor.
* Wanneer een gewoonte in strijd is met het recht, valt deze niet onder het gewoonterecht.
4. Verdrag
* Verdragen = afspraken tussen 2 of meer staten die op schrift zijn gesteld en die gelden in
de staten die partij zijn bij het verdrag.
- Alle staten moeten dit verdrag dan wel hebben gerati ceerd (rati catie) = zich
akkoord hebben verklaard.
^ VOORBEELD: Nederland heeft het Internationaal Verdrag inzake de
Rechten van het Kind (IVRK) gerati ceerd.
Ook: Het Europees Verdrag tot bescherming van rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden (EVRM) is in Nederland gerati ceerd.
* De verdragsregels staan, net als de regelgeving van de EU, boven de rechtsregels die in
Nederland zijn gemaakt.
- Verdragsregels hebben vaak een directe werking en dat wil zeggen dat iedereen
zich daar direct op kan beroepen.
- Rechtsregels hebben niet allemaal dezelfde werking:
* Dwingend recht = sommige rechtsregels leggen aan individuen of partijen die een
juridische relatie (rechtsbetrekking) met elkaar hebben, dwingend bepaalde rechten of
plichten op.
- Van deze regels van dwingend recht mag niet worden afgeweken.
- Bevatten vaak de woorden ‘moet’, ‘is verplicht’ of ‘is nietig’.
* Nietig = het beding (de voorwaarde) bestaat niet.
* Semidwingend recht = rechtsregels die partijen de mogelijkheid geven om zelf dingen
nader te regelen.
^VOORBEELD: Van de krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen kan niet ten
nadele van de huurder worden afgeweken.
- Geeft dus bijvoorbeeld de mogelijkheid om iemand te beschermen.
* Aanvullend recht = regels die alleen gelden als speci eke afspraken ontbreken.
- Samen met het semidwingend recht komt dit voornamelijk voor bij rechtsregels
die betrekking hebben op het sluiten van een overeenkomst.
* Uitgangspunt hierbij is dat partijen de inhoud van een overeenkomst zelf
mogen bepalen.
- Wet legt dan een paar rechten en plichten op aan de partijen en
vult deze aan als afspraken ontbreken.
- Rechtskracht is afhankelijk van het orgaan waarvan de regelgeving afkomstig is:
* Rangorde van de regelingen:
1. Verdragen;
2. Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen;
3. Grondwet;
4. Overige wetten;
5. Algemene maatregelen van bestuur;
6. Ministeriële regelingen en richtlijnen;
7. Provinciale verordeningen;
8. Gemeentelijke verordeningen.
* Wanneer een lagere regeling in strijd is met een hogere regeling en hierop beroep wordt
gedaan, dan kan de rechter de lagere regeling buiten toepassing laten.
- Binnen het recht heb je objectief recht en subjectief recht:
* Objectief recht = alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgelegd.
- Ook wel het recht als algeheel genoemd.
* Subjectief recht = wordt vanuit het objectief recht afgeleid.
fi fi fi fi fi
, ^VOORBEELD: iedereen heeft recht op bijstand (objectief recht, want sociale
zekerheid), maar dat wil niet zeggen dat iedereen een persoonlijk, subjectief recht
heeft op een bijstandsuitkering.
* Het subjectieve recht bevat ook plichten, er kan dus ook sprake zijn van subjectieve
plichten.
- Subjectieve rechten en plichten ontstaan uit de wet zelf en alleen deze kunnen
worden afgedwongen in een procedure bij de rechter.
- Grondrechten = de meest elementaire en onvervreemdbare rechten van een individu, die door
zowel de overheid als door anderen gerespecteerd moeten worden.
* Vormen als het ware het fundament van een menswaardige samenleving.
* Worden klassieke grondrechten genoemd.
