Taak06
Wie ben ik?
,Ontwikkeling van
de mens
Developmental psychology/ontwikkelingspsychologie:
= Onderzoekt het verloop van sociale, emotionele, morele en cognitieve ontwikkeling ge
ontwikkeling.
Nature (biologisch geërfd) vs nurture (vanuit de omgeving aangeleerd) debat staat cent
Locke: Een nieuwgeborene is een tabula rasa.
Jean-Jeacques Rousseau: Kinderen zouden de mogelijkheid moeten krijgen op te groeien z
hen voorschrijft, met een beetje begeleiding en druk vanuit ouders.
Arnold Gesell: Uit de volgorde en de leeftijd waarop motorische ontwikkeling plaatsvin
leiden dat deze vooral door nature en minder door nurture beïnvloedt wordt.
Maturation = Natuurlijke groei of verandering komt in een vaste volgorde voor, bijna n
door de omgeving.
John B. Watson: De omgeving en niet nature vormt de basis voor een goede ontwikkeling.
Jean Piaget: Nature en nurture opereren samen, je kunt ze niet van elkaar onderscheide
Behavioural genetics:
Nature en nurture spelen beiden een rol in de ontwikkeling. Dit gebeurt op 2 manieren:
1. Ze opereren samen, waardoor ze iedereen in bepaalde aspecten gelijk maken.
2. Ze opereren beiden om een persoon uniek te maken.
Erfelijkheid creëert aanleg die interacteren met de omgevingsinvloeden. Het is deze in
ontwikkelingsuitkomsten beïnvloedt. Om deze reden is het voor onderzoekers onmogelijk
nature en nurture gescheiden te houden.
Erfelijkheid en omgeving beïnvloeden ook elkaar. De omgeving biedt de mogelijkheid iem
mogelijkheden tot uiting te laten komen, en diezelfde mogelijkheden hebben effect op d
,De prenatale ontwikkeling De cognitieve ontwikke
Niveaus van prenatale ontwikkeling:
1. Germinale fase (eerste 2 weken): Zygote
(Kindertijd)
De zygote deelt zich en vormt aan het eind van de tweede week een Tijdens de cognitieve ontwikkeling in de
embryo. kindertijd is het brein continue in
ontwikkeling.
2. Embryonale fase (2e week-2 maanden): Embryo Tijdens de eerste paar maanden is het
Het embryo ontwikkeld het hart, zenuwstelsel, maag, slokdarm, cerebellum het meest ontwikkelde gebied
eierstokken en testes. Ogen, oren, mond, neus, kaak en lippen zijn ook in de hersenen.
in ontwikkeling. Tussen 6-12 maanden maakt de cerebrale
cortex het mogelijk te herinneren,
3. Foetale fase (2e-7e maand): Foetus nadoen van gedragingen, herkenning.
Organen groeien en beginnen te functioneren. Later in de kindertijd ontwikkeld zich
de prefrontale cortex, hier gaat de
Prenatale risico’s: reden/rationaliteit een rol spelen.
Kunnen zowel door nature (timing van de fases van ontwikkeling) als
door nurture (omstandigheden in de baarmoeder)bepaald worden. Piaget:
Teratoganese/teratogeen: Schadelijke stoffen die vanaf buiten de Alle kinderen doorlopen de ontwikkeling
baarmoeder indringen en een risico vormen voor geboorteafwijkingen. in dezelfde fasen en volgorde, zonder
Vormen een groot risico tijdens de embryonale fase. dat een fase wordt overgeslagen.
Kinderen zijn niet minder intelligent
Zintuigelijke ontwikkeling: dan volwassenen, ze denken alleen
De zintuigen zijn van belang voor overleving en ontwikkeling, ze anders.
zorgen ervoor dat er interactie ontstaat kunnen kind en verzorger. 2 processen die de ontwikkeling binnen
de schema’s begeleiden:
1. Assimilatie: Bestaande schema’s
Reflexen en motorische ontwikkeling:
gebruiken om nieuwe informatie te
Reflexen zijn automatische bewegingen in reactie op externe stimuli.
verwerken. Schema verdiepen, info aan
❑ Grasping reflex/handgrijp reflex
een categorie wereldbeeld toevoegen
❑ Rooting reflex/ klaar voor voeding
2. Accommodatie: Nieuw schema
❑ Suking reflex/zuigreflex
maken/schema aanpassen om een nieuw
Rooting en zuigreflex zij nauw met elkaar verbonden.
object in te passen. Nieuw schema
nodig, wereldbeeld verandert.
