Samenvatting mensenrechten en democratie
Week 1
Reader
Democratie: de Europese grondslagen van het moderne idee
5 fundamenten moderne democratie:
1. directe democratie
2. republicanisme
3. reformatie
4. oude constitutie
5. moderne natuurrecht
1. Directe democratie
Democratie was van oudsher door de critici beschouwd als een heerschappij van de armen.
Aristoteles behoorde tot degenen die democratie in de eerste plaats zagen als een
heerschappij van de burgers zonder bezit (aporoi). Democratie was in zijn ogen niet primair
een regering van het gehele volk, maar de heerschappij van een klasse. De belangen van de
minderheid van welgestelden dreigden, volgens Aristoteles, in een democratie dan ook
systematisch uitgesloten te worden. zijn alternatief was om van een gemengde
regeringsvorm te streven naar een evenwichtige belangenbehartiging van velen (armen) en
de weinigen (rijken).
2. Republicanisme
Specifieke regeringsvorm gemengde regeringsvorm
Daarnaast wordt de term ook gebruikt voor ideeën die betrekking hebben op bepaalde
kwaliteiten of deugden van burgers.
Kenmerkend voor het republicanisme is onder meer het idee van een gemengde
regeringsvorm. In Aristoteles’ specifieke omschrijving (politeria) gaat het bv om een
combinatie van oligarchie en democratie. Centraal staat het idee dat de macht in handen
van een groep tot tirannie leidt, en dat men dus moet zoeken naar een vorm die zowel de
belangen van de weinigen (aristocratie) als van velen (democratie) en evt ook van een
(monarchie) aan bod laat komen.
Breder gedefinieerd refereert republicanisme aan een politiek systeem dat de vrijheid
waarborgt door het instellen van een rechtsstaat die niet arbitrair genegeerd kan worden
door de uitvoerende macht. Binnen een republiek ligt de nadruk op het betrekken van alle
burgers bij de macht en de strijd tegen corruptie. De belangen van de minderheid worden
beschermt
Vertegenwoordiging
Het idee van vertegenwoordiging was al ontstaan in de middeleeuwen.
De middeleeuwse opvatting van vertegenwoordiging was gebaseerd op een contract tussen
vorst en standen. Wanneer de vorst de rechten van de standen schond, konden zij zich
daartegen verzetten (Thomas van Aquino).
,3. Reformatie
De protestantse opstanden gingen ten dele om godsdienstvrijheid, maar ook om het behoud
van de middeleeuwse rechten en privileges.
In de reformatie lag de nadruk op de persoonlijke verantwoordelijkheid en gewetensvrijheid
ten aanzien van geloofszaken.
4. Oude constitutie
Protestantse woordvoerders van het verzet beriepen zich op de ‘oude constitutie’, een
oorspronkelijk verdrag dat door het volk ingesteld was. De fundamentele rechten van de
standen waren volgens deze theorie vastgelegd in charters. Als de rechten die vastgelegd
waren in een oorspronkelijk verdrag, de ‘oude constitutie’, geschonden werden, was verzet
volgens deze theorie gerechtvaardigd. De theorie van de ‘oude constitutie’ kwam pas volop
tot ontwikkeling in de 16e eeuw.
5. Moderne natuurrecht
Sinds de 17e eeuw werden verzet theorieën gebaseerd op het moderne natuurrecht.
Het belangrijkste verschil tussen de oude en nieuwe opvatting van vertegenwoordiging is dat
politieke rechten in het moderne natuurrecht een individueel karakter hebben, terwijl het
middeleeuwse begrip van vertegenwoordiging gebaseerd was op collectieve, stand
gebonden rechten.
Uitgangspunt van het natuurrecht is dat alle mensen vrij en gelijk geboren worden.
Gelijkheid
In de Atheense democratie was er zo’n grote mate van ongelijkheid (vrouwen en slaven
hadden gaeen rechten) dat men volgens moderne maatstaven eigenlijk niet van een
democratie kan spreken. De vrije burgers vormden slechts een minderheid van de bevolking
als geheel. Wat Athene uitzonderlijk maakte was juist de grote schaal waarop de burgers
participeerden in het bestuur.
Klassieke en moderne vrijheid
Klassieke democratie: regeringsvorm waarin de vrijheid en rechtsbescherming van burgers
ondergeschikt gemaakt werd aan de volkswil. Vrijheid werd dus niet in de eerste plaats als
vrijheid van censuur gezien, maar als een vrijheid tot deelname aan de politieke
besluitvorming. Kenmerkend voor de klassieke democratie is de grote invloed van de
gewone burgers.
Moderne vrijheid: impliceert veel sterker het besef van een mogelijk belangenconflict tussen
individu en overheid, waarmee rechtsbescherming van individuen en respect van de
persoonlijke levenssfeer meer gewicht hebben gekregen.