^VOORBEELDEN:
- Het verbod op discriminatie;
- Het recht op vrijheid van meningsuiting;
- Het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (iedereen
heeft recht op privacy);
- Het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam;
- Het recht op vrijheid;
- Het recht op een rechter.
* Overheid mag op deze rechten in beginsel geen inbreuk maken, tenzij de wet haar die
bevoegdheid verleent.
- In het Wetboek van Strafrecht is geregeld dat de overheid de vrijheid mag
ontnemen aan een verdachte van een strafbaar feit, mits ze daarbij bepaalde
waarborgen in acht neemt.
- Voor het maken van een inbreuk op een grondrecht moet echter altijd een
wettelijke grond bestaan.
* Naast de klassieke grondrechten bestaan ook sociale grondrechten = grondrechten
waarbij geen expliciete rechten van een individu bij de rechter kunnen worden
afgedwongen.
- De sociale grondrechten vormen een opdracht voor de overheid om ervoor te
zorgen dat er in Nederland onder andere een goede gezondheidszorg, voldoende
woon- en werkgelegenheid en welvaartspreiring is waarvan iedereen in beginsel
gebruik van kan maken.
- Het recht vormt het kader waarbinnen hulp- en dienstverlening in het sociaal domein
plaatsvindt.
* Bepaalt de juridische verhouding tussen hulp- en dienstverlener en zijn cliënt en geeft
inhoud aan de verantwoordelijkheden en verplichtingen van beide partijen.
- Het recht bepaalt daarnaast ook de (on)mogelijkheden van de cliënt om zijn eigen welzijn vorm
te geven.
- Het recht is steeds aan verandering onderhevig, omdat de maatschappij voortdurend
verandert.
* Dit maakt het voor cliënten moeilijk om inzicht te krijgen in hun eigen rechtspositie.
- Er is sprake van juridisering = de neiging bestaat om alles zwart op wit te zetten en overal
regeltjes voor te bedenken.
,HOOFDSTUK 2
INDELING VAN HET RECHT
- Het publiekrecht = de overheid oefent gezag uit op burgers door middel van wetgeving, bestuur
en het toepassen van sancties.
* Bevat regels voor het uitoefenen van gezag door de overheid in haar relatie met de
burger en tussen overheidsorganen onderling.
* Onderverdeeld in:
1. Staatsrecht
- Hierin is geregeld hoe de wetgeving tot stand komt.
- Beschrijft de diverse organen van de overheid en hun bevoegdheid.
2. Bestuursrecht
- Bevat regels voor organen van de overheid en andere organen die met
openbaar gezag zijn bekleed, voor het gebruik van hun bevoegdheden =
besturen genoemd
- Onder besturen valt ook het nemen van besluiten
- Besluiten worden beschikkingen genoemd
- Deze beschikkingen hebben vaak ingrijpende gevolgen voor burgers en
daarom gelden voor bestuursorganen algemene beginselen van behoorlijk
bestuur (abbb):
1. Zorgvuldigheidsbeginsel = verlangt van een bestuursorgaan dat
het een zorgvuldig besluit voorbereidt en dat het de belangen die
daarbij betrokken zijn zorgvuldig afweegt
2. Rechtszekerheidsbeginsel = vereist dat burgers erop kunnen
vertrouwen dat hun rechten en plichten niet zomaar veranderen,
zodat zij weten waar ze aan toe zijn.
3. Gelijkheidsbeginsel = dwingt het bestuursorgaan om gelijke
gevallen zoveel mogelijk gelijk te behandelen. Moeilijk hierbij is om
te bepalen of twee gevallen werkelijk gelijk aan elkaar zijn.
4. Verbod van misbruik van bevoegdheid = verbiedt een
bestuursorgaan om zijn bevoegdheid voor een ander doel te
gebruiken dan waarvoor deze gegeven is.
5. Motiveringsbeginsel = het bestuursorgaan moet zijn besluiten
goed motiveren - ofwel aangeven wat de reden ervan is en hoe ze
hiertoe zijn gekomen.
