Methode en technieken
Hoofdstuk 1
Probleemstelling = probleem/achtergrond van het onderzoek.
Doelstelling = informatievoorziening, reden van het onderzoek
Vraagstelling = gevolg van de vragen die voortkomen uit de probleemstelling
→ Afvragen of het ethisch verantwoord is.
Voor je begint met je onderzoek:
a. wat is het probleem?
- Geen management/beleidsvragen (hoe vergroot ik de omzet...?)
- Geen normatieve vragen--> Is dit goed voor mensen. (Aantrekkelijkheid die onderzocht wordt
hoeft niet perse goed te zijn.)
- Ethisch: Wil ik meewerken aan een oplossing voor dit probleem als onderzoeker?
b. Hoe groot is het probleem?
- Heeft het onderzoek zin?
- Zijn de kosten in verhouding met de praktische bruikbaarheid?
c. Wat is de aanleiding?
Onderzoek kan gevoelig liggen. Afspraken over publiceren en aan wie je verantwoording aflegt zijn
belangrijk.
d. Voor wie is het een probleem? Wie zijn betrokken. Voor wie heeft de uitslag gevolgen.
e. Wat zijn de gevolgen?
Mag je publiceren bij neg. uitslag voor opdrachtgever?
Heeft onderzoek zin, is er wel een mogelijke oplossing.
Informatie zoeken door:
– Bestaande onderzoeken: reden om onderzoek niet uit te voeren?
a. Waar baseren andere onderzoekers theorie op? Onderzoek bijv. eerst
communicatietheorie. Wat kan er mis gaan in communicatie?
b. Wat voor onderzoeksopzet gebruiken andere onderzoekers
c. Hoe definiëren en meten andere onderzoekers. Wat is relevant en hoe verantwoord ik mijn
keuze daarin.
– Literatuur onderzoek
→ Gebruik gespecialiseerde zoekmachines.
→ Thesaurus: om officiële zoektermen voor het vakgebied op zoeken voor betere resultaten tijdens
het zoeken.
Kwalitatief onderzoek: ontdekken, vaak open vragen → tekst
Kwantitatief onderzoek: vaststellen in cijfer
→ Dit wordt bepaald door de onderzoeksvraag
Kenmerken vs onderzoekseenheden:
Onderzoekseenheid = daar waar je uitspraken over doet. Bijv mensen, bedrijven, situaties. →
Wie/wat onderzoek je (rijen in de datamatrix)
, Kenmerken = eigenschappen over de eenheden/personen → Dat wat je meet (kolommen in de
datamatrix)
Directe onafhankelijke kenmerken: deze hebben meestal gevolgen en zijn niet het gevolg
van andere kenmerken.
Directe afhankelijke kenmerken: deze zijn het gevolg van een onafhankelijk kenmerk.
→ Er kan ook een wederkerige relatie zijn: beide kenmerken hebben invloed op elkaar.
Populatie: Verzameling van eenheden. (mensen die zijn geopereerd, bedrijven enz..)Vanwege grote
aantallen, en niet in een bestand ondergebracht → Steekproef
Representatieviteit = In welke mate presenteert de steekproef de groep die onderzocht wordt
Externe validiteit = In welke mate kun je de onderzoeksresultaten genereren naar beoogde
populatie?
Causaliteit = oorzakelijkheid → Onafhankelijke variabele X heeft invloed op afhankelijke variabele
Y, zonder invloed van een derde variabele.
Mediërende variabele: Een deel van de relatie tussen A en B loopt via C. Uitgaan leidt tot slechtere
studieresultaten? Derde variabele is Studie-uren: Uitgaan--> minder studie-uren --> slechtere
resultaten
Confounding variabele: Verband tussen A en B wordt vertekend door C. Relatie tussen sigaretten
per dag en longcapaciteit positief? Naarmate leeftijd toeneemt neemt longcapaciteit toe en oudere
jongeren roken ook meer.
Moderator variabele: C verandert verband tussen A en B. Bijv. therapie heeft op vrouwen ander
effect dan op mannen. Vrouwen met gewone koffie op doen taken beter dan mannen met gewone
koffie op
Schijnverband: verband verdwijnt na correctie voor derde variabele.
Haalbaarheidonderzoek = antwoord op de vraag waarop het onderzoek kan mislukken. Afhankelijk
van tijd/geld/bereikbaarheid/bereidheid. Vaak is bereidheid (=respons) een probleem.
Ethiek: afhankelijk van drie partijen namelijk respondent (vrijwillig, goed geïnformeerd, anoniem,
geen schade ondervinden), onderzoeker (correct opzetten onderzoek, niet laten leiden) en
opdrachtgever (niet leiden/in een richting sturen).
Hoofdstuk 2
Karakter van het onderzoek is afhankelijk van het doel:
– Beschrijvend onderzoek: aantallen vaststellen
– Explorerend: observeren en vaststellen van een probleem/theorie
– Toetsend: hypothese testen/ theorie toetsen
Uiteindelijk hypothese verifiëren of falsifiëren:
Alternatieve hypothese geeft aan welk verschil je verwacht (normale hypothese)
Nulhypothese beschrijft wat je verwacht als er niks aan de hand is
Evaluatie onderzoek: gebaseerd op verwachting n.a.v. doelen. → Summatief en Formatief
Summatief (product/effect evaluatie): evaluatie of vooraf gestelde doelen zijn bereikt. Altijd
verschilonderzoeksvragen. Formatief (proces): Voldoet de inventie aan verwachtingen en zijn er
verbeterpunten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Joke1994. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.