Fundamentele rechten
Week 1
Belang en toepassing van jurisprudentie
Belang van jurisprudentie
Interpretatie van normen met behulp van uitleg uit jurisprudentie (bijvoorbeeld grenzen
reikwijdte, beperkingsmogelijkheden)
Ontwikkeling van leerstukken in jurisprudentie (bijvoorbeeld horizontale werking, positieve
verplichtingen)
Jurisprudentie brengt rechtsnormen tot leven en maakt het meer concreet
Jurisprudentie in bundel
Jurisprudentie en dit vak
Arrest/uitspraak hoort wegens bepaald element bij stof van bepaalde week, maar vaak ook
andere belangwekkende aspecten. Dus vooruitlopen en teruggrijpen op stof
Jurisprudentie en tentamen
Op tentamen vooral kennis van/inzicht in de jurisprudentie nodig voor toepassing
Tentamenvraag en antwoord gaan over bijvoorbeeld reikwijdte vrijheid van godsdienst of over
uitleg van ‘voorzien bij wet’; welke uitspraken horen daarbij (onderbouw met jurisprudentie)
Jurisprudentie niet te veel vastpinnen op één bepaalde week
Arresten EHRM
EHRM hoort bij de Raad van Europa (= niet de EU)
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en Europees Hof voor de Rechten
van de Mens (EHRM) wat toezicht houdt op de naleving van het verdrag
Zaken van particulieren (klager) tegen een staat (= verticale werking). Het is niet mogelijk een
klacht in te dienen tegen een andere private actor (= horizontale werking)
Besluit over ontvankelijkheid (admissibility) van de klacht en opstellen arrest over de inhoud
(merits) van de zaak. Het hof beoordeelt of er sprake is van een schending of niet.
As to the law (in rechte): wat gebeurt er precies? Het hof kijkt naar de volgende punten:
Is sprake van inmenging (interference) op een bepaald recht? (45) Zo ja:
Is die beperking (limitation) toegestaan? Drie criteria:
1. Is de beperking bij wet voorzien (prescribed by law/in accordance with the law (46 –
53) – deelconclusie (53, ja)
2. Dient het een legitiem doel (legitimate aim) (55 – 57) – deelconclusie (57, ja)
3. Is de beperking noodzakelijk in een democratische samenleving (necessary in a
democratic society) (58 – 67) – deelconclusie (67, nee)
Eindconclusie (68) = schending (violation), omdat op de laatste vraag het antwoord ‘nee’ was.
Als er een vraag met ‘nee’ wordt beantwoord, ben je eigenlijk al klaar.
Opmerkingen arresten EHRM
Het hof neemt altijd een conclusie bij meerderheid van stemmen
Rechter die het er niet mee eens zijn kunnen overgaan tot het schrijven van concurring (eens
met uitkomst maar had een andere route tot die uitslag gekozen) en dissenting opinions
(daadwerkelijk/volledig niet mee eens) (niet in bundel opgenomen)
Ontvankelijkheid soms ook inhoudelijke argumenten (en niet alleen procedurele)
Vo t. Frankrijk
1
,Mevrouw Vo was zwanger en kwam voor controle naar het ziekenhuis. In de wachtkamer werd zij
verwisseld voor een andere mevrouw, die kwam om een spiraal te laten verwijderen. Tijdens deze
procedure verloor mevrouw Vo veel vruchtwater en daarmee ook haar ongeboren kind. Zij wilde het
ziekenhuis aansprakelijk stellen middels een strafrechtelijke vervolging voor dood door schuld. Dat
bleek in Frankrijk niet mogelijk te zijn, strafrechtelijk vervolging voor dood door schuld van
ongeboren leven. Nadat mevrouw Vo de nationale rechtsmiddelen had uitgeput kwam zij bij het
EHRM. Zoals we weten, kan bij het EHRM alleen een klacht worden ingediend tegen de staat…
Klacht bij EHRM: Frankrijk biedt onvoldoende bescherming aan het recht op leven (art. 2 EVRM)
wegens ontbreken mogelijkheid strafrechtelijke vervolging als er iets misgaat met dat recht op leven
Ontvankelijkheidsbeoordeling van deze zaak door het hof
Is artikel 2 EVRM van toepassing – is foetus grondrechtdrager?
Zijn alle nationale rechtsmiddelen (ook civiele en administratieve recht) uitgeput?
EHRM: ontvankelijkheidsvraag is sterk verweven met de inhoud van de klacht, dat we de
klacht wel behandelen (44)
In rechte: Is een foetus drager van het recht op leven?
