ZSO: Herseninfarct en
hersenbloeding
Hoofdstuk 1: krachtverlies en gevoelsstoornissen
Patroonherkenning
De eerste stap in patroonherkenning is de verdeling van de uitval: in één lichaamshelft (gelaat, arm
en been), in beide armen en benen, in beide benen, of in (een deel van) één arm of been.
Een tweede stap in de patroonherkenning is het beschrijven van de aard van spierzwakte.
Er zijn twee soorten spierzwakte, samenhangend met het type motorische neuronen dat
beschadigd is: centrale motorische neuronen of perifere motorische neuronen. Bij uitval van
centrale motorische neuronen is er geen spieratro e en zijn de spiertonus en de
spierrekkingsre exen verhoogd (dit zijn de re exen die je opwekt door met de re exhamer op een
pees te slaan). Bij uitval van perifere motorische neuronen treedt na verloop van tijd spieratro e
op, is de spiertonus laag en zijn de spierrekkingsre exen verlaagd of zelfs afwezig.
De derde stap in patroonherkenning (na verdelingspatroon van symptomen en perifere
versus centrale kenmerken) is het herkennen van kenmerken passend bij een bepaalde
etiologische diagnose (ziekten). Belangrijke factoren om mee te laten wegen zijn: tijdsbeloop van
ontstaan, leeftijd, bijkomende klachten, voorgeschiedenis, voeding, alcohol, drugs, medicijnen en
familieanamnese.
Anamnese
De derde stap – herkennen van kenmerken passend bij een bepaalde etiologische diagnose –
berust hoofdzakelijk op de anamnese. Het aantal aandoeningen dat spierzwakte en
gevoelsstoornissen kan geven is zeer groot en divers, zodat we hier alleen heel algemene
richtlijnen kunnen geven.
- Snelheid van ontstaan en beloop. Dit geeft vaak veel informatie over de aard van de
onderliggende aandoening. Acute halfzijdige uitvalsverschijnselen berusten vrijwel altijd op een
herseninfarct of -bloeding; als ze in dagen tot weken zijn ontstaan is een tumor waarschijnlijker.
Een polyneuropathie die binnen een paar dagen tot ernstige paresen van benen en armen leidt,
zal niet door vitaminede ciëntie ontstaan zijn, maar door een auto-immuunproces (syndroom
van Guillain-Barré). Spierzwakte die in de loop van de dag uctueert, ’s avonds het ergst is en ’s
ochtends weer over, berust waarschijnlijk op myasthenia gravis.
- Leeftijd. Veel aandoeningen kennen een sterke incidentieclustering rond een bepaalde
leeftijdscategorie. Cognitieve klachten op jonge leeftijd zullen bijna nooit het gevolg zijn van een
neurodegeneratieve ziekte, terwijl boven de leeftijd van 70 jaar de ziekte van Alzheimer de
meest waarschijnlijke oorzaak is.
- Bijkomende klachten. Bij laesies in een cerebrale hemisfeer kunnen krachtsverlies en
gevoelsstoornissen gepaard gaan met halfzijdige uitval van het gezichtsveld, problemen met
spreken en het begrijpen van taal (afasie) of met het zich niet bewust zijn van de halfzijdige
verlamming (anosognosie). Bij laesies in de hersenstam zijn er vaak ook dubbelzien,
articulatiestoornissen, coördinatiestoornissen en draaiduizeligheid. Pijn is een op de voorgrond
staand symptoom bij wervelmetastasen (lokaal in de rug), bij wortelcompressie (uitstralend in
een been of arm) en bij plexusaandoeningen (idem). Mictiestoornissen (zowel retentie als
incontinentie) komen voor bij ruggenmergaandoeningen en bij aandoeningen van meerdere
sacrale wortels (caudasyndroom), maar niet bij polyneuropathieën. Orthostatische hypotensie
kan wel een symptoom zijn bij een polyneuropathie.
