Werkcollege Successiewet en WBR
Werkcollege 1: 10 september 2021 – Opdrachten week 1
Eigenwoningvrijstelling: Art.33 jo art. 33a SW jo art. 5 UR.
18- 40 jaar
Eigen woning
o Aankoop
o Aflossing
o Verbouwing onderhoud
Besteding
o Uiterlijk tweede jaar naar kalenderjaar van schenking
Dit bedrag moet ook daadwerkelijk worden betaald
De schenking moet onvoorwaardelijk zijn:
Eenmalig en geen samenloop met de andere vrijstelling
Spreiding van de schenking over 3 kalenderjaren
Het kan mondeling, je hebt dan wel een bewijsprobleem. Hierdoor is het schriftelijk vastleggen aan te raden.
Daarnaast kan je met een uitsluitingsclausule uitsluiten dat je schoonkind de helft krijgt.
1. Eigenwoningschenking
Met ingang van 2017 is de eigenwoningschenking structureel verhoogd naar (afgerond) € 100.000. In de Bouwstenennotitie
wordt voorgesteld om de vrijstelling af te schaffen. Zie o.a. p. 52 van het syntheserapport:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/05/18/syntheserapport-bouwstenen-voor-een-beter-
belastingstelsel
Welke argumenten zijn er voor en tegen de handhaving van de eigenwoningvrijstelling aan te voeren en welke argumenten
wegen naar uw mening het zwaarst.
Literatuur om u op weg te helpen:
- Cursus Belastingrecht, Schenk- en erfbelasting, par. 10.2.0.E.c2 en 10.2.0.L.a
- I.J.F.A. van Vijfeijken, Nut en noodzaak van de eigenwoningschenking, WPNR 2019/7255 (te raadplegen via NDFR) en
de bronnen die in dit artikel staan vermeld.
- SEO onderzoek: Hulp voor huiseigenaren met vermogende ouders (Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning - Hulp
voor huiseigenaren met vermogende ouders | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl)
Argumenten voor de eigenwoningvrijstelling:
De regeling is in het leven geroepen om een bijdrage te leveren aan de reductie van de eigenwoningschuld en het
wegwerken van de onderwaterproblematiek om zo financiële kwetsbaarheid van gezinnen te verminderen. De vrijstelling is
in de meeste gevallen benut voor het doen van een aflossing op de hypotheek en daarmee is het aannemelijk dat de
vrijstelling een bijdrage levert aan het terugbrengen van de totale hypotheekschuld en het aantal ‘onderwaterhypotheken’
(situatie waarbij EW schuld hoger is dan WOZ-waarde van de woning) en de regeling dus zin heeft. Momenteel is de
woningmarkt ook bizar. Hierdoor is de eigenwoningvrijstelling een goed middel om de starters te helpen.
Argumenten tegen de eigenwoningvrijstelling:
Door de schenkingsvrijstelling eigen woning in stand te houden wordt de vermogensongelijkheid vergroot. Alleen het meer
vermogendere deel van de samenleving maakt namelijk gebruik van deze vrijstelling, omdat zij degene zijn die het zich
kunnen permitteren om te schenken. Dit betekent dat dit gedeelte van de samenleving dus nog meer bevoordeeld wordt,
terwijl het gedeelte met een lager vermogen er geen gebruik van maakt en de vermogensongelijkheid derhalve groeit. De
regeling vergroot zo de kansenongelijkheid tussen starters die komen uit een familie met een hoog versus laag vermogen.
Master Fiscaal Recht
Semester 1
,Werkcollege Successiewet en WBR
2. Iedereen € 100.000 bij bereiken van 25 jaar
Piketty heeft, in zijn meest recente boek Kapitaal en Ideologie, verdedigd dat iedereen bij het bereiken van de 25-jarige
leeftijd € 100.000 zou moeten krijgen. Om dit te financieren met de erfbelasting worden verhoogd.
Formuleer gemotiveerd uw mening over dit voorstel.
Literatuur om u op weg te helpen
- Cursus Belastingrecht, Schenk- en erfbelasting, par. 1.1.0.D.c
- Philip Huff, Geef alle 25-jarigen een ton startkapitaal, NRC 20 februari 2020 (zie Canvas)
- Paul de Beer e.a., Voor wie is de erfenis, p. 63 e.v.
1. M is gehuwd met V maar woont al 10 jaar samen met C met wie hij een kind heeft. M overlijdt. Wie is partner
voor de SW?
V is partner voor de SW. M en V zijn niet gescheiden van bed. Meneer is gehuwd, hierdoor kan hij nooit voor de 5-
jaarstermijn in aanmerking komen. Daarnaast kan M maar één partner hebben.
