Inhoudsopgave
Hoorcollege diabetes mellitus en farmacologie week 1..................................................................................1
Hoorcollege wetgeving week 1....................................................................................................................... 3
PPO week 1................................................................................................................................................... 4
Hoorcollege gezondheidsbevordering en healthy ageing week 2....................................................................5
Hoorcollege COPD en Astma week 2.............................................................................................................. 6
Klinisch redeneren week 2............................................................................................................................. 7
SRV week 2.................................................................................................................................................... 7
Methode Doen en blijven doen............................................................................................................................8
Hoorcollege oorzaken handicaps: pre-/peri- en postnataal week 3.................................................................8
Hoorcollege introductie zorgvrager met een verstandelijke beperking week 3................................................9
Hoorcollege Schalock en LACCS week 3........................................................................................................ 11
Hoorcollege Psychiatrische zorgvrager/schizofrenie week 4.........................................................................12
Hoorcollege psychofarmaca en therapietrouw week 4.................................................................................13
SRV week 4.................................................................................................................................................. 14
Hoorcollege MS/Zenuwstelsel week 5.......................................................................................................... 14
Hoorcollege Urologie en Incontinentie week 5.............................................................................................15
Hoorcollege Fouten in de zorg week 5.......................................................................................................... 16
Hoorcollege CVA week 6.............................................................................................................................. 17
Hoorcollege zingeving in langdurige zorg week 6..........................................................................................18
Hoorcollege markering in de palliatieve zorg week 6....................................................................................18
Hoorcollege Oncologie week 7..................................................................................................................... 19
Hoorcollege Sunrise model Leiniger week 7.................................................................................................. 20
Hoorcollege diabetes mellitus en farmacologie week 1
,1. De student herkent de preventie, oorzaken, diagnose, symptomen, vormen, behandeling,
prognose en epidemiologie van de verschillende vormen van DM.
Je hebt verschillende diabetes:
Diabetes type 1:
Auto-immuniteit tegen de B-cellen van de pancreas. Dus de cellen die insuline produceren
worden vernietigd door het eigen lichaam. Er is een absoluut insuline tekort, er moet altijd
insuline gebruikt worden.
Diabetes type 2:
Resistentie van lichaam tegen insuline. Er was eerst dus een teveel aan insuline en later als
de pancreas het niet meer aankan, een relatief tekort aan insuline. Bij milde vormen op te
lossen door leefstijladviezen, of orale anti diabetische middelen en soms ook insuline
nodig.
In beide gevallen als deze niet wordt opgelost zal er een verhoogd bloedsuikergehalte zijn.
Symptomen zijn dan een droge mond, veel dorst hebben en drinken, veel plassen. De
diagnose wordt gesteld door de bloedsuiker te meten en de urine. In de urine zit vaak
glucose, wat normaliter niet zo moet zijn.
De behandeling kan bestaan uit orale antidiabetische middelen (metformine, gliclazide) en
insuline (kortwerkend aspart, langwerkend lantus).
Naast de bekende vormen van diabetes heb je ook nog:
- Zwangerschapsdiabetes (diabetes gravidarum);
- Corticosteroidgeinduceerde hyperglykemie (prednisolon);
- Pancreasinsufficientie (pancreatitis);
- MODY (maturity onset diabetes of the young) genetische erfelijke vorm;
- LADA (latent autoimmune diabetes in adults) Lijkt op langzame vorm van type 1.
2. De student kan herkennen hoe de bloedsuikerspiegel gereguleerd wordt.
De bloedsuiker wordt gereguleerd door de 2 hormonen: Insuline en de glucagon.
3. De student onderscheidt de oorzaken en symptomen van diabetische ketoacidose,
hyperosmolair hyperglykemisch syndroom en hypoglycemisch coma en kan deze verklaren.
Diabetische ketoacidose: Insuline te kort, door verbranding van vetzuren worden er
ketonlichamen gevormd, en door het vele plassen verlies je vocht. Hierdoor stijgt je
osmotische waarde en krijg je uitdroging en uiteindelijk verzuring (door vrije vetzuren) en
door vorming van lactaat. Symptomen: veel plassen, veel drinken, droge tong,
vermoeidheid, misselijk en braken. Kussmaul ademhaling, verlaagde bloeddruk, kan
ontstaan binnen uren-dagen.
Hypoglycemische coma: Er is relatief te veel aan insuline tov. Energieverbruik of glucose
inname, of kan een bijwerking zijn van antidiabetica. Activatie van adrenerge systeem
(fight en flight reacties), te weinig glucose in de hersenen. Symptomen: zweten, beven,
geeuwen, troebel zicht, hoofdpijn, wisselend humeur, en kan ontstaan binnen minuten-
uren.
