Leertaken
Leertaak 1
Samenvatting Engelse tekst sociologie, leertaak 1:
Giddens, 1991, the trajectory of the self.
Het zoeken naar zelfidentiteit een misschien modern probleem is, met oorsprong in het ontstaan van
individualisme in het westen. Baumeister zegt dat in de premoderne tijd de huidige nadruk ligt op de
afwezigheid van individualiteit. Het idee dat iedereen een eigen karakter heeft die wel of niet vervuld
wordt is te linken aan de pre-moderne cultuur.
Baumeister analyseert dat ‘het individu’ niet bestond in de traditionele culturen en individualiteit
werd niet op prijs gesteld. Alleen met de opkomst van de moderne maatschappij, meer participatie
en diversiteit werd de focus op verschillende individuen een aandachtspunt.
Volgens Baumeister zit er ongetwijfeld wat in die opvatting, maar is het niet het ‘het bestaan van het
individu’ dat op het spel staat als kenmerk van moderniteit en nog minder van het zelf. Individualiteit
wordt gewaardeerd binnen verschillende grenzen in alle culturen en is dus in de een of andere zin de
cultivatie van het individu geweest. We moeten proberen de zaken tot in kleine details op te splitsen.
We kunnen beginnen door te kijken naar enkele specifieke punten/implicaties van Rainwater’s
uitbeelding en van therapie is en doet.
Hiervoor kunnen de volgende elementen uit haar tekst getrokken worden.
1Het zelf wordt gezien reflexief project, waarvoor het individu verantwoordelijk is- We zijn niet wat
we zijn, maar wat we van onszelf maken. Wat het individu wordt is afhankelijk van reconstructieve
inspanningen waarin het individu meedoet. Het is meer dan kennis maken met jezelf (zelfinzicht), de
betrokkenheid van een dergelijke reflexiteit is met sociaal en psychologisch onderzoek is een
opvallend en doordringend kenmerk van de bepleite therapeutische visie.
2Het zelf vormt een ontwikkelingstraject van verleden naar de verwachte toekomst- Het individu
eigent zich zijn verleden toe door het doorspitten van de toekomst. Het traject van het zelf heeft een
samenhang die voortkomt uit cognitief bewustzijn van verschillende fasen van het leven. In plaats
van de gebeurtenissen uit de buitenwereld wordt de dominante voorgrond gezien. Het is niet zo dat
alle externe evenementen een blur vormen, maar deze gebeurtenissen dringen alleen door wanneer
deze ondersteuning bieden bij de zelfontplooiing en het overwinnen van drempels of een bron van
onzekerheid vormen.
3 De reflexiteit van het zelf- Zelfondervraging van een persoon, bijvoorbeeld wat gebeurt er? Het
begint met een reeks bewuste vragen, het individu raakt gewend te vragen: hoe? Reflexiteit behoort
tot reflexieve historiciteit van de moderniteit, in tegenstelling tot generieke reflexieve monitoring
van actie. Het is een beoefende kunst van zelfobservatie.
-Wat gebeurt er nu?
-Waar denk ik aan? Etc. etc. etc.………………….
4Er wordt duidelijk gemaakt dat zelfidentiteit als coherent fenomeen een verhaal bepaalt- Het
verhaal wordt zelf expliciet gemaakt. Centrale aanbevelingen: bijhouden van een dagboek &
doorwerken van een autobiografie, het houdt geïntegreerd gevoel van het zelf in stand. Het vormt
een kern van zelfidentiteit en in het moderne sociale leven.
5 Zelfactualisatie impliceert de beheersing van tijd- Het instellen van persoonlijke tijd die alleen op
afstand zijn met externe tijdelijke orden (de geroutineerde wereld) Bijv. tijd-ruimte door klok de klok.
De integratie van het zelfverhaal hangt af van controle en actieve interactie.