- Voorgeschiedenis. Hierbij zijn vooral vasculaire risicofactoren, kanker en aandoeningen die het
immuunsysteem kunnen verzwakken van belang. Diabetes is niet alleen van belang als
vasculaire risicofactor, maar ook als mogelijke oorzaak voor aandoeningen van de perifere
zenuwen en van de plexus.
fl fi fl fl flfi fl fi
,- Voeding, alcohol en drugs, medicijnen. Vitaminede ciënties zijn een belangrijke oorzaak van
polyneuropathieën en komen relatief vaak bij alcoholisten voor (alcohol zelf kan ook een
polyneuropathie veroorzaken).
- Familie. Talloze neurologische ziekten hebben een genetische origine. Zo zijn veel spierziekten
en sommige polyneuropathieën genetisch bepaald. Ook aandoeningen zonder bekende
genetische oorzaak komen regelmatig familiair voor, zoals migraine.
Neurologisch onderzoek
Lokalisatie
1. Hersenen: Krachtsverlies en gevoelsstoornissen door een aandoening in een cerebrale
hemisfeer zijn altijd halfzijdig, contralateraal van de laesie. Halfzijdig wil zeggen: een
verlamming en gevoelsstoornissen aan één kant van gelaat, arm en been; van gelaat en arm;
of van arm en been. Voor elk van deze drie variaties wordt de term halfzijdige
uitvalsverschijnselen gebruikt (voor de verlamming: hemiparese). Het krachtsverlies en de
gevoelsstoornissen gaan dan ook vaak gepaard met andere klinische verschijnselen, zoals
hemianopsie, afasie of verwaarlozing. Uitval in één arm of been door een laesie in de hersenen
is zeldzaam.
2. Hersenstam: In de hersenstam lopen de motorische en sensibele banen in de nabijheid van
hersenzenuwkernen en cerebellaire banen. Naast halfzijdige uitvalsverschijnselen zijn er dan
ook vaak klachten over dubbelzien, spraak- en slikstoornissen en coördinatiestoornissen. Een
halfzijdige laesie in mesencefalon of pons geeft ipsilateraal hersenzenuwuitval (bijvoorbeeld n.
III of n. VII) en contralateraal halfzijdige spierzwakte en gevoelsstoornissen, omdat de
motorische en sensibele banen pas onder dat niveau kruisen
3. Ruggenmerg: Bij een laesie die de hele dwarsdoorsnede van het ruggenmerg op een bepaald
niveau omvat (dit wordt een dwarslaesie genoemd) vind je centrale paresen en
gevoelsstoornissen vanaf het niveau van de laesie: in armen, romp en benen bij een cervicale
laesie, in romp en benen bij een thoracale laesie Een dwarslaesie is niet altijd compleet,
waardoor de verschijnselen in ernst kunnen variëren.
4. Wortel en plexus: Een laesie van één wortel leidt tot symptomen in het innervatiegebied van
die wortel: zwakte van de spieren die via die wortel geïnnerveerd worden en
fi
, gevoelsstoornissen in het huidgebied vanwaar de sensibele vezels via die wortel naar het
ruggenmerg lopen. Typisch voor een aandoening van een wortel is pijn die uitstraalt in het
betreffende dermatoom, zoals bij compressie door een hernia nuclei pulposi. Bij zwakte van
meerdere spieren en gevoelsstoornissen in meerdere dermatomen in één arm of been kunnen
er verscheidene wortels aangedaan zijn, maar vaker is de pathologie in de plexus brachialis
(arm) of lumbosacralis (been) gelokaliseerd. Een bijzondere en alarmerende manifestatie van
een dubbelzijdige aandoening van meerdere wortels is het caudasyndroom, dat ontstaat door
compressie van de cauda equina in het lumbale of sacrale wervelkanaal.