- Bovenstaande is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
- Overheid moet zich voldoen aan de abbb, maar ook de burger moet zich
tegen de overheid kunnen verweren.
* De Awb bevat daarom regels met betrekking tot de
rechtsbescherming van de burger tegen de overheid, zoals de
mogelijkheid van bezwaar en beroep.
- Als de behandeling van een klacht bij een bestuursorgaan geen oplossing
biedt, kun je de Nationale Ombudsman vragen om een onderzoek in te
stellen. De aanbeveling die hij doet, doet hij aan het bestuursorgaan en
worden vrijwel altijd opgevolgd.
3. Strafrecht
- Hieronder vallen de gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld,
evenals de stra en die de rechter kan opleggen en de regels voor de manier
waarop daders berecht moeten worden.
- Medisch tuchtrecht neemt naast het strafrecht een bijzondere plaats in,
omdat het feitelijk is bedoeld om bepaald gedrag af te dwingen binnen een
bepaalde beroepsgroep.
ff
,- Het privaatrecht = heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen personen of
rechtspersonen.
* Wordt ook wel burgerlijk recht of civiel recht genoemd.
* Een rechtsverhouding ontstaat bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst.
- Hierdoor krijgen de betrokken (rechts)personen bepaalde rechten en
verplichtingen ten opzichte van elkaar.
- Rechtsverhoudingen heten verbintenissen.
* Uitgangspunt voor rechtsverhoudingen in het privaatrecht is de gelijkwaardigheid van
personen of rechtspersonen.
- Personen zijn mensen van vlees en bloed;
- Rechtspersonen zijn organisaties, verenigingen of stichtingen die volgens de wet
net als personen rechten en plichten hebben.
* De gemeente bezit ook rechtspersoonlijkheid.
^ VOORBEELD: De burgemeester kan namens de rechtspersoon ‘gemeente’ koop-
en huurovereenkomsten sluiten.
- Veel wetten bevatten regels over een bepaald onderwerp zoals werk, huur, jeugd, gezondheid,
sociale zekerheid of vreemdelingen.
* Deze onderwerpen zijn de functionele rechtsgebieden.
- Kunnen zowel privaatrechtelijk als publiekrechtelijk van aard zijn.
^ Hoe groter de invloed van de overheid, des te meer regels van
publiekrecht het rechtsgebied zal bevatten.
^ Het personen - en familierecht bevat hoofdzakelijk regels van het
privaatrecht.
^ Op sommige plaatsen in het arbeidsrecht heeft de overheid een
bepalende rol en daar betreft het regels van het publiekrecht.
^ Het gezondheidsrecht en het jeugdrecht bevatten een mix van
publiekrecht en privaatrecht.
* De wijze waarop de regels van publiekrecht en privaatrecht gehandhaafd kunnen worden,
is heel verschillend.
- Het materiële recht = de rechten en plichten.
- Het formele recht = bevat de wijze waarop iemand zijn recht kan halen en heeft betrekking op
de manier waarop het recht kan worden gehandhaafd.
* Bevat vooral procedureregels.
- Deze geven aan hoe de opsporing van strafbare feiten plaatsvindt, waardoor
overtreders van rechtsnormen kunnen worden berecht en gestraft.
- De formele regels waarborgen ook een eerlijk strafproces voor de verdachte en
een fatsoenlijke behandeling tijdens het onderzoek.
* Wordt ook wel procesrecht genoemd.
- Voor de handhaving van het bestuursrecht, het strafrecht en het privaatrecht bestaan
verschillende procedures.
* Naast verschillen bestaan er ook algemeenheden in het procesrecht.
- Hebben betrekking op het aantal rechterlijke instanties en het soort rechters dat
zich over een zaak buigt.
* Een manier om het beroep op de rechter te verminderen is alternatieve
geschillenbeslechtering.