6 Reflexiteit van het zelf sterkt zich uit tot het lichaam, de body maakt deel uit van een actie systeem
i.p.v. een passief object- Bewustwording van het lichaam is de basis voor het begrip van de volheid
van het moment. Het bewust in de gaten houden van sensorische input van de omgeving, even
belangrijk als de belangrijkste organen en lichaamsfuncties. Lichaamsbewustzijn maakt ook bewust
van lichaamsbeweging en eventuele keuze voor dieet etc. Je kunt veranderen, jij bent de baas! Bij
,actualisering van therapie wordt het gebaseerd op dergelijke regimes. Het lichaamsbewustzijn wordt
gepresenteerd als middel van het gedifferentieerde zelf, niet als vorm van ontbinding van het ego.
7 Zelfactualisatie wordt begrepen in termen van balans tussen kans en risico- Het verleden loslaten
door verschillende technieken om vrij te komen van onderdrukkende emoties, genereert
zelfontplooiing. Het individu moet zo nodig nieuwe gevaren het hoofd bieden als onderdeel van het
doorbreken van gevestigde gedragspatronen, inclusief het risico dat dingen erger kunnen worden
dan ze vroeger waren.
Als je leven ooit ten goede gaat veranderen, moet je die kansen nemen.
Waar persoonlijke veiligheid niet van buitenaf komt, komt het vanbinnen.
Bij het afwijzen van opzettelijke risico’s, belemmer je zelfgroei.
8 De morele draad van zelfverwezenlijking is er een van authenticiteit- gebaseerd op trouw aan
zichzelf. Persoonlijke groei hangt af van de overwinning van emotionele blokkades en spanningen die
ons weerhouden van zelfbegrip. Authentiek handelen wil ook zeggen, ontwarren. Het aspect in deze
therapie is jezelf herstellen of herhalen.
Moraliteit van authenticiteit bevat verwijzingen naar anderen in de sfeer van intieme relaties. Het is
een actief proces van zelfconstructie. Vervulling is een deel van het morele fenomeen, we moeten
het koesteren: ‘men is goed, een waardig persoon, ik ken mijn eigen zelfwaarde, ik zal meer
eerlijkheid, mededogen, energie en liefde geven.
9 De levensloop wordt gezien als reeks passages die het individu moet ondergaan, maar zijn niet
institutioneel- Hieronder verstaan we de bijzondere gebeurtenissen/overgangen als verlieservaringen
(scheiding, overleiden etc.). Levenspassages geven bijzondere overtuigingskracht voor de interactie
van risico’s en kansen. Het bewust nemen van risico’s om nieuwe kansen te grijpen. Dergelijke
overgangen worden getekend in het overwinnen doormiddel van reflexiviteit en mobilisch traject van
zelfactualisatie.
10 De ontwikkelingslijn van het zelf is intern referentieel- De enige belangrijke rode draad is het
levenstraject. Persoonlijke integriteit als het bereiken van een authentiek zelf, komt door
levenservaringen te integreren in het verhaal van ontwikkeling: het creëren van een persoonlijk
geloofssysteem doormiddel van erkenning van het individu aan zijn eerste loyaliteit, zichzelf. In
termen van hoe het individu zijn leven construeert.
Van dit alles zijn er natuurlijk vragen die men kan stellen. Op dit moment lijkt het mij gerechtvaardigd
om te beweren dat het ideeën over het zelf geschetst kunnen zijn. Wel duiden ze op iets echts over
het zelf en identiteit in de hedendaagse wereld. Verbinding met institutionele transformaties is
kenmerkend voor de late moderniteit.
,Sociaal gevoelige tijd van ewijk
Vooruitgangsstaat: Een kwart van de bevolking kampt met ernstige problemen in het dagelijks
functioneren. 2 miljoen hiervan maakt gebruik van de zorg. Volgens Jo Hermanss zit 14% van onze
jeugd in een of andere vorm van geïndiceerde zorg of speciaal onderwijs. De meeste gebruikers van
deze voorzieningen hebben sociaal psychische problemen. Dit doet een beroep op de hulpverlening.
Wes hebben te maken met de overgang van een vooruitgangstaat naar eens staat van complexiteit
wat leidt tot toenemende sociale gevoeligheid en kwetsbaarheid.