2. M en V wonen ongehuwd samen vanaf 1 maart 2020. Op 1 mei 2021 sluiten ze een notariële
samenlevingsovereenkomst. Vanaf wanneer zijn M en V partners?
Art. 1a lid 2 SW is van toepassing. 6 maanden voor het overlijden moet je al het contract hebben.
3. M en V gaan op 1 maart 2021 samenwonen en laten zich bij de gemeente inschrijven op hetzelfde adres. Op 23
december 2021 gaan ze naar de notaris en sluiten een samenlevingscontract. Vanaf welk moment zijn M en V
partner voor de Successiewet?
Vanaf 23 juni 2022.
4. M en V gaan op 1 maart 2021 samenwonen en laten zich bij de gemeente inschrijven op hetzelfde adres. Op 23
december 2021 gaan ze naar de notaris en sluiten een samenlevingscontract. Vanaf wanneer zijn zij partners voor
de IB?
Vanaf 1 maart 2021
5. M en V zijn gehuwd, maar V woont sinds 1 maart 2021 samen met C. 1 mei 2021 verzoek tot echtscheiding M-V
en notarieel samenlevingscontract V-C. 2 september 2021: Echtscheiding geregistreerd. Tot wanneer zijn M en V
partners voor de SW?
2 september 2021. Dan is de echtscheiding ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
6. M en V zijn gehuwd, maar V woont sinds 1 maart 2021 samen met C. 1 mei 2021 verzoek tot echtscheiding M-V
en notarieel samenlevingscontract V-C. 2 september: Echtscheiding geregistreerd. Vanaf wanneer zijn V en C
partner voor de SW?
1 november. Ze hebben dan 6 maanden lang het notarieel samenlevingscontract.
2 maart 2022. In de aanhef van art. 1a SW staat dat het geldt voor ongehuwden. V is pas ongehuwd op 2
september. Dan gaat de 6 maanden termijn pas lopen. Het is onduidelijk hoe de wetgever dat heeft bedoeld.
Vaak is het zo dat bij een erfenis het geld te laat komt, ingeval je op je 25 een € 100.000 zou krijgen heb je hier diverse
mogelijkheden mee, zo kan je een onderneming opstarten, je studieschuld aflossen of een huis kopen. Dit verhoogt op den
duur de welvaart waar men op latere leeftijd profijt van zal hebben. Een erfenis wordt dan ook minder belangrijk.
Waarom is het voor de SW van belang dat je wordt aangemerkt als een partner:
Partnervrijstelling
Lager tarief
Samentelling schenkingen door partners/aan partners art. 26 SW
Samentellingen erfrechtelijk art. 25 SW
Fictiebepalingen
Imputatieregeling pensioenen
Master Fiscaal Recht
Semester 1
,Werkcollege Successiewet en WBR
3. Partners
In het ficherapport van de Bouwstenennotitie staat in fiche 96 ook te lezen dat de Nederlandse samenleving steeds diverser
is geworden in die zin dat er steeds meer alleenstaanden zijn, meer samenwoners en meer LAT-relaties. Inventariseer of en
in hoeverre samenwoners en personen in een LAT-relatie op een andere wijze worden behandeld dan partners voor de
toepassing van de Successiewet.
- Cursus Belastingrecht, Schenk- en erfbelasting, par. 3.1.0
Het partnerbegrip is uitgewerkt in art. 5a AWR jo. art. 1a SW. Dit begrip is belangrijk, partners worden namelijk belast voor
een lager tarief en ontvangen een hoge vrijstelling. Daarnaast worden schenkingen aan/door partners gezien als een
schenking.
Samenwoners:
- Beiden meerderjarig zijn;
- Hetzelfde woonadres;
- Notarieel samenlevingscontract met een zorgplicht;
- Geen bloedverwanten in de rechte lijn;
Voor de erfbelasting moet er 6 maanden aan de voorwaarden worden voldaan om gekwalificeerd te worden als
partner;
Voor de schenkbelasting moet er 2 jaar aan de voorwaarden worden voldaan om gekwalificeerd te worden als
partner;
4. Kinderen
Toen Peter werd geboren was zijn vader al lang uit beeld. Mariette, zijn moeder, heeft hem alleen opgevoed. Rond de tijd
dat Peter 20 was heeft zijn vader zich weer gemeld en geleidelijk aan is het contact tussen Peter en zijn biologische vader
tot stand gekomen. Ze ondernemen samen regelmatig een uitje en de biologische vader stuur cadeaus op verjaardagen en
feestdagen. Onlangs is zijn biologische vader overleden en nu blijkt dat hij Peter als (mede) erfgenaam heeft aangewezen.