- Uitgangspunt in het Nederlands procesrecht is geschillenbeslechtering in twee
instanties.
* Betekend dat een geschil op verzoek altijd een tweede keer inhoudelijk
kan worden beoordeeld door een andere rechter.
- De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit 3 lagen:
1. (Arrondissements)rechtbanken = de onderste laag.
* Arrondissement = het gebied dat bij een bepaalde rechtbank hoort.
* Verdeeld in tien arrondissementen met daarin 11 rechtbanken.
- In elke rechtbank zijn er burgerlijke rechters, bestuursrechters en strafrechters.
- Spreken recht in civiele zaken, bestuurszaken en strafzaken.
, * Elke rechtbank heeft ook een kamer voor kantonzaken, waar kantonrechters oordelen
over bepaalde geschillen.
2. Gerechtshof
* De tweede laag in de rechterlijke macht.
* Wordt afgekort tot ‘hof’.
* Een zaak wordt hier helemaal opnieuw beoordeeld.
* Hier kunnen partijen beroep instellen als zij niet tevreden zijn met het vonnis.
- In het bestuursrecht heet dit een uitspraak.
* Er zijn 4 gerechtshoven in Nederland.
- Voor bestuursrechtelijke geschillen zijn er aparte beroepsinstanties.
- Er zijn aparte gerechten die speciaal zijn ingesteld voor bestuursrechtelijke
geschillen.
^ O.A. de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS).
3. Hoge Raad
* Dit is de hoogste rechter in Nederland en deze speelt een beslissende rol bij de vorming
van de jurisprudentie in civiele en strafzaken.
* Als je het niet eens bent met het vonnis in hoger beroep, kun je in cassatie gaan bij de
Hoge Raad.
- Er wordt geen oordeel gegeven over de inhoud van het geschil, maar beoordeelt
of de lagere rechters bij hun rechtspraak het recht goed hebben toegepast en trekt
dan een eindconclusie.
- Rechtspraak vind ook op Europees niveau plaats.
* Europese rechters zijn onder andere het Hof van Justitie en het Europees Hof voor
Rechten van de Mens (EHRM)
* Toetst de toepassing van het recht van de Europese Unie en spreekt bij geschillen
waarbij een beroep wordt gedaan op het EVRM.
- Bij elk geschil rijst de vraag welke rechter bevoegd is om erover te oordelen.
* Rechtspraak moet altijd in twee instanties kunnen plaatsvinden.
* De absolutie competentie van de rechter is als volgt geregeld (kijk hierbij ook naar de
lagen van rechterlijke macht in Nederland):
- Eerste aanleg = de eerste rechter die over de zaak oordeelt.
* Bevoegd om te oordelen over privaatrechtelijke geschillen en
strafrechtelijke geschillen en over bestuursrechtelijke geschillen waarvoor
de wet de rechtbank aanwijst.
* De sector kanton is speciaal bevoegd om te oordelen over vorderingen tot
€25.000 en over huur- en arbeidsgeschillen.
- Tweede aanleg = de rechter waar het hoger beroep wordt ingesteld.
* Het gerechtshof is in hoger beroep absoluut competent in civiele zaken en
in strafzaken.
* Bij bestuursrechtelijke geschillen is de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State de bevoegde bestuursrechtelijke instantie voor het hoger
beroep.
- Tenzij: de Centrale Raad van Beroep bevoegd is.
- Cassatie.
* Wet RO bepaalt de absolute competentie van de Hoge Raad als
cassatierechter.
- In veel gevallen kan iemand zelf, dus zonder advocaat, voor de rechter in eerste aanleg
verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
* Procesvertegenwoordiging is dan niet verplicht.
- Dit is niet verplicht als het geschil behandeld wordt door de kantonrechter of als
de bestuursrechter de zaak behandelt.
- Geldt zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
* In strafzaken kan kan de verdachte ook zonder advocaat verschijnen.