Boek
Hoofdstuk 1 en 4
3 kenmerken mensenrechten
1. ze zijn universeel, iedereen heeft mensenrechten
,2. iedereen heeft ze gelijk
3. het zijn de rechten van individuen
The theory of capabilities
A person’s capabilities are their abilities to do and be certain things that are fundamentally
important to any human life, whatever else the person wants.
The concept of capabilities can be associated with that of human rights in so far as everyone
has the right to have their capabilities protected.
(Definitie internet The capability approach is a theoretical framework that entails two
normative claims: first, the claim that the freedom to achieve well-being is of primary moral
importance and, second, that well-being should be understood in terms of people’s
capabilities and functioning’s. Capabilities are the doings and beings that people can achieve
if they so choose, such as being well-nourished, getting married, being educated, and
travelling; functioning’s are capabilities that have been realized).
Mensenrechten zijn geen absolute rechten
Human rights and democracy
Human rights and democracy have different and potentially competing theoretical
foundations. Democratic theory asks who ought to rule, and answers the people. Human-
rights theory asks how rulers ought to behave, and answers that they ought to respect the
human rights of every individual. Human rights limit the power of all governments, including
democratic governments.
Transitional justice and the theory of global justice
Transitional justice: this raises questions as to how the normal requirements of social justice
should be combined with those of justice for the victims of past injustice or gross human-
rights violations.
Theory of global justice: most theories of global justice endorse human rights to some
extent, but the extent varies from those who favour a narrow conception to those who
support something like the UN conception. Theories of global justice are controversial, but
they are a means to specify human rights.
Rule-utilitarianism
Rule-utilitarianism says that we ought to live by those rules that best promote the common
good. Rule-utilitarianism would tell us not to violate the human rights of one person to
protect the human rights of others because this would violate a justified rule, and rule-
utilitarianism says that this should not be done even if, in the short run, it did more good
than harm.
The concept of human rights, conclusion
The concept of human rights is often criticized because it is individualistic, emphasizes rights
rather than responsibilities and encourages selfishness. The concept of rights can be used
selfishly, but all concepts an be abused.
, The concept of human rights is primarily the basis of a theory of legitimate government.
Thus, the concept is so far from being non-social that it is primarily a political concept.
The concept of human rights demands respect for human individuals as moral agents and
concern for them as vulnerable creatures. It is a concept that affirms human solidarity while
respecting individual autonomy.
There is probably no single philosophical foundation of human rights, but, rather, different
human rights may have different justifications, and the very concept of human rights may
have various justifications.
Human rights do not constitute the whole of morality or politics: they have to be balanced
with other values, such as social order. They are not absolute, for human rights can conflict
with each other. Human rights are therefore not natural, although they must rest on an
conception of human nature and well-being. Nevertheless, they are social constructions, and
they are as valid as the reasons for supporting them are strong.
There are various strong reasons for supporting human rights:
-based on respect for human dignity (Donnelly)
-the bases of moral action (Gewirth)
-the protection of normative agency (recognise behavioural regularities as norms) (Griffin)
-the demands of human sympathy (Rorty)
-the conditions of human flourishing (Nussbaum)
Hoorcollege
Directe en indirecte democratie
Directe democratie: burgers zelf nemen gezamenlijk (belangrijkste) beslissingen:
volksvergadering
Nadelen: er wordt niet nagedacht, vertegenwoordigers denken beter na en zijn beter
geïnformeerd, hebben algemeen belang voor ogen. Directe democratie is niet praktisch,
burgers hebben geen zin om te komen.
Indirecte (representatieve) democratie: burgers kiezen vertegenwoordigend lichaam dat
namens hen de (belangrijkste) beslissingen neemt.
Redenen: praktisch; tempert invloed menigte? Volksvertegenwoordigers beter
geïnformeerd? Kijken meer naar algemeen belang?
Soms ook strenge eisen aan passie kiesrecht dan aan actief kiesrecht
Zit aristocratisch idee achter (vertegenwoordigers zijn beter dan de burger, meer verstand
van zaken)
Democratie ‘slechte naam’
Atheense democratie lange tijd slechte naam (slechter dan Romeinse republiek) oorzaken:
-Plato: democratie belemmert beste elementen (doodstraf Socrates); beter: filosofen aan
hoofd van staat (vgl. begeerte, wilskracht, inzicht)
-Aristoteles: politeia is positieve variant van bestuur door velen (publieke belang voorop);
demokratia is negatieve variant (eigenbelang groepen en chaos)
-associatie met demagogie(luisteraar van een onwaarheid overtuigen door een beroep te
doen op het gezonde verstand); idee zet zich vast dat democratie uitloopt op tyrannie; in