De stad
Processen en patronen van mondiale urbanisatie
Urbanisatie komt overal op de wereld voor maar niet in hetzelfde tempo (urbanisatietempo) of
mate (urbanisatiegraad)
Verstedelijkingstempo: de snelheid waarmee men naar de stad toe verhuist per jaar in
procenten.
Verstedelijkingsgraad: het percentage van de bevolking dat in de stad woont (ten opzichte van
de gehele bevolking) uitgedrukt in procenten.
1970-1990
Verstedelijkingstempo is hoger in de lage inkomenslanden dan in de hoge inkomenslanden.
De snel groeiende steden bevinden zich dus voornamelijk op het zuidelijk halfrond. (Afrika,
Zuid-Amerika en Azië)
De steden die niet snel groeien bevinden zich in de westerse landen, hoge inkomenslanden
(Amerika en Europa).
Een verklaring hiervoor is dat de vruchtbaarheid bij vrouwen laag ligt, dus een beperkte
natuurlijke groei. Een sociaal demografische verklaring is de suburbanisatie.
Op het zuidelijk halfrond komt voornamelijk ruraal-urbane migratie voor. Het grootste deel van
de bevolking woont nog op het platteland.
Door de slechte levensomstandigheden op het platteland besluit men om naar de stad te
migreren --> snelle groei van de stedelijke bevolking.
Na 1990 groeit de stedelijke bevolking wel nog op het zuidelijk halfrond, maar minder snel.
In China neemt het urbanisatietempo juist wel nog toe.
In Japan is de urbanisatiegraad hoog, maar het urbanisatietempo laag door de vergrijsde
bevolking.
In Amerika en Europa is er een lichte toename van het urbanisatie tempo. Een verklaring
hiervoor is dat de stad opnieuw in trek komt (reurbanisatie) na een tijd van suburbanisatie.
Mondiale verstedelijkingsgraad: hoeveel procent van de mensen wereldwijd woont in de stad.
Sinds 2006 woont meer dan de helft van de bevolking in stedelijke gebieden.
Sinds 1990 is de stedelijke groei harder gegaan dan de urbane groei. Dit is te verklaren door
migratieprocessen.
De trek van platteland naar de stad is versneld, voornamelijk in lage inkomenslanden.
Hoog urbanisatiegraad = hoog inkomensland
50% - 80% urbanisatiegraad = midden hoge inkomenslanden
Laag urbanisatiegraad < 50% = laag inkomensland
Tot aan 1850 liggen de grootste steden in Zuidoost Azië
Vanaf 1850 is Londen de grootste stad, dit komt door de Industriële Revolutie
1950 New York is de grootste stad, Amerika kwam het beste uit WO II
Post industriële samenleving: financiële dienstverlening wordt het belangrijkste
Vanaf 2005 heeft Zuidoost Azië weer de grootste en meeste steden, waarvan Tokyo de
grootste stad is op dat moment.
Steden in midden inkomenslanden gaan een belangrijke positie krijgen qua grootste steden in
de wereld, voornamelijk Zuidoost Azië.
De krimp van steden is het grootst in hoge inkomenslanden
Lage vruchtbaarheidscijfers bij vrouwen
Vergrijzing
Suburbanisatie
,Door mondialisering is een groot deel aan werkgelegenheid verloren gegaan in Oost Amerika
en West Europa.
Fabrieken zijn verplaatst naar Mexico en Zuidoost Azië.
Gevolg hiervan is dat steden in Oost Amerika en West Europa leeg lopen.
Juist of onjuist?
De urbanisatiegraad is hoger in lage-inkomenslanden dan in hoge
inkomenslanden. Onjuist, urbanisatiegraad is lager in lage-
inkomenslanden dan in hoge inkomenslanden.
Het urbanisatietempo is hoger in lage-inkomenslanden dan in hoge
inkomenslanden. Juist
In welk type landen bevinden zich de grootste steden? Midden inkomenslanden,
Zuidoost Azië.
Hoeveel inwoners heeft de grootste stedelijke megapolis op dit moment? Shanghai
24.152.700
Stedelijke geografie is de ontwikkeling van towns & cities in de wereld
Urbanisatie zegt ook iets over verandering in econome en het leven in de stad
Urban system / city system is de onafhankelijke reeks van stedelijke nederzettingen binnen een
bepaalde regio
Urban form is de fysieke structuur en organisatie van steden in hun landgebruik, indeling en
gebouwen
Urban ecology is de sociale en demografische samenstelling van stadsdelen en buurten
Urbanisatie beschrijft de manier van leven gestimuleerd door de stedelijke omgeving
Geografen zijn geïnteresseerd in de stedelijke bouw
World bank stelt voor stedelijk gebied de volgende eisen: 1km 2, bevolkingsdichtheid 150,
50000 inwoners binnen 60 minuten bereikbaarheid
In 2010 was 51% in de wereld geürbaniseerd
Noord-Amerika is het continent met de meeste stedelijke inwoners, 82%
In Afrika woont 40% in stedelijke gebieden
In 1950 woont 30% van de wereld in steden
In 2030 zal 60% wereldwijd gezien in steden leven
In 2050 zal 70% wereldwijd gezien in steden leven
Populatie in perifere landen verdubbelt in het slechtste geval in 10 jaar tijd, in een minder erg
geval duurt dit 17 jaar
GDP = Gross Domestic Product = BBP = mondiaal bruto binnenlands product
80% van GDP komt uit steden
Daily urban system: het dagelijkse stedelijke systeem verwijst naar het gebied rond een stad,
waar dagelijks woon-werkverkeer plaatsvindt. Het is een middel om een stedelijke regio te
definiëren door de gebieden op te nemen van waaruit individuen pendelen.
