Heb het gehele boekje samengevat en de belangrijkste onderwerpen erin gezet. is zowel toets als examenstof voor het schooljaar 2022/2023. heb de leraar er naar laten kijken en zei dat het een goede bruikbare samenvatting is.
De vraag naar producten en diensten wordt niet alleen bepaald door de
behoeftebevrediging, want ook de prijs speelt een belangrijke rol. In het algemeen
geldt: hoe hoger de prijs, hoe kleiner de gevraagde hoeveelheid. Dit negatieve
verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid is de ‘wet van de vraag’.
Consumenten die producten vragen, bedenken telkens hoeveel ze van iets willen
kopen nadat ze weten hoe duur het is. Zo ontstaat de individuele vraag: het aantal
eenheden dat een consument ergens van wil kopen bij een bepaalde prijs. De
individuele vraag kun je waarnemen.
Betalingsbereidheid:
Vanuit de individuele vraag kun je de betalingsbereidheid afleiden. De
betalingsbereidheid is de maximale prijs die een consument wil betalen voor een
product bij een gegeven aantal.
Consumentensurplus:
Maatstaaf voor het welbevinden van de consument heet het consumentensurplus.
Als het over 1 consument gaat noem je dit het individuele consumentensurplus.
Discrete en continu vraag:
Een discrete vraag is de vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid een geheel getal
is. Een continu vraag is wanneer alle combinaties van prijs en gevraagde
hoeveelheid waarbij ook alle combinaties van gebroken getallen mogelijk zijn.
Bij een individuele vraaglijn mogen de getallen wel gebroken zijn.
Het beschikbare budget:
Je vraag naar een product neemt meestal toe als je budget groter wordt.
Om een behoefte te voorzien, zijn er meestal verschillende producten beschikbaar.
Een appel stilt je honger, maar een boterham doet dat ook. Deze producten noem je
substitueerbare producten, ze zijn elkaars substituut: ze voorzien in de bevrediging
van dezelfde behoefte. De vraag naar een product neemt af als er substituten voor
bestaan.
Complementaire producten:
Een complementair product is wanneer het ene product complementair is aan het
andere product. Dus de producten vullen elkaar aan. Bij complementaire producten
zijn er steeds 2 producten nodig om in een behoefte te voorzien.
Exogene factoren:
Je vraag naar producten wordt ook beïnvloed door omstandigheden waar je geen
invloed op hebt, zoals het weer. Dit soort omstandigheden noem je exogene
factoren. Je vraag naar ijs zou bijvoorbeeld stijgen als het weer warmer wordt. Maar
het zou dalen als er een lange rij is.
, Paragraaf 2:
De collectieve vraag:
De vraag van een individuele consument heeft geen invloed op de prijs die een
producent voor zijn product vraagt. Daarvoor is de individuele vraag te klein. Maar de
producent is wel geïnteresseerd in de vraag van een hele groep consumenten. Daar
kan de producent zijn voordeel mee doen. Het verband tussen de prijs en de
hoeveelheid die door de hele groep wordt gevraagd, is de collectieve vraag.
De collectieve vraag kun je afleiden voor iedere consumentengroep. Bijvoorbeeld
een klas of inwoners van een dorp.
Afzetgebied:
Het afzetgebied is het gebied waar de producent zijn producten verkoopt. Een
fietsenfabrikant verkoopt fietsen in heel Nederland. Dat is dan zijn afzetgebied. De
collectieve vraag voor de fietsfabrikant is dan ook heel Nederland.
Afleiden van de collectieve vraag en collectieve vraaglijn:
De collectieve vraag is de optelsom van alle individuele vragen. De collectieve vraag
geeft aan wat alle consumenten samen vragen bij een bepaalde prijs.
Voor de collectieve vraaglijn geldt hetzelfde: het is de optelsom van alle individuele
vraaglijnen. Zie bron 2 blz. 17.
De collectieve gevraagde hoeveelheid van een product daalt als de prijs ervan stijgt.
De wet van de vraag gaat dus ook voor op de collectieve vraag.
De collectieve vraaglijn heet ook wel de prijs-afzetlijn, omdat de collectieve vraaglijn
het verband geeft tussen de prijs van een product en het aantal eenheden dat er bij
die prijs wordt afgezet.
In het boek is de vraag = de collectieve vraag en individuele vraag in andere
gevallen.
Collectieve consumentensurplus:
Als je het totale welbevinden van een hele groep wilt berekenen, tel je simpelweg het
individuele consumentensurplus van alle individuen in die groep bij elkaar op. Je
noemt dat het collectieve consumentensurplus: de mate waarin de consumptie
van een product bijdraagt aan het welbevinden van alle consumenten in de groep.
- Hoe kan je het collectieve consumentensurplus berekenen? Dat kan je met
de vraag direct berekenen: het is de oppervlakte onder de vraaglijn en boven
de prijs. Zie bron 3 blz. 18
Bij het collectieve consumentensurplus geldt: hoe lager de prijs, hoe groter het
collectieve consumentensurplus.
In het boek is collectieve consumentensurplus = consumentensurplus. En het
welbevinden van een individuele consument gaat = individuele consumentensurplus.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper indyvdboom. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.