1
Colleges wetenschapsfilosofie
*colleges zijn geen samenvatting van het boek!
*deel 1: is wetenschap ook maar een mening (en zo nee, waarom niet)?
- College 3: nee, want wetenschap is gebaseerd op observaties
- College 4: nee, want wetenschappelijke theorieën zijn falsifieerbaar
- College 5: ja, wetenschap is ook maar een mening
- College 6: nee, vanwege de sociale structuur van wetenschap
- College 7: nee, maar er is geen eenduidig antwoord op de vraag waarom niet
*deel 2: wat is het verschil tussen sociale en natuurwetenschappen?
- College 9: er is geen verschil
- College 10: sociale wetenschappen hebben een ander doel: interpretatie
- College 11: sociale wetenschappen bestuderen de wereld op een ander niveau
Hoorcollege 1
Godfrey-Smith 1.1 t/m 1.4
Introductie
Wat is filosofie?
Voorbeelden filosofische vragen:
- Wat is kennis? – epistemologie
- Wat betekent het om te zeggen dat iets ‘waar’ is? – metafysica → is groen echt groen of
hebben we dit gewoon afgesproken?
- Bestaat er zoiets als vrije wil? – filosofie van de geest
- Wat is de beste manier om in het leven te staan? – ethiek
- Is schoonheid een kwestie van smaak? – esthetiek → als iedereen iets mooi vind, is dit dan
per definitie schoonheid
Filosofie kan over veel verschillende onderwerpen gaan (wetenschap, bewustzijn, schoonheid etc.).
vragen over deze onderwerpen zijn filosofisch omdat ze fundamenteler, conceptueler en mogelijk
onoplosbaar zijn.
Wat is wetenschapsfilosofie?
Vragen die een wetenschapsfilosoof stelt:
- Wat is wetenschap?
- Wat is de beste wetenschappelijke methode?
- Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap?
Wetenschappers maken onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap.
Het is een mening of je het wetenschap of pseudowetenschap
vind. Je kunt het ook niet als wetenschap zien maar wel als een
manier om kennis te vergaren.
➔ Homeopathische middelen: er zit een stof in waarvan we niet
weten of het werkt dus pseudowetenschap want het is niet aan te
tonen. Kan wel wetenschap zijn want werkt wel.
➔ Als je een experiment vaak test en dezelfde uitkomst blijft
eruit komen, begin je een wetenschappelijke theorie te vormen.
➔ Heel veel van gepubliceerde onderzoeken zijn niet reproduceerbaar en dus kloppen ze niet.
(36%) is maar gereproduceerd.
, 2
Hoorcollege 2
Godfrey-Smith 1.5 en 3.1 t/m 3.2
Inleiding algemene wetenschapsfilosofie - scepticisme, twee reacties: empirisme en rationalisme
Deel 1: Is wetenschap ook maar een mening (en zo nee, waarom niet)? - nee, want wetenschap is
gebaseerd op observaties
1. De wetenschappelijke revolutie
Hoe heeft de wetenschapsfilosofie zich ontwikkelt? Het is begonnen bij de wetenschappelijke
revolutie.
De wetenschappelijke revolutie vond plaats van 1550 tot 1700. Voor 1550 dachten we zo een beetje
alles te weten wat er te weten viel over de wereld. Vragen werden beantwoord door de Bijbel en er
was een religieus wereldbeeld (religieus wereldbeeld). Vroeger dacht men dat de aarde onbeweeglijk
in het centrum van het universum stond (aarde was het middelpunt van het universum). Om de
aarde heen draaien de Maan, Mercurius, venus, de Zon, Mars, Jupiter en Saturnus. Hoe kwam het
dan dat sterren verplaatsen en dat ze niet naar beneden vielen? → ‘celestius spheros?’. Om de aarde
waren ringen en aan die ringen hingen de sterren. Deze ringen bewogen.
Bij scheikunde dacht men dat de wereld opgebouwd was uit vier delen: water, vuur, aarde en lucht.
Alles zou hieruit bestaan. Bij geneeskunde geloofde men ook dat mensen uit elementen bestond:
vloeistoffen. Gele gal (vuur), zwarte gal (aarde), slijm (water) en bloed (lucht) (ziek=te veel bloed dus
bloed aftappen). Ook in psychologie was dit het model. Te veel van iets zou lijden tot een bepaalde
eigenschap.
