Dit is de samenvatting van alle hoofdstukken van Deel A uit het boek "Anatomie, Fysiologie en Pathologie geschreven door K. Kok. Alleen de hoofdstukken 14&16 ontbreken. Hoofdstuk 1 tot en met 15 (en hoofdstuk 17) zijn samengevat (deel A = met name de anatomie). De B hoofdstukken (Fysiologie) heb ik...
SAMENVATTINGEN ANATOMIE K. KOK A1 T/M A17
A1:
Anatomie -> hoe het in elkaar zit
Fysiologie -> werking van het lichaam
Pathologie -> ziekteleer
Ana-tome -> open-snijden
Macroscopische anatomie -> ontleedkunde met het blote oog
Microscopische anatomie -> cytologie en histologie met microscoop
WHO -> world health organisation
Definitie van gezondheid volgens de WHO: Een toestand van optimaal lichamelijk
psychisch en sociaal welbevinden.
A2:
* atomen
* moleculen (biochemie)
* organellen (cytologie)
* cellen (cytologie)
* weefsels (histologie)
* Organen (anatomie en fysiologie)
* orgaanstelsels (anatomie en fysiologie)
* organismen (anatomie en fysiologie)
Cel -> kleinste levende eenheid waaruit het lichaam is opgebouwd
Weefsel -> min of meer aaneengesloten cellen van eenzelfde soort en met eenzelfde
functie
Organen-> verschillende weefselsoorten die samen een functie vervullen
Orgaanstelsels -> organen en structuren (andere weefsels) die samen aan een bepaalde
functie werken
Organisme
FORMULES BIJ STOFFEN
Water = H2O
Keukenzout = NaCl
Koolstofdioxide = CO2
Ethanol = C2H5OH
Glucose = C6H12O6
Zoutzuur = HCl
,Een atoom is één los element (element is één stof)
Een molecuul bestaat uit meerdere elementen. Soms verschillende elementen.
PH-SCHAAL
0-6 = zuur
7= neutraal
8-12= base
Is de pH te laag dan kun je: 1. Verdunnen (water toevoegen)
2. een basische stof toevoegen ( een base toevoegen)
KENMERKEN VAN LEVEN:
Stofwisseling = metabolisme
Voortplanten
Waarnemen
Groeien
Bewegen
BOUW VAN EEN CEL:
Cembembraan met daarin een celkern (om de celkern zit een kernmembraan)
Tussen de kern en het celmembraan zit cytoplasma. Organellen zitten in de cel en helpen
met de werking van de cel.
FUNCTIE VAN CHROMOSOMEN:
- Bevat DNA en DNA beslist wat er gebeurd in een cel.
DOEL CELDELING:
Mitose = cytoplasma deelt zich in tweeën waardoor nieuwe cellen ontstaan
Meiose = celdeling die plaatsvindt in de zaadcel en eicel
Verschil: bij mitose heb je aan het begin 46 chromosomen en aan het eind ook en bij
meiose heb je aan het begin 46 chromosomen en aan het eind in elke cel 23.
Corium ->lederhuid
Dermis -> lederhuid
Epidermis -> opperhuid
Cutis -> opperhuid
Subcutis -> onderhuids bindweefsel
Subcutaan -> onderhuids bindweefsel
Melatonine -> pigment in de huid
Eelt -> verdikte hoornlaag
Mamma -> borstklier
Epitheel-> cellen van de opperhuid
Extremiteiten-> delen van je lichaam de het eerst koud worden
FUNCTIES VAN DE HUID:
- Bescherming (tegen infecties bijv.)
- Uitscheiding (bijv. zweet, talg)
- Op peil houden lichaamstemperatuur
- Zintuig (pijn, tast en temperatuur)
- Vorming van vitamine D
- Aanleggen van voedselreserves
OPPERHUID:
- Bestaat uit epitheel
- Vormt klieren, haren en nagels vanuit de moederlaag
- Bevat pigment cellen
- Bevat geen bloedvaten en zenuwen
LEDERHUID:
- Ondersteunende bindweefsellaag
- Hier liggen de haarwortels met talgklieren en de zweetklieren
, - Bevat bloedvaten, lymfvaten, zenuwen en zintuigen
ONDERHUIDS BINDWEEFSEL:
- Verbind de huid met onderliggende weefsels
A4:
Je hebt:
7 halswervels
12 borstwervels (per wervel 2 ribben dus 24
ribben)
5 lendenwervels
5 heiligbeenwervels
3 staartbeenwervels
Borstkas kun je indelen in 7 ware ribben en 5
valse ribben.
- 3 met kraakbeen verbonden zijn
- 2 zwevende ribben
BEKKEN:
Heupbeenderen bestaan uit:
- Darmbeen (plat en hol)
- Schaambeen (boog naar voren)
- Zitbeen (boog naar onderen en dan naar voren)
Heilig been bestaat uit:
- Vijf sacrale wervels.
,Bloed -> vloeibare deel & vaste bestandsdelen
Vloeibare deel -> water waarin allemaal stoffen zijn opgelost.
Belangrijkste opgeloste stoffen: eiwitten, suikers, vetten, zouten, hormonen &vitaminen.
Vloeibare deel -> vormt ong. de helft van de totale bloedvolume.