Tot ongeveer de zeventiger jaren van de vorige eeuw konden we de westerse welvaart omschrijven
als een vooruitgangsstaat. Dit is dat mensen in de toekomst een betere wereld wachtte. De
vooruitgangsstaat wilde armoede, ongeletterdheid en onbeschaafdheid bestrijden. De staat bouwde
zijn systemen van onderwijs, gezondheidzorg, volkshuisvesting, arbeidsmarkt en sociale zekerheid.
Een gezonde economie en een sterke verzorgingsstaat zouden welvaart, welzijn en cohesie
voortbrengen en in die volgorde. In de Sovjetunie bestond geen sociaal werk, dus is in 1945
opgeheven en pas in de jaren 90 weer geïntroduceerd. De oude sociale queeste van armoede,
ongeletterdheid en onbeschaafdheid die leidde tot het beschavingsoffensief verandert in de
postmoderne sociale kwestie van het (dis) functioneren van de mens in een steeds complexer
context.
Edgar Morin zegt dat moderne wetenschappen proberen de complexiteit te ontrafelen door
reductie, een zoektocht naar één oorzaak, één algemeen geldende wet, naar het functioneren van de
delen in plaats van het geheel. Deze benadering dreigt vast te lopen of zelf op grote drama’s uit te
komen. We hebben geprobeerd de mens een eco-organiserend wezen te maken. Hij bedoelt
daarmee dat de mens zichzelf produceert in interactie met zijn omgeving. We zijn complexe
machines zegt morin.
Complexiteit: Denken en handelen vanuit complexiteit lijkt me een vruchtbare benadering in het
sociale domein. Onze sociale wereld is met de exponentiële groei van kennis en economie in korte
tijd veel complexer geworden. Meer kennis en welvaart leidt tot meer differentiatie in beroepen, in
instituties, in informatie, in mogelijkheden. We kunnen meer, we weten meer, we mogen meer, we
moeten meer en we vinden dat we vooral zelf moeten beslissen. (Hemert) De vooruitgangsstaat had
een richting, een weg te gaan. Die mocht communistisch, fascistisch, corporatistisch of
sociaaldemocratisch zijn, maar verbonden met gelijkheid en vrijheid. De strijd ging om de juiste
richting. Zo leerde je als christen twee paden: de brede weg met om ieder hoek een Macdonalds en
het smalle pas met zijn macrobiotische winkeltjes. In onze tijd gaan de wegen en paden alle kanten
op, naar ergens en nergens. Van vooruitgangsgeloof zijn we beland in een wereld van complexiteit
waar het managen van de complexiteit aandacht vraagt. In plaats van een strijd tussen grote
waardesystemen en een strijd om de juiste richting moeten we samenwerken in een wereld met
meerdere waarheden en meer onzekerheden.
We verliezen ook ons gemeenschappelijkheid. Wereldreligies en de politieke ideologieën kenden in
al hun verscheidenheid heel vergelijkbare structuren en hadden een wederzijds herkenbare taal. In
de staat van complexiteit is sprake van een Babylonische spraakverwarring, een veelvoud aan
perspectieven, constructies en werkelijkheden, waarin herkenbare structuren moeilijk te herkennen
zijn. Tot slot is ook onze sociale inbedding aan erosie onderhevig. De mens heeft zich logsgemaakt
van de overzichtelijke, herkenbare multifunctionele levensgemeenschap zoals de dorpen en kleine
steden. We zijn bewoners van communities geworden die een eigen doen en functie hebben. De
individu moet zich steeds aanpassen. Deze toenemende complexiteit van de postmoderne
samenleving weerspiegelt zich ook in ons aarzelend en zoekend innerlijk. De oude sociale kwestie
beantwoorden we met de bouw van stevige nationale systemen en met gelijk kansen voor iedereen.
, De nieuwe kwestie is niet met systemen of gelijke behandeling op te lossen. De dagelijkse
complexiteit vraagt van de postmoderne mens een grote vaardigheid om zichzelf als een profiel te
geven een positie in de samenleving te vinden.