Rond 1550 begon men de Bijbel te bevragen. Experimenteel onderzoek ontstond om de Bijbel te
proberen te bewijzen. Nicolaas Copernicus was kritisch op de kristallen sferen (celestius speros)
theorie. Hij ging voorspellingen maken maar deze klopten niet en dus vervieng hij de aarde door de
zon als middelpunt wat beter bleek te kloppen (copernicaanse revolutie). Er werd ontdekt dat de
aarde niet het middelpunt is (ze dachten de zon, is niet zo). Isaac Newton vroeg zich af waarom de
sterren niet naar beneden vielen. Hij ontwikkelde de zwaartekracht theorie. Dit sprak het religieuze
wereldbeeld tegen.
Ons wereldbeeld is verandert: tegenwoordig weten we van astronomie, scheikunde (meer
elementen dan vuur, aarde, water en lucht), geneeskunde en psychologie af. Na de
wetenschappelijke revolutie weten we hoe het echt zit. Het menselijk lichaam werd bestudeerd (erin
snijden mocht eerst niet) en de conclusie dat materie uit deeltjes zijn opgebouwd ontstond. Als
resultaat ontstond er een enorme strijd tussen kerk en wetenschap → wie spreekt er de waarheid. Er
ontstond ook een religieuze strijd → katholiek vs. Protestanten. Galileo Galilei ging later mee in het
Copernicaanse wereldbeeld en verklaart publiekelijk dat de aarde niet het middelpunt is. Werd ten
dood veroordeeld totdat hij zijn uitspraak terugneemt.
Door theorieën te testen, ontstonden er nieuwe theorieën die het religieuze wereldbeeld
tegenspraken. Veel van wat we zeker wisten, werd ondermijnd. Er ontstond de vraag: wat is kennis
en hebben we wel kennis? Uit het conflict om de strijd om waarheid ontstaat het scepticisme.
2. De opkomst van het scepticisme
a. Een definitie van kennis
Sceptici claimen: we hebben überhaupt geen kennis. Voordat we de vraag kunnen beantwoorden of
we kennis hebben, moeten we eerst weten wat kennis is. Ze stellen de definitie van kennis in twijfel.
Een manier om een begrip te definiëren is door te vragen naar noodzakelijke en voldoende
voorwaarden;
, 3
- Noodzakelijke voorwaarde: als a niet de eigenschap S heeft, dan is het geen X
- Voldoende voorwaarde: als a de eigenschap S heeft, is het sowieso een X
Om een goede definitie te vinden moet je een lijst condities hebben die allemaal noodzakelijke en
samen voldoende zijn. BV:
Wanneer groeit een plant?
- Genoeg water → noodzakelijk
- Genoeg licht → noodzakelijk
- Genoeg vruchtbare aarde → noodzakelijk
- Goede temperatuur → noodzakelijk
- Goede luchtsamenstelling → noodzakelijk
Zonder een van de eigenschappen kan het niet meer dus ze zijn allemaal noodzakelijk. Samen zijn ze
voldoende.
Wat zijn noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor kennis? Volgens Plato (standbeeld) zijn er
drie condities die individueel noodzakelijk en gezamenlijk voldoende zijn om over kennis te spreken:
- Overtuiging: je moet X geloven om X te kunnen kennen (het moet in je gedachten opkomen
om het te vertellen)
- Waarheid: X moet waar zijn om X te kunnen kennen
- Rechtvaardiging: je overtuiging moet gerechtvaardigd zijn om X te kunnen kennen (is het
rechtvaardig om te geloven dat het gaat gebeuren? Slaat het ergens op: een reden hebben
om het aan te nemen als waar?)
• Met andere woorden: je hebt kennis over X wanneer je overtuiging m.b.t. X waar en
gerechtvaardigd is. alleen wanneer alle condities aanwezig zijn kun je van kennis spreken.
b. Scepticisme
Scepticus gebruikten Plato’s definitie van kennis om aan te tonen dat we geen kennis hebben.
Scepticisme: we hebben geen kennis. Want hoewel we overtuigingen hebben en sommige
overtuigingen toevallig waar kunnen zijn weten we nooit zeker dat ze waar zijn en dus hebben we
geen rechtvaardiging. Gezichtsbedrog/illusies bv. Yanny en Laurel horen. Michel Montaigne is de
bekendste scepticus uit die tijd. Hij zegt dat de meeste van onze overtuigingen gebaseerd zijn op
observaties en dat we onze zintuigen niet kunnen vertrouwen. Bv. rietje in glas water lijkt gebroken
maar dat is niet zo. Wanneer we observeren, interpreteren onze hersenen altijd. Soms hebben onze
hersenen niet genoeg informatie en dus gaan onze hersenen het invullen. Rechtvaardiging ontbreekt.
er lijkt een verschil in kleur tussen A en B maar deze is er niet.