Descisionmaking capacity = besluitingsvormende capaciteit
Generative function = diverse bevolking die aangetrokken wordt door steden
Het CBS heeft gezegd dat er in Nederland geen precieze aantallen zijn voor wanneer iets een
stad is of niet.
Dit wordt gedaan aan de hand van de OAD = omgevingsadressendichtheid.
,0-500 adressen in 1km (niet stedelijk)
500-1000 adressen in 1km (weinig stedelijk)
1000-1500 adressen in 1km (matig stedelijk)
1500-2500 adressen in 1km (sterk stedelijk)
2500+ adressen in 1km (zeer sterk stedelijk)
Er wordt wereldwijd niet één definitie van een stad gehanteerd, hiermee moet je opletten als
je naar de urbanisatiegraad gaat kijken.
https://ourworldindata.org/urbanization
Demografisch wat is een stad:
Inwonersaantal
Bevolkingsdichtheid
adressendichtheid
Stedenbouwkundig wat is een stad:
Bebouwingsdichtheid, centraliteit (bebouwingsdichtheid neemt naar buiten toe af)
Aanwezigheid infrastructuur
Verscheidenheid in plan, architectuur, infrastructuur ('wijken')
Economisch wat is een stad:
Verzorgende functie (werk, voorzieningen, hogeschool) een stad heeft overdag meer
inwoners dan s'avonds, omdat weinig mensen er daadwerkelijk wonen.
Sociaaleconomische structuur
Knooppunt (voor goederen, diensten, kapitaal, mensen)
Sociologisch wat is een stad: urbanism en urban ecology
Diversiteit
Dichtbevolkt- en bebouwd
Dynamisch, vernieuwend
Sociale differentiatie
Anonimiteit en rolspecificiteit (in publieke sfeer) je neemt wel of geen specifieke rol
aan.
Minder sociale controle: tolerantie en onverschilligheid
Historisch wat is een stad:
Stadsrecht
Aanwezigheid van stadsmuur- of wal
, Markt- en bestuursfunctie
Fundamentele aspecten van de rol van steden voor de mens:
De mobiliserende functie van stedelijke nederzettingen (ondernemers)
Het vermogen van steden om goederen aan te trekken, te verwerken, en te exporteren.
Het beslissingsvermogen van stedelijke nederzettingen (overheid, tweede kamer, grote
bedrijven / organisaties hebben ook politieke invloed, Shell)
Het besluitvormende vermogen van steden. Brussel: internationaal parlement
De generatieve functies van stedelijke nederzettingen (veel mensen --> interactie en
concurrentie)
Het vermogen om van kleine startende ondernemingen elkaar te ontmoeten en tot nieuwe
plannen / projecten te komen.
De transformatieve capaciteit van stedelijke nederzettingen (veel verschillende
culturen leven samen in steden)
Culturele diversiteit wat er toe leidt dat er verschillende identiteiten in een stad samen kunnen
leven.
Feudalism = leenstelsel
Gateway cities = link tussen landen / regio's
Shock city = verrassende verandering; economie, sociaal, cultuur
Colonial cities = opzettelijk door andere landen gekoloniseerde steden, ontwikkeld voor
administratieve of commerciële centra
Geografen maken onderscheid tussen twee typen van koloniale steden:
De geplande stad: de stad werd zo ingericht dat het functioneel goed werkte voor de
kolonisten
Deze stad bestond al en had vele arbeiders 'in de aanbieding', dit is het meest
zichtbare in het stadscentra
Historische lijn:
De vroegste steden in het Midden-Oosten, Perzië en Turkije.
Tot ongeveer jaar 0.
Mensen leren van elkaar
Steden konden pas bestaan als men meer voedsel kon produceren dan dat ze zelf nodig
hadden om te kunnen overleven. (voedsel surplus)
Steden ontwikkelden zich ook omdat het functioneel makkelijk was als er veel mensen bij
elkaar woonden.
Romeinse steden: Maastricht, Eindhoven, Utrecht
Neolithische revolutie bestond uit een aantal belangrijke landbouwinnovaties: irrigatie,
domesticatie planten: kikkererwten, linzen, zoete aardappel, maïs, graan, cassave,
zonnebloem. Domesticatie van dieren: vlees en melk, trekkracht (energie, vracht en afstand),
bemesting. Ook kennis van hoe je voedsel kunt bewaren en bewerken.
Hierdoor ontstond een voedsel surplus, wat betekende dat mensen vrijgesteld konden worden
van productie van voedsel. Zij gingen zich toeleggen op andere activiteiten: van het bouwen
van schepen tot het bestuderen van religieuze teksten. Specialisatie leidde tot innovatie en
vergroting van de productie, wat grotere bevolkingsaantallen mogelijk maakt en aantrekt.