Hyperosmolair hyperglykemisch syndroom: Er is wel insuline maar geen ketonlichamen,
komt vaak bij ouderen voor en ontstaat geleidelijk. Dehydratie is de belangrijkste
bijdragende factor. Symptomen: zelfde als hyper, maar dan is de turgor sterk verminderd,
en zijn de ketonen niet verhoogd maar normaal.
4. De student kan de werking en toepassing en mogelijke bijwerkingen van insuline,
metformine, su-derivaten, DDP-4 remmers en GLP-1 agonisten herkennen.
Insuline: wordt via de huid opgenomen in de bloedbaan en zet glucose om in glycogeen. Je
hebt Ultrakortwerkende- (novorapid), kortwerkende-, midden langwerkende- en
langwerkende (lantus) insuline. Ook bestaat er een mix: novomix en mixtard.
, Hoorcollege wetgeving week 1
1. De student kan benoemen wat verstaan wordt onder de juridische term minderjarig en
handelingsonbekwaam;
Minderjarig is zij die de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of zijn
geweest, of met art 253ah meerderjarig zijn verklaard.
Handelingsonbekwaam zijn mensen die niet zelfstandig en zonder toestemming
rechtshandelingen kunnen en mogen verrichten.
2. De student kan benoemen op welke wijze de WGBO een indeling maakt van jongeren onder
de 18 jaar en per leeftijdsindeling benoemen wat de uitwerking is van de WGBO bij die
leeftijdsgroep met betrekking tot informatieplicht, toestemming behandeling, inzage dossier
en vertegenwoordiging;
Tot en met 11-jarigen (ouders zijn aansprakelijk, ouders sluiten
behandelingsovereenkomst, ouders geven toestemming voor verrichtingen die
voortvloeien uit de behandelingsovereenkomst, kind heeft recht op informatie)
Van 12 tot 15 jaar (ouders en jongere zijn aanspreekpunt, behandelingsovereenkomst
wordt gesloten met de ouders en jongere, ouders en jongere moeten toestemming geven
voor verrichtingen die voortvloeien uit de behandelingsovereenkomst)
16 tot 18 jaar (minderjarige is zelf bekwaam tot aangeven van behandelingsovereenkomst,
minderjarige is aansprakelijk voor daar uit voortvloeiende verplichtingen, ouders zijn
verantwoordelijk voor de kosten van verzorging en opvoeding, dus ook kosten van
behandeling, toestemming gezag t.a.v. behandeling is niet nodig
3. De student kan verwoorden welke juridische maatregelen er mogelijk zijn bij het in gebreke
blijven van ouderlijk gezag en voogdij en dit verduidelijken aan de hand van
praktijkvoorbeelden;
Curatele, Voor bijna elke handeling en beslissing vd betrokkene moet de curator
toestemming geven.
Bewind voering, Betreft alleen het behartigen van financiële belangen, bewindvoerder
neemt beslissingen samen met betrokkene.
Mentor, Mentor behartigd beslissingen op het persoonlijk vlak t.a.v. verzorging,
verpleging, behandeling en begeleiding, gementoreerde blijft handelingsbekwaam en
behartigd eigen financiële zaken.
4. De student kan verwoorden wat de consequenties zijn van het achteruitgaan van de
cognitieve vermogens van de geriatrische zorgvrager en het niet autonoom kunnen handelen
en/of besluiten kunnen nemen over de voorgestelde behandeling in relatie tot de rechten en
plichten vanuit de WGBO en kan dit verder onderbouwen vanuit de term wilsonbekwaam en
wilsverklaring;
Iemand is wilsonbekwaam zodra iemand de informatie over zijn ziekte niet kan begrijpen,
die zelf geen besluit over de behandeling kan nemen of de gevolgen ervan niet kan
overzien. Wanneer iemand wilsonbekwaam is worden beslissingen m.b.t. behandelingen
komen te liggen bij niet benoemde vertegenwoordiger, familielid of een door de rechtbank
aangewezen vertegenwoordiger volgt de vastgelegde afspraken.
Met een wilsverklaring kan een patiënt zelf van tevoren aangeven hoe hij behandeld wil
worden als hij wilsonbekwaam is geworden en op dat moment geen beslissing kan nemen.
5. De student kan uitleggen wat wordt bedoeld met de termen handelingsbekwaam en
handelingsonbekwaam;
Handelingsonbekwaam zijn mensen die niet zelfstandig en zonder toestemming
rechtshandelingen kunnen en mogen verrichten. Handelingsbekwaam is dat mensen wel
zelfstandig rechtshandelingen kunnen en mogen verrichten.