3. Twee historische invloedrijke antwoorden
Er ontstonden twee reacties op het scepticisme: rationalisme en empirisme. Ze stellen beide dat we
wel degelijk een rechtvaardiging hebben voor onze kennis.
a. Rationalisme
Rationalisme: er zijn bepaalde dingen die we wel zeker kunnen weten. René Descartes was een
rationalis. Hij zegt dat het heel goed is dat je twijfelt aan overtuigingen. Er zijn volgens hem bepaalde
dingen die we wel met zekerheid kunnen zeggen. ‘hoe weet je dat er geen demoon is die je
voortdurend voor gek houdt (illusies)’. Hij start bij scepticisme en komt bij rationalisme uit:
- Alle zintuigelijke waarneming is onbetrouwbaar
- Dus je kan alleen vertrouwen op heldere en duidelijke ideeën
, 4
- Voorbeeld: dubito ergo cogito, cogito ergo sum → ik twijfel dus ik denk, ik denk dus ik ben.
Door al dat twijfelen kan je één dinge met zekerheid zeggen: dat ik twijfel. Je twijfelt zelfs
over of je twijfelt.
- Daarna kun je met behulp van deductie alle andere kennis afleiden (algemeen → bijzonder)
Bv. als mensen sterfelijk zijn kun je zeggen dat Jantje Piet sterfelijk is.
Deductie is zekere kennis.
- Twee zekerheden: wiskunde en dubito ergo cogito, cogito ergo sum. Geen empirische
observaties voor nodig.
- Je gebruikt je verstand om de tekortkomingen van je zintuigen, observaties op te lossen
- Daarom: heldere en duidelijke ideeën → deductie → kennis
Dus rationalisme: beginnen met wat je zeker weet, daarna met deductie nieuwe kennis afleiden.
*deductie: als je zeker weet dat de premissen waar zijn, dan weet je ook zeker dat de conclusie waar
is.
b. empirisme
Empirisme: ervaring opgedaan via zintuigelijke waarneming is de bron van kennis → door ervaring
komen we tot kennis. Gaat vaak gepaard met de tabula rasa theorie.
Tabula rasa (gaat vaak samen met empirisme): er bestaat geen ingeboren kennis → schone lei.
Iedereen wordt leeg geboren. Je hebt alle kennis gaande weg geleerd. Empirist: alle kennis komt uit
waarneming voort. Volgens empiristen is het voorbeeld van het rietje geen voorbeeld van
scepticisme maar van empirisme. Je zou namelijk ook het rietje eruit kunnen halen en waarnemen of
het waar is. Ze vinden dat we juist op onze observaties kunnen vertrouwen. (tegenwoordig is de
tabula rasa theorie niet meer gangbaar omdat baby’s bv. al met bepaalde behoeftes geboren
worden. de empirist zou hierop zeggen dat dit nog geen kennis is).
Francis Bacon was een empirist:
- Nihil est intellectu quod non prius fuerit in sensu (niets is in het intellect dat zich eerst in de
zintuigen bevond) → voorstander van tabula rasa idee.
- Empirist gebruikt geen deductie maar inductie om tot kennis te komen (bijzonder →
algemeen). Bv. als veel verschillende mensen sterfelijk zijn kun je zeggen dat mensen
sterfelijk zijn. Inductie is feilbare kennis (meer fouten).
- Daarom: observaties → inductie → kennis
Dus empirisme: beginnen met observaties, daarna met inductie hypothese formuleren en die testen.
*inductie: als je zeker weet dat de premissen waar zijn, dan is het waarschijnlijk dat de conclusie ook
waar is.
Dus rationalist begint met wat je zeker weet en vanuit deductie komt kennis. Empirist begint met
observaties en gaat inductie hypotheses opstellen en die testen.
Empirisme is eigenlijk de common sense opvatting:
- Als je wil weten hoe iets zit, moet je beginnen met observeren hoe de wereld in elkaar zit. Dit
doen psychologen, natuurwetenschappen etc. Inductie wordt toegepast op dagelijkse
praktijken. Bv. aannemen dat de vloer niet van lava is. Je doet voorspelling voor de toekomst.
- Lijkt ook het beste te passen bij hoe de wetenschap werkt.