ZSO Duizeligheid
Hoofdstuk 5: Duizeligheid
- Vertigo: probleem evenwichtsorgaan, evenwichtszenuw (n. vestibulocochlearis) of het CZS
(pons of cerebellum)
- Licht in het hoofd / auwvallen: cerebralle hypoperfusie of paniekaanval met hyperventilatie
- Wankel op de benen: alcoholintoxicatie,
Anamnese
- Wat bedoelt de patiënt met duizeligheid?
Soms gebruikt de patiënt niet de term
‘duizeligheid’ maar ‘evenwichtsstoornis’, maar
ook voor die term is verheldering noodzakelijk.
Het kan helpen de patiënt te vragen naar waar
hij zijn klacht ervaart, in zijn hoofd of ergens
anders, in zijn benen bijvoorbeeld. Licht worden
in het hoofd bij een bloeddrukdaling zal hij
samen met het daar vaak mee gepaard gaande
grijs of wazig worden voor de ogen in het hoofd
lokaliseren. Ook de sensatie dat de omgeving
beweegt, zoals bij aandoeningen van het
labyrint, wordt in het hoofd gelokaliseerd.
Stoornissen van de coördinatie of het gevoel in
de benen worden meestal in de benen
gelokaliseerd (‘slappe benen’, ‘zwabberende
benen’).
- Verloopt de duizeligheid in aanvallen of gaat het
om een langdurende sensatie?
- Kort = BPPD, orthostatische hypotnesie
- Langer = Ziekte van Ménière, neuritis
vestibularis of chronische hyperventilatie
Bij aanvallen is van belang of ze spontaan
ontstaan of uitgelokt worden door
positieveranderingen (BPPD, orthostatische
hypotensie) of door bepaalde situaties (bij
syncope of angstaanvallen).
- Gaat de ‘duizeligheid’ gepaard met
bewegingssensaties, met name een
draaisensatie, of betreft het meer een licht
gevoel in het hoofd of controleverlies over de
benen?
Vertigo door aandoeningen van een labyrint, n.
vestibulocochlearis of vestibulaire kernen in de
hersenstam houdt meestal in dat de omgeving
om de patiënt heen draait, en dat hij zelf het gevoel heeft naar één kant om te vallen of
daadwerkelijk ook valt. Soms ervaart hij een golvende of trillende beweging van de omgeving.
- Zijn er bijkomende klachten?: Hierbij moet je denken aan hoofdpijn (migraine), tintelingen rond
de mond (hyperventilatie), wazig zien of zwarte vlekken voor de ogen (bloeddrukdaling),
doofheid en oorsuizen aan één kant tijdens een aanval (ziekte van Ménière).
- Welke medicatie gebruikt de patiënt?
fl
, Neurologisch onderzoek
- Bloeddruk en pols. Voor het vaststellen van orthostatische hypotensie moet je de bloeddruk
liggend en staand meten.
- Evenwicht. Bij een acute aandoening van een labyrint, n. vestibulocochlearis, vestibulaire
kernen of het mediane deel van een cerebellaire hemisfeer kan de patiënt niet stabiel staan en
vaak ook niet zitten; hij valt om naar de aangedane kant. Deze valneiging kan (afhankelijk van
de aandoening) snel minder worden, waarbij de evenwichtsstoornis nog wel zichtbaar kan zijn
bij de koorddansersgang. Ook kan de patiënt nog enige tijd niet met de voeten aaneengesloten
rechtop blijven staan, hij moet de voeten wat uiteen zetten om in evenwicht te blijven.
- Oogmotoriek. Bij een acute aandoening van een labyrint, n. vestibulocochlearis, vestibulaire
kernen of het mediane deel van een cerebellaire hemisfeer is er niet alleen een valneiging, maar
ook een nystagmus: een spontane ritmische beweging van de ogen, die vaak al bij recht
vooruitkijken zichtbaar is. Net als de valneiging kan ook de nystagmus snel weer afnemen. Bij
goed onderzoek van de oogmotoriek kan deze echter vaak nog lang gevonden worden als de
klachten al over zijn.
- Coördinatie. Voor het beoordelen hiervan gebruik je behalve de al genoemde koorddansersgang
de top-neusproef en de knie-hakproef.
- De kiepproef (proef van Dix-Hallpike). Deze moet worden uitgevoerd bij alle patiënten die
aangeven dat de duizeligheid uitgelokt wordt door houdingsverandering. De diagnose BPPD kan
met deze test worden vastgesteld. De draaisensaties ontstaan bij een afhangend hoofd na een
kort interval van seconden, gaan gepaard met een nystagmus en doven binnen een minuut
weer uit. Bij het overeind zetten van de patiënt kan zich dit weer herhalen.
- Sensibiliteit: Bij onzeker lopen is het testen van de gnostische sensibiliteit aan de benen
belangrijk
Lokalisatie
In het geval van vertigo is er een stoornis van een labyrint, n. vestibulocochlearis, vestibulaire
kernen in de hersenstam of (veel zeldzamer) het mediane deel van het cerebellum. Alle andere
vormen van duizeligheid (licht in het hoofd, onzeker gevoel ter been, enz.) berusten niet op een
focale aandoening, maar op een globale stoornis als hypotensie of hypocapnie, of op uitval van
zintuigelijke waarnemen (visus, gnostische sensibiliteit).
DD
- Aanvallen van vertigo uitgelokt door positieveranderingen
- Benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD). Deze meest voorkomende vorm van
draaiduizeligheid wordt veroorzaakt door de vorming van kalkgruis in het labyrint. Bij snelle
houdingsveranderingen, met name vanuit liggende positie naar zitten of staan, ontstaan
aanvallen van hevige draaiduizeligheid. De bewegingssensatie ontstaat na een interval van
een paar seconden en verdwijnt binnen een minuut weer geheel. De aanvallen zijn te
provoceren met de kiepproef. Daarbij zie je meestal een horizontale-rotatoire nystagmus,
die tegelijk met de klachten ontstaat en weer verdwijnt, met de snelle fase gericht naar de
aangedane kant tijdens neerleggen van de patiënt
- Spontane aanvallen met bewegingssensatie
- Ziekte van Ménière. Bij deze aandoening van het labyrint treden aanvallen op van heftige
draaiduizeligheid, die gepaard gaan met misselijkheid, braken en doofheid en oorsuizen
aan één kant. Soms hebben patiënten het gevoel dat het aangedane oor verstopt is. De
meeste aanvallen duren 20 minuten tot twee uur, maar langer durende aanvallen komen
ook voor. Kenmerkend is dat de patiënt in de loop der jaren dover wordt aan de aangedane
kant, terwijl de aanvallen van duizeligheid verminderen.
- Migraine. Draaiduizeligheid kan als aura bij migraine voorkomen. De duur varieert van
minuten tot een half uur. De aanvallen worden meestal gevolgd door hoofdpijn,
misselijkheid, braken en overgevoeligheid voor licht en geluid, maar kunnen ook geïsoleerd
voorkomen. Meestal zijn er wel aanwijzingen voor migraine in de voorgeschiedenis.
- Transient ischemic attack (TIA). Bij kortdurende focale ischemie van de hersenstam kan
draaiduizeligheid voorkomen, maar per de nitie altijd in combinatie met één of meer andere
fi