Onderzoek door hof in eigen jurisprudentie: ongeboren kind wordt tot nu toe niet beschouwd
als persoon in de zin van artikel 2 EVRM (80)
In Europa grote verscheidenheid in opvattingen t.a.v. begin van leven: het hof zegt dat er geen
consensus is en geeft staten een ruime appreciatiemarge om zelf normen in te vullen (82)
Noch mogelijk, noch wenselijk dat Hof vraag in abstracto zou beantwoorden (85). Het hof
zegt geen ja, maar ook geen nee en laat het over aan Frankrijk om dit te bepalen
Zelfs als artikel 2 EVRM van toepassing zou zijn, zou Frankrijk niet in gebreke zin (85), dus
dan hoeft het hof de vraag niet te beantwoorden.
Artikel 2 EVRM niet alleen onthoudingsplicht (88), maar het recht op leven vraagt ook om
effectieve bescherming (positieve verplichtingen) tegen dood door schuld in gezondheidszorg
Strafrechtelijke procedure niet per se nodig, kan ook door onafhankelijke controle en
civiele/bestuursrechtelijke schadevergoeding – tuchtrechtelijke sancties (90)
Dictum: geen schending
Vo t. Frankrijk: relevantie
Week 1: ongeborene in beginsel niet per se drager van EVRM-rechten
Week 4: positieve verplichtingen, artikel 2 EVRM meer dan alleen onthoudingsplicht, daarbij
wel vaak keuze welke maatregelen
Week 3: o.a. appreciatiemarge bij gebrek aan consensus in lidstaten
Verenigingsvrijheid gedetineerden
Deze zaak gaat over een vereniging van gedetineerden in een huis van bewaring. Zij wilden met z’n
allen vergaderen, bij elkaar komen om te vergaderen over zaken die in het huis van bewaring speelden.
Zij vroegen de directeur om dit te faciliteren. De directeur weigerde dit te doen. Er is eerst een zaak
aangespannen bij de rechtbank en de rechtbank oordeelde dat de directeur dit gewoon had moeten
faciliteren, want ook gedetineerden hebben het recht op vereniging. In hoger beroep zei het hof dat die
vordering moet worden afgewezen en de directeur heeft terecht gezegd dat hij dit niet kan faciliteren.
Uiteindelijk kwam de zaak voor de Hoge Raad.
2
,Cassatiemiddel: ontoelaatbare beperking van recht op vrijheid van vereniging/vergadering (zoals
vastgelegd in artikel 11 EVRM, artikel 22 IVBPR, artikel 9 Grondwet)
Hebben gedetineerden ook rechten?
HR: gedetineerden kunnen zien hierop beroepen
HR: is het beperking criterium ‘voorzien bij wet’ (artikel 11 lid 2 EVRM en artikel 22
IVBPR)
‘Voorzien bij wet’ = niet alleen indien wet in materiële zin, maar ook beschikking van een
rechtens bevoegde uitvoerende autoriteit mag een dergelijke beperking nemen die voldoet aan
het criterium (4.2)
Artikel 9 Grondwet eist formeel wettelijke grondslag voor een beperking
HR stelt echter: degenen aan wie rechtmatig vrijheid is ontnomen kunnen door een
beschikking van gevangenisdirecteur worden beperkt in de uitoefening van hun grondrecht
voor zover de uitoefening zich niet met de vrijheidsbeneming verdraagt (4.2)
Artikel 11 lid 2 EVRM (en artikel 22 IVBPR) vereist afweging tussen belang uitoefening grondrecht
en belangen genoemd in tweede lid (4.3)
Directeur kon in redelijkheid tot afwijzing komen
Directeur mocht beschikbaarheid van ruimte en personeel gewicht toekennen bij afweging,
rekening houden met redelijk eisen gevangenhouding (vergelijkend doelen lid 2).