Motorische ontwikkeling is een combinatie van ontwikkeling/rijping en
van experience/oefenen-ervaring.
Het totale proces van assimilatie en
accommodatie heet adaptatie.
Nieuw onderzoek heeft aangetoond dat kinderen meer en eerde
ontwikkeling doorlopen dan Piaget dacht. Tijdens de sensomo
ontwikkeld het kind al het denken.
Onderzoek heeft ook aangetoond dat veranderingen van de ene
andere fase minder consistent en globaal zijn dan Piaget da
, Sensomotorische fase (0-2jr): van reflex naar reflectie
❑ De zintuigen en grove/fijne bewegingen(motoriek)ontwikkelen zich steeds beter(en dus ook d
hersengebieden).
❑ Kind krijgt steeds beter beeld van de relatie tussen hemzelf en de omgeving
❑ Exploreren! Kennis ontwikkelt zich door motorisch handelen (doen/actie = kennis).
Vóór 6 maanden
Kind nog zeer gericht op het vervullen van eigen behoeften. Reflexmatige reacties.
Op dit ontwikkelingsniveau wordt nog geen onderscheid tussen zichzelf en omgeving gemaakt.
Na zes maanden...
1. Er ontstaat langzaam objectpermanentie, mamma is nog ergens, maar niet bij mij (scheiding
eerder geen scheidingsangst als ze weg is (is eigenlijk een eerste intelligentietest). Al
(gelukkig!) terugkomt als ze kiekeboe speelt, leert het kind dat ‘weg zijn’ ok is.
2. En eenkennigheid/angst voor vreemden. Ouders zijn veilig.
Pre-operationele fase (2-7r):
❑ Een kind hoeft niet alles meer aan den lijve te ondervinden, maar begint handelingen in ge
voeren op eenvoudig niveau (= pre-operationeel).
❑ Het ontwikkelt eenvoudig symbolisch denken (taal is ook symbolisch).
❑ Egocentrisme: onvermogen zich te verplaatsen in perspectief van een ander. (Toets via 3 be
❑ Op dit ontwikkelingsniveau wordt onvoldoende onderscheid gemaakt in fantasie en realiteit.
friends.
❑ Het kind maakt veel redeneerfouten: angstige periode.
Voorbeelden van redeneerfouten in de pre-operationele fase:
Geen conservatie van massa en aantal. Onvoldoende besef van verhoudingen, Wat ik me kan voor
realiteit, Centratie op één eigenschap, Animisme, Zelfoverschatting.
Concreet operationele fase (7-11jr):
❑ Het kind kan zonder centratie, dus let wel op meer dan één eigenschap.
❑ Het jonge kind is goed in staat om zelfstandig beslissingen te nemen.
❑ Eenvoudig combinatorisch denken wordt mogelijk, bv. in een spel. Onthouden wat er al gepro
dus niet nog een keer doen. Niet maar willekeurig proberen.
❑ Kan categoriseren en in logische volgordes denken en kan oorzaak-gevolg-redeneringen aan.
❑ Classificatie van de realiteit, dit uit zich vaak in verzamelen.
❑ Seriatie/serieel denken begint; logische stappen in de tijd kunnen redeneren.
❑ Reversibel denken; teruguit redeneren hoe iets eerst was. Hierdoor is groeiend sociaal den
Formeel operationele fase (11+ jr):
❑ Abstract/formeel denken, door deze manier van denken is de adolescent kritisch en vaak tel
❑ Preoccupatie = redeneren over het niet concrete en niet bestaande.
❑ Kritische houding en afstand naar opvoeders
❑ Imaginair publiek: gevoel dat je in de gaten wordt gehouden.
Daar waar de mentale leeftijd niet matcht met de kalenderleeftijd voor elke fase, maar lager
over een verstandelijke beperking.