BLOEDPL ASMA EN SERUM:
Alle vaste bestandsdelen uit het bloed weg -> plasma
Als de fibrinogeen ook weg is -> serum
Plasma: alle vloeibare delen in je bloed
Serum: plasma zonder alle stollingsfactoren
In serum zitten dus nog wel albumine en globuline
Verschil = bij het serum zijn alle stollingsfactoren weggehaald en bij het plasma nog
niet.
(albumine, globuline & fibrinogeen)
BLOEDEIWITTEN:
Fibrinogeen: stollingsfactor
Albumine: bloedeiwit, dat ervoor zorgt dat vocht niet weglekt uit bloedvaten
Globuline: bloedeiwit, met verschillende functies
De afweerstoffen (antistoffen) zijn gebonden aan het globuline.
Albumine & fibrinogeen -> gevormd in lever
Globuline -> gevormd in hele lichaam onder meer in lymfeklieren
RODE BLOEDLICHAAMPJES:
- Geven de rode kleur aan bloed
- Ronde schijfjes die in het midden wat zijn ingedrukt
- Ongeveer 0.007 mm groot
- Volwassen mens heeft er ong. 4.5 á 5 miljoen van per mm 3
- Hebben rode kleur te danken aan bloedkleurstof (hemoglobine)
RODE BLOEDLICHAAMPJES & HEMOGLOBINE:
- Hemoglobine kan makkelijk zuurstof opnemen en afgeven
Hemoglobine zuurstof aan zich verbonden -> helderrode kleur (zuurstofrijk bloed)
,Hemoglobine geen zuurstof aan zich verbonden -> donkerrood tot blauwachtig
(zuurstofarm bloed)
Dankzij de hemoglobine zijn de rode bloedlichaampjes in staat om in de longen zuurstof
op te nemen uit de ademhalingslucht en deze in de weefsels weer af te staan.
RODE BLOEDLICHAAMPJES & AANMAAK ERVAN:
- Wordt aangemaakt in het beenmerg van de platte beenderen.
De aanmaak staat onder invloed van het zuurstofgehalte in vooral de nieren.
Zuurstofgehalte in de nieren laag? -> dan produceren de nieren een hormoon.
Erytropoëtine (EPO) dat het beenmerg tot
aanmaak zet.
Voor de aanmaak is nodig:
- IJzer
- Vitamine B12
- Foliumzuur
RODE BLOEDLICHAAMPJES & AFBRAAK ERVAN:
- Rode bloedlichaampjes (erytrocyten) leven ong. 100 dagen.
Stap 1: Daarna worden ze afgebroken in vooral de milt.
Stap 2: Hierbij komt ijzer vrij uit de hemoglobine.
Stap 3: IJzer gaat terug naar rode beenmerg en wordt gebruikt voor het maken van
nieuwe rode bloedlichaampjes
Stap 4: Wat overblijft gaat naar de lever en daar wordt bilirubine gevormd.
WITTE BLOEDCELLEN:
- Ong. 8000 per mm3
- Zijn ongeveer 0.015 mm groot
Lymfocyten -> gemaakt in de milt en lymfeklieren
Granulocyten & monocyten -> gemaakt in het rode beenmerg
Taken witte bloedlichaampjes:
- Bescherming tegen bacteriën, vreemde stoffen en virussen
- Maken antistoffen of nemen bacteriën op
- Maken afweerstoffen en beschermen ons lichaam zo tegen infecties
BLOEDPL A ATJES:
- Worden gemaakt in het rode beenmerg
- Zijn ongeveer 0.004 mm groot
- Er komen zo’n 250.000 tot 400.000 voor per mm3
, - Levensduur = enkele dagen
- Worden afgebroken in de milt
- Hebben een belangrijke functie bij de bloedstolling
AFWEER:
Afweer wordt ingedeeld in 2 groepen:
Uitwendig -> huid en slijmvliezen
Inwendig -> witte bloedcellen
Hoe komen we aan antistoffen:
1. Doormaken van betrokken ziekte, dit levert soms immuniteit op.
2. Actieve immunisatie of vaccinatie (hierbij wordt verzwakte ziekteverwekkende
bacteriën of virussen via een injectie in je lichaam gespoten.
3. Passieve immunisatie (gewense afweerstoffen kant-en-klaar geïnjecteerd) het
lichaam hoeft zo niks te doen en heeft direct immuniteit. Bladzijde 59 even
goed doorlezen voor de toets
Antistoffen worden gemaakt door de B-lymfocyten (plasmacellen)
De aanleiding voor het vormen van antistoffen noemen we antigeen.
Antigeen: lichaamsvreemde stof die een dergelijke reactie teweegbrengt. Bijv. eiwitten,
koolhydraten & vetten
Vorming van antigenen: lymfocyten verlaten het beenmerg en gaan deels naar de
lymfeklieren waar ze uitrijpen. Lymfocyten herkennen lichaamsvreemde stoffen en
vernietigen deze. Vervolgens zullen ze antistoffen aanmaken.
Allergische reactie: wanneer de reactie tussen een antigeen en een antilichaam niet
goed is. sommige antilichamen kunnen een reactie geven waardoor je juist ziek wordt.
IMMUNITEIT:
Ziek worden:
Lichaam maakt antistoffen aan
Actieve immunisatie of vaccinatie:
Verzwakte bacteriën of virussen worden ingebracht (antigeen)
Lichaam maakt antistoffen aan
Passieve immunisatie:
Kant-en-klare antistoffen worden ingebracht (serum)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Ismaydevries. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.