Hoorcolleges + boek argumentatie
Hoorcollege 1 + HF 1 en 2 van Burgers
Argumentatie: Aangeven waarom je iets vindt of niet vindt
Standpunt: Je mening → die onderbouw je met argumenten.
2 soorten argumenten:
1. Feitelijk: controleerbaar
2. Waarderende: Niet controleerbaar
Opzet wetenschappelijk artikel:
Inleiding
- Redenering met als standpunt: dit onderzoek is belangrijk
- Argumenten: urgentie, eerdere onderzoeksresultaten etc.
Methode
- Argumenten voor de redenering met als standpunt: dit onderzoek is goed uitgevoerd.
- Welke instrumenten, experimenten etc. zijn er gebruikt
Resultaten
- Argumenten voor de redenering in de conclusie.
Conclusie
- Redenering met als standpunten:
- Dit onderzoek heeft waardevolle informatie opgeleverd.
- Dit onderzoek levert nieuwe vragen op die onderzocht moeten worden.
Kritisch denken houdt in dat je informatie niet zomaar accepteert. Je gaat na of de redeneringen wel
kloppen.
Een redenering bestaat altijd uit twee onderdelen, namelijk uit een standpunt en een argument.
- Signaalwoorden geven vaak een redenering aan:
- dus, derhalve, daarom, daaruit volgt
- want, omdat, immers, aangezien
- Signaalwoorden kunnen ook helpen bepalen welk deel het standpunt is en welk deel het
argument is
- Na dus, derhalve, daarom, daaruit volgt → Standpunt
- Na want, omdat, immers, aangezien → Argument
Argument is ook wel permissie
Standpunt/conclusie is ook wel stelling/gevolgtrekking
Redenering is ook wel argumentatie
Hoorcollege 2 + Hf 3 en Hf 1,2,3,4.1
Structuur van redeneringen
, Typen argumentatie:
● Enkelvoudig= redenering die uit 1 standpunt en 1 argument bestaat.
○ Pas op met verzwegen argumenten → St: Lisa heeft geen ruimtelijk inzicht A1: Lisa is
een meisje → verzwegen= meisjes hebben geen ruimtelijk inzicht
● Meervoudig= een standpunt en meerdere argumenten.
○ Alle argumenten zijn op zichzelf staand voldoende om het standpunt te verdedigen
○ Indicatoren zoals: ten eerste, bovendien
○ Notatie: A1, A2, A3
● Nevenschikkend= een standpunt met meerdere afhankelijke en/of samenhangende
argumenten
○ 1 argument te zwak daarom geef je er meer, dus als geheel is het wel een goed
argument of anticiperen op tegenwerking
○ Indicatoren zoals: daarnaast, zelfs, daarbij komt, omdat, sterker nog etc
○ Notatie → A1a en A1b
● Onderschikkend= meerdere van elkaar afhankelijke, trapsgewijs geordende argumenten
○ Argumenten worden op hun beurt weer onderbouwd door een volgend argument
○ Indicatoren zoals: aangezien
○ Notatie → A1, A1A1, A1A1A1 onder elkaar
● Complex= een combinatie van meervoudige, nevenschikkende en/of onderschikkende
argumenten
● Contra= argument die een standpunt aanvalt
○ Notatie → C1
Als er sprake is van een meningsverschil, moet je je positie onderbouwen → er ontstaat een
redenering
Propositie= een stelling/uitspraak → Je kunt er een positie over innemen (je bent het ermee eens of
niet)
- Bij standpunten van proposities zijn diverse gradaties van kracht en reikwijdte (stelling kan
krachtig of voorzichtig overkomen etc.)
Standpunt= positieve of negatieve positie t.o.v. een propositie
- Propositie: bomen blussen is kwakzalverij
- Volgens mij is bomen blussen kwakzalverij → positief standpunt
- Volgens mij is bomen blussen geen kwakzalverij → negatief standpunt
- Ik weet niet of bomen blussen kwakzalverij is → nul-standpunt, neutrale positie
Twijfel= neutrale positie
Meningsverschil= standpunten komen niet overeen → tenminste sprake van 1 standpunt en 1
twijfel
- Expliciet meningsverschil= het standpunt als de kritiek daarop worden uitdrukkelijk onder
woorden gebracht (beide partijen zijn aan het woord)
- Impliciet meningsverschil= als maar een van beide partijen aan het woord komt, zoals bij
veel schriftelijke communicatie
Type meningsverschillen:
● Aantal proposities
○ 1 propositie → enkelvoudig meningsverschil