Sociale eisen: we illustreren dit met de positie van mensen met autisme. Van deze groep werkt
volgens onderzoek 10% regulier. In Nederland ligt dat aantal op 26%. Van de autisten met een
normale of bovennormale intelligentie werkt overigens ook in Nederland maar 12% in een
fulltimebaan. De gezondheidsraad meent dat potentieel veel meer mensen met een autistische
spectrum stoornis regulier zouden moeten werken. Vervolgens stelt de raad: de meest genoemde
belemmering voor een succesvolle baan was het onvermogen om tegemoet te komen aan de sociale
eisen van het werk.
Niet-adequaat sociaal functioneren is dus de belangrijkste uitsluiting grond voor deze groep. Autisten
met een hogere intelligentie in het verlenen minder problemen hadden omdat in veel banen het
vakmanschap veel hoger schoorde dan de sociale vaardigheden.
Zelfrepresentatie: Een ander voorbeeld over lVB. Deze toename heeft alles te maken met een
samenleving die niet meer eenduidig en binnen een herkenbare gemeenschap mensen hun positie
een rol toeschrift, zoals dat vroeger gebeurde. Bovendien was er in het dorp een duidelijke sociale
controle en correctie. In de staat van complexiteit moet een mens elke keer weer zichzelf een rol en
positie geven. Een zeker sociaal onvermogen van zelfrepresentatie is meer dan in het verleden een
reden voor marginalisering. In de vroegere geschiedenis van onze samenleving was het vooral de
afkomst die de positie en toekomst van de mens bepaalde. Je werd wat je vader was en je ging naar
de kerk achter je huis. De moderne tijd was educatief en cultureel kapitaal. Opleiding is heel
belangrijk. We verwachten van werknemers, kinderen en vrienden dat ze flexibel zijn, niks leuker dan
vinden dan sociaal doen en zich sociaal adequaat gedragen.
Tot zover het betoog over vooruitgangsgeloof naar het kunnen omgaan met complexiteit.
De afgelopen 10 jaar zijn de geestelijke gezondheidszorg, de jeugdzorg, de scholen voor kinderen
met ernstige gedragsproblemen, de Wajong regeling en de zorg voor jongeren met een handicap
gemiddeld met 10% per jaar toegenomen. Opvallens is dat ook Nederland institutieland bij uitstek is.
We staan in Euro in de top wat betreft de gezondheidszorg en het speciaal onderwijs. In het
gevangeniswezen was Nederland in de jaren 7u0 slofje onder in West-Europa, intussen zijn we
opgeklommen naar de tweede plaats. Het aantal mensen in de gevangenis in die tijd zelfs
vertienvoudigd. We hebben te maken met een dramatische groei in dure gespecialiseerde
hulpverlening. In diezelfde periode is de inzet van welzijnswerkers, waaronder maatschappelijke
werkers, in eerste lijn min of meer stabiel gebleven. Beleid en feit liggen nogal ver uit elkaar.
Het succes van de voorruitgangstaat lag voor een groot deel in het vermogen van de kennisindustrie
om arbeidsprocessen op te splitsen in afzonderlijke handelingen. Zo ontstonden talrijke
deeldisciplines waar geleerden veel over heel weinig wisten en juist deze hooggeleerde kregen het
meeste aanzien. Ontkoppelen heeft ook in de maatschappelijke dienstverlening toegeslagen. We
hebben een fijnmazig net van voorzieningen ontwikkeld. We hebben uitvoering, diagnose en
management uit elkaar getrokken en de laatste decennia is het sociaal werk en de ggz vergaand
opgedeeld in producten en projecten.
Georganiseerde discontinuïteit: het is echter de vraag of sociaal werk zich leent voor ontkoppeling
en of ontkoppeling de kwaliteit van het werk verhoogt. Elders heb ik deze neiging tot opdelen en
opknippen in taken en tijdseenheden georganiseerde discontinuïteit genoemd. Hierna komen