Hoofdstuk 1: Een verkenning van de arbeidsmarkt
1.1 Aan het werk en 1.2 vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt
Begrippen:
Aanbod van arbeid (= beroepsbevolking): personen tussen de 15 jaar en de
pensioengerechtigde leeftijd die willen en kunnen werken: zij bieden hun arbeids(kracht) aan
op de arbeidsmarkt
● Bestaat uit: mensen in loondienst, de zelfstandigen en de geregistreerde werklozen
Vraag naar arbeid: totale vraag naar arbeidskrachten
● Bestaat uit: vraag naar werknemers, de vraag naar arbeidskracht van zelfstandigen
en de vacatures
Aanbod van arbeid = werknemers + zelfstandigen + werklozen
Vraag naar arbeid = werknemers + zelfstandigen + vacatures
Het vinden van een baan met een vast contract voor onbepaalde tijd na een opleiding, is
lastig. Veel bedrijven geven de voorkeur aan tijdelijke contracten.
Een krappe of ruime arbeidsmarkt:
- Verkrapping van de arbeidsmarkt: vraag naar arbeid > aanbod van arbeid
● Veel vacatures en weinig werkloosheid
● Gevolgen: stijgende lonen, minder werkloosheid, tekort aan werknemers,
verbetering secundaire arbeidsvoorwaarden (meer lease auto’s)
- Verruiming van de arbeidsmarkt: vraag naar arbeid < aanbod van arbeid
● Weinig vacatures, hoge werkloosheid
● Gevolgen: dalende lonen (vooral voor startende werknemers), ontslagingen,
meer werkloosheid, meer losse/flexibele contracten
,Hoofdstuk 2: Het aanbod van arbeid
2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd
Begrippen:
Aanzuigeffect: bij dalende werkloosheid neemt het aanbod van arbeid toe omdat mensen die
zich eerst kansloos achtten op de arbeidsmarkt en zich daarom niet aanboden, zich nu wel
aanbieden
Ontmoedigingseffect: bij stijgende werkloosheid zullen minder mensen zich aanbieden op de
arbeidsmarkt, omdat zij zich vrijwel kansloos achten bij het zoeken naar een baan
● Deze mensen kiezen er vaak voor om door te studeren
De gevolgen van groeiende economie:
- Nieuwkomers naar arbeidsmarkt (loonstijging)
- Economie verbetert
● Door stijging koopkracht
- Vraag naar arbeid neemt toe
● Door toename van productie (meer bestedingen)
- Toename van arbeidsaanbod (=aanzuigeffect)
● Door meer kans op werk en hogere loon
De gevolgen van een neergaande economie:
- Economie verslechtert
● Koopkracht daalt
- Vraag naar arbeid daalt af
● Door afname van productie (minder bestedingen)
- Afname arbeidsaanbod (=ontmoedigingseffect)
● Door minder kans op werk en lagere loon
Keuze tussen vrije tijd en werk:
- De keuze tussen inkomen door te werken en vrije tijd
kan grafisch worden weergegeven: om drie uur minder
per dag te werken moet je € 60 opofferen. De
opofferingskosten van 1 uur meer vrije tijd zijn dus €
20.
- Er ontstaat hierbij een keuzeprobleem. Meer vrije tijd
betekent minder werken en minder werken betekent
minder inkomen. Niet alleen inkomen draagt bij aan de
welvaart, ook vrije tijd draagt daaraan bij.