Cassatieberoep verworpen
Verenigingsvrijheid gedetineerden: relevantie
Week 1: gevangenen en verenigingen zijn dragers van grondrechten
o Recht op een eerlijk proces en recht om niet gemarteld te worden zijn belangrijk voor
gedetineerden
o Maar gedetineerden hebben geen bewegingsvrijheid en geen communicatievrijheden
o HR neemt als vanzelfsprekend aan dat (vereniging van) gevangenen beroep op
grondrechten (verdrag, Grondwet) toekomt
o Wel ruime beperkingsmogelijkheid geformuleerd wat betreft Grondwet (zie
tegenwoordig artikel 15 lid 4 Grondwet (HR loopt daarop vooruit)
Week 3: beperkingsmogelijkheden
o ‘Wet’ in Grondwet betekent: wet in formele zin
o ‘Voorzien bij wet’ in EVRM betekent: wet in materiële zin en ook lagere regelgeving
(Leyla Sahin), ook ongeschreven recht (Sunday Times), ook bevoegd gegeven
beschikking (VvGedet)
o Noodzakelijkheidstoets EVRM: afweging betrokken belangen
Week 4: positieve verplichtingen
Rasti Rostelli
Deze zaak gaat over de agent van Rasti Rostelli (een hypnotiseur die shows geeft), universal star en
die wilde een contract afsluiten met de gemeente Rijssen om een theaterzaal te huren. Die zaal was
van de gemeente maar werd ook verhuurd aan particulieren. De gemeente weigerde om deze zaal aan
hen te verhuren, omdat ze zeiden dat wat deze meneer doet niet past bij het kader/manier waarop deze
gemeente leeft. Het is een hele christelijke gemeente en de show is in strijd met de christelijke
waarden van de gemeente. Deze zaak kwam bij de rechtbank. De belangen van de gemeente om
3
, godsdienstige waarden te beschermen, maar ook de belangen van een persoon om een zaal te kunnen
huren werden afgewogen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de gemeente een juiste afweging
had gemaakt. Het hof verwierp het beroep tegen de gemeente. De gemeente moet faciliteren omdat
dergelijke shows moeten kunnen plaatsvinden, in het kader van vrijheid van meningsuiting. Dit kwam
uiteindelijk voor de Hoge Raad.
HR: artikel 7 lid 3 Grondwet verbiedt iedere preventieve beperking door de overheid gegrond op de
inhoud; oordeel van Hof dat daar sprake van was is niet onjuist (3.4.1). Overheid is altijd gehouden
– ook bij contracteren – om algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen en
grondrechten burgers te respecteren (3.5.1)
Valt een hypnoseshow wel onder reikwijdte artikel 7 lid 3 Grondwet (vrijheid van
meningsuiting)?
o Niet betwist door gemeente, dus uitgangspunt in cassatie (3.3)
Kan beroep op artikel 7 lid 3 Grondwet worden gedaan indien bedrijf alleen een financieel
belang heeft?
o Reikwijdte hangt niet af van commerciële dan wel ideële oogmerk waarmee uitlating
wordt gedaan (3.6)
HR: verwerpt het beroep in cassatie
Rasti Rostelli: relevantie
Week 1: commercieel bedrijf als grondrechtdrager; gebondenheid contracterende overheid ( ≠
horizontale werking – week 4)
Week 2: reikwijdte artikel 7 lid 3 Grondwet en onderscheid binnen artikel 7 Grondwet
Week 3: onderscheid verlof vooraf maatregelen vooraf; onderscheid wegens inhoud (mag
niet) of wegens andere redenen (mag soms wel)
Week 2
Pretty vs. VK
Diane Pretty leed aan ALS, een ernstige neurologische ziekte. In 1999 besloot ze dat ze niet verder
wilde leven. Volgens het destijds vigerende Britse recht was zelfdoding weliswaar niet strafbaar, maar
de hulp bij zelfdoding wel. Mevrouw Pretty was verlamd en had de hulp van haar man nodig. In 2000
schrijft ze een brief aan premier Tony Blair met het verzoek dit mogelijk te maken. Het Britse OM
erkent dat mevrouw Pretty ernstig lijdt, maar weigert haar man (vooraf) te vrijwaren van
strafvervolging. Haar beroep bij de Britse rechter wordt in hoogste instantie in 2001 afgewezen. Pretty
beroept zich bij het Hof in Straatsburg (EHRM). Pretty doet een beroep op de volgende artikelen:
Artikel 2 EVRM (recht op leven)
Artikel 3 EVRM (verbod onmenselijke en vernederende behandeling)
Artikel 8 EVRM (persoonlijke levenssfeer)
Artikel 9 EVRM (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst)
Artikel 14 EVRM (non-discriminatie) accessoir recht
Beoordeling van beroep door het Hof
Beroep op artikel 2 EVRM (recht op leven) faalt: recht op leven kan niet worden
geconstrueerd tot een recht om te sterven, zou een ‘distortion of language’ zijn.
T.a.v. artikel 3 EVRM (verbod onmenselijke en vernederende behandeling): moet gelezen
worden in samenhang met artikel 2 EVRM (recht op leven) en de doelstellingen van het
EVRM. Een recht jegens de Staat dat deze levensbeëindiging faciliteert kan niet in artikel 3
EVRM worden ingelezen.
4