5. Zenuwen: Een mononeuropathie is een aandoening van één zenuw en wordt gekenmerkt door
uitval in het innervatiegebied van die zenuw. Soms overheerst de spierzwakte, soms juist
gevoelsstoornissen, zoals een verminderd gevoel (hypesthesie), spontane tintelingen
(paresthesie) of een veranderd gevoel bij aanraken (dysesthesie). Bij een polyneuropathie is
er sprake van een gegeneraliseerde symmetrische aandoening van meerdere zenuwen. De
gevoelsstoornissen hebben een sok- en handschoenvormige verdeling
6. Neuromusculaire synaps: Een algemeen kenmerk van een stoornis van de neuromusculaire
transmissie is abnormale vermoeibaarheid en zwakte van spieren die sterk afhankelijk zijn van
inspanning. De klachten en klinische verschijnselen zijn aan het eind van de dag of na
inspanning het meest uitgesproken. Soms staan oogverschijnselen, zoals dubbelzien of ptosis,
op de voorgrond. Er zijn geen gevoelsstoornissen.
7. Spieren: Kenmerkend voor een spieraandoening is symmetrische spierzwakte in armen,
benen en nek, en soms ook gelaat en oogspieren, zonder sensibele stoornissen. De
spierzwakte is vaak proximaal gelokaliseerd (heup- en schoudergordel), in tegenstelling tot de
distale verdeling bij een polyneuropathie
DD
1. Hersenen: herseninfarct, hersenbloeding geven beide acute, maximale uitval. Tumor is
geleidelijk. Focale ontsteking zoals abces, focale encefalitis, ontstekingshaard bij MS, trauma
of hematoom.
2. Ruggenmerg: artrose cervicale wervels (langzaam), metastasen (vrij snel door inzakken
wervel). MS belangrijkste in ammatoire aandoening. Andere zeldzame oorzaken; infarcten,
bloeding door vaatmalformaties, ontsteking en systeemziekten (SLE, Sjögren, sarcoïdose) en
syringomyelie. Trauma —> dislocatie. Hyperextensie of hyper exie.
3. Wortels: hernia nuclei pulposi. Veel zeldzamer: epidurale metastasen, neuroborreliose of
in ltratie wortel van kankercellen in de meningen.
4. Plexus: diabetes, doorgroei tumoren uit longtop of supraclaviculaire lymfe of doorgroei tumor in
het bekken, en bestraling. Vaak idiopatische plexopathie. Trauma vooral bij motorrijders.
5. Zenuw mononeuropathie: compressie zoals n. medianus bij carpaal tunnel syndroom of n.
peroneus bij bulakopje. Na trauma door crush letsel. Meeste pijnloos, behalve CTS.
6. Zenuw multipele mononeuropathie: vasculitis door poly-arteriitis nodosa, reumatoïde artritis en
SLE.
7. Zenuw polyneuropathie: diabetes, vitamine de ciëntie (B1, B6 en B12), medicatie zoals
cytostatica, nierinsuf ciëntie, hypothyreoïdie, alcoholmisbruik. Als polyneuropathie leidt tot
ernstige parese moet je denken aan Guillain-Barré (door infectie)
8. Neuromusculaire overgang: myasthenia gravis = auto-immuunziekte met antilichamen tegen
neuromusculaire synaps. Geen gevoelsstoornissen.
9. Spier: alleen spierzwakte, geen gevoel. Meeste genetisch bepaald. Proximale spierzwakte.
Aanvullend onderzoek
1. Beeldvorming. CT voor hersenen vaak voldoende, maar MRI voor tumoren, infecties of MS.
Ruggenmerg en cauda equina MRI belangrijk, maar ook plexus en wortels.
2. Liquor: verdenking op infectie en bij Guillain-Barré.
3. EMG en zenuwgeleidingsonderzoek: meten van spierpotentialen; is er sprake van spieratro e?
Kan neuromusculaire overgang ziekte bevestigen als de zenuw gestimuleerd wordt.
4. Lab: metabole stoornissen en de ciënties, serologisch onderzoek naar antibacteriële
antistoffen of autoantistoffen tot genetisch onderzoek en spierbiopsieën.
fi
fi fi fl fi fi fl fi