- Wanneer er loonstijging optreedt, stijgen de
opofferingskosten van vrije tijd. Mensen zullen dan vrije
tijd door werk vervangen of ze zullen minder uren
werken en kiezen voor meer vrije tijd, waardoor hun
salaris hetzelfde blijft
,2.2 P/a-ratio en de arbeidsparticipatie
Begrippen:
Deeltijdfactor: aantal uren dat wordt gewerkt per persoon als deel van het aantal uren van
een volledige baan
● Deeltijdfactor van 0,8 betekent dat iemand een baan heeft ter grootte van 80% van
een volledige baan
P/a-ratio: geeft aan hoeveel personen gemiddeld per arbeidsjaar werken
● P/a-ratio van 1,3 betekent dat 130 personen samen 100 arbeidsjaren werken
Beroepsgeschikte bevolking (=potentiële beroepsbevolking): totale bevolking in de leeftijd
van 15 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd
● De potentiële beroepsbevolking bestaat uit alle mensen die betaald werk hebben
(werkzame beroepsbevolking), of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald
werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze
beroepsbevolking)
● De niet-beroepsbevolking bestaat uit mensen die niet werken en ook niet op zoek
zijn naar werk (huismannen, huisvrouwen, vervroegd gepensioneerden, studenten en
arbeidsongeschikten)
Arbeidsproductiviteit: de productie of toegevoegde waarde per werknemer in een
tijdseenheid
● Stijging van arbeidsproductiviteit door betere scholing en automatisering
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑠𝑜𝑛𝑒𝑛 𝑚𝑒𝑡 𝑑𝑒𝑒𝑙𝑡𝑖𝑗𝑑𝑏𝑎𝑎𝑛 𝑜𝑓 𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒𝑑𝑖𝑔𝑒 𝑏𝑎𝑎𝑛
P/a-ratio = 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑗𝑎𝑟𝑒𝑛
𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑠𝑗𝑎𝑟𝑒𝑛
Deeltijdfactor = 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑠𝑜𝑛𝑒𝑛 𝑚𝑒𝑡 𝑑𝑒𝑒𝑙𝑡𝑖𝑗𝑑𝑏𝑎𝑎𝑛 𝑜𝑓 𝑣𝑜𝑙𝑙𝑒𝑑𝑖𝑔𝑒 𝑏𝑎𝑎𝑛
Voorbeeld:
Op het Beatrix college werken 200 personen. De totale werkgelegenheid is 140 arbeidsjaren
a. Bereken de gemiddelde deeltijdfactor
b. Bereken de p/a-ratio
140
a. Deeltijdfactor = 200
= 0,7 (70%)
200
b. P/a-ratio = 140
= 1,4
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑢𝑟𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑤𝑒𝑟𝑘𝑡
Deelfactor per persoon = 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑢𝑟𝑒𝑛 𝑓𝑢𝑙𝑙𝑡𝑖𝑚𝑒 𝑏𝑎𝑎𝑛
Bijv. je werkt 8 uur van de 40 uur, dan is de deeltijdfactor 8/40 = 0,20 of 20 %
, Participatiegraad:
𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
Bruto participatiegraad = 𝑝𝑜𝑡𝑒𝑛𝑡𝑖ë𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
x 100%
𝑤𝑒𝑟𝑘𝑧𝑎𝑚𝑒 𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
Netto participatiegraad = 𝑝𝑜𝑡𝑒𝑛𝑡𝑖ë𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
x 100%
De beroepsbevolking bestaat uit werkende (zelfstandigen en werknemers) en werklozen.
Dus bij de bruto participatiegraad tellen de werklozen wel mee en bij de netto
participatiegraad niet.
Waarom is de participatiegraad belangrijk?:
- Het geeft aan hoeveel mensen bij het arbeidsproces zijn betrokken
- Direct of indirect (via de overheid) zijn de niet-deelnemers afhankelijk voor hun
inkomen van de degenen die deelnemen aan het arbeidsproces
- Een hoge participatiegraad maakt de samenleving minder kwetsbaar (de lasten en
belastingen worden over meer schouders verdeeld); benut veel meer talenten;
verstevigt de solidariteit tussen alle deelnemers
- Vanuit economisch perspectief wordt (zeker in Nederland) de laatste decennia een
hoge participatiegraad nagestreefd door de overheid. Het emancipatiestreven van
vrouwen, en veel economische prikkels helpen hierbij
De omvang van de beroepsbevolking (aanbod van arbeid) is afhankelijk van:
- Conjuncturele ontwikkelingen (aanzuigeffect, ontmoedigingseffect)
- Structurele groei van de bevolking
- Maatschappelijke ontwikkelingen (vrouwenemancipatie)
- Toe- of afname van arbeidsmigranten
- Wetgeving (leerplichtleeftijd, pensioenleeftijd)
- Gezondheidszorg
- De hoogte van het loon
2.3 Arbeidsmigratie
Arbeidsmigratie in Nederland vooral in de jaren 60 van de vorige eeuw door tekort aan
laaggeschoolde werknemers. Het idee was dat het om tijdelijke werknemers ging. Maar vrij
onverwachts, bleven na de terugkeer van de Italiaanse en Spaanse werknemers, de meeste
Turkse en Marokkaanse werknemers wel in Nederland.
2.4 De overheid en participatie
Begrippen:
I/a-ratio: graadmeter voor de betaalbaarheid van de uitkeringen, de kosten van de
vergrijzing, maar ook de concurrentiepositie van een land
● Hoe hoger de i/a-ratio, hoe hoger de sociale premies, hoe hoger de loonkosten, hoe
hoger de productiekosten en de prijs van de producten
● I/a-ratio van 70 betekent dat 100 actieven (werkzame personen) via de belasting
voor 70 inactieven (ontvangers uitkering) moeten betalen