Geef gemotiveerd aan of voor Peter het kind tarief van de kind vrijstelling van toepassing zijn. En als dit niet het geval is,
geef aan of Peter nog maatregelen kan nemen om dat tarief en die vrijstelling van toepassing te laten zijn.
Peter is geen kind volgens het Burgerlijk Wetboek. Er is namelijk geen familierechtelijke betrekking, dus geen kind van Peter.
Als er een familierechtelijke betrekking is, moest Peter gehuwd zijn met de vrouw, of het kind erkend hebben of gerechtelijk
vastgesteld worden. In deze situatie is niks van bovenstaande van toepassing.
Art. 2 AWR geeft aan wanneer het voor de Successiewet gekwalificeerd wordt als een kind. Een kind is namelijk een
eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn. Omdat er hier sprake is van bloedverwantschap is er
sprake van een kind. Dit betekent dat Peter wordt aangemerkt als kind. Art. 24 SW geeft weer dat er twee tariefgroepen
zijn. Partners en kinderen zitten in tarief groep waardoor de erfbelasting 10% dan wel 20% is. Daarnaast is de vrijstelling van
de erfbelasting € 21.282. Dit staat opgesomd in art. 32 SW. Dit is echter niet meer van toepassing door onderstaande
uitspraak.
Rechtbank Gelderland: Er is geen sprake van een kind, want er wordt aangesloten bij het juridische begrip van een kind.
Er is Hoger beroep ingesteld.
Art. 8 EVRM/ Art. 14 EVRM: Een van de fundamentele rechten van de mens, is het recht op familie.
Verandert het antwoord al Mariette inmiddels een partner heeft die Peter heeft erkend als zoon?
Als die nieuwe partner van de moeder Peter heeft erkent. Kan de biologische vader van Peter dit niet meer doen.
Bloedverwantschap in de eerste graad wil niet altijd zeggen dat er sprake is van een kind Adoptie.
5. Fout in filmpje?
Welke fout wordt er gemaakt in het filmpje over de vrijstellingen in de schenkbelasting?
Een dure studie is vanaf € 20.000 en niet vanaf € 12.000.
Master Fiscaal Recht
Semester 1
, Werkcollege Successiewet en WBR
Werkcollege 2: 17 september 2021 – Opdrachten week 2
1. Pensioen/Imputatieregeling
Bestudeer het artikel van Van Vijfeijken in ‘Directe en indirecte cumulatie van erfbelasting en inkomstenbelasting’, WFR
2019/219.
1. Wanneer is sprake van cumulatie van heffingen?
Van cumulatie van belastingheffingen wordt gesproken wanneer eenzelfde object meermaals in de
belastingheffing wordt betrokken. Denk hierbij aan de doorschuifregeling enerzijds
2. Waaruit bestaat het verschil tussen directe en indirecte cumulatie?
Bij directe cumulatie dient één van beide heffingen achterwege te blijven.
Bij Indirecte: cumulatie: Als je de belastingschuld van de erflater overneemt. Het is een belastingschuld die de
erflater had en eigenlijk had moeten betalen. Die neem je over als erfgenaam. Bij indirecte cumulatie volstaat het
in aanmerking nemen van een latente belastingclaim
3. Hoe wordt cumulatie van heffingen in de huidige Successiewet voorkomen?
Cumulatie van erfbelasting en inkomstenbelasting wordt in de huidige Successiewet op verschillende wijzen
voorkomen. Zo voorziet art. 20 lid 5 SW 1956 in aftrekbaarheid van latente belastingschulden en stelt art. 32 lid 1
onder 11° SW 1956 bepaalde termijnen van inkomsten vrij van erfbelasting.
4. Wat stelt van Vijfeijken ter zake van deze imputatieregel voor en waarom?
2. Waardering van verrekeningsvordering
Kees en Antoinette zijn gehuwd in uitsluiting van iedere huwelijksgemeenschap. De eigen woning is eigendom van Kees. De
WOZ-waarde bedraagt € 430.000. De werkelijke waarde is € 480.000. Voor het overige bezitten zij geen noemenswaardig
vermogen. In de huwelijkse voorwaarden is een finaal verrekenbeding opgenomen waarin is bepaald dat bij het einde van
het huwelijk het gezamenlijke vermogen wordt verrekend alsof beide echtelieden in gemeenschap van goederen waren
gehuwd. Antoinette overlijdt. De verrekeningsvordering die zij nalaat bedraagt € 240.000. De erfgenamen stellen zich echter
op het standpunt dat de voor de heffing van erfbelasting de vordering moet worden gewaardeerd op € 215.000. Zij
beroepen zich hiervoor op HR 13 december 1996, ECLI:NL:HR:1995:AA3167, BNB 1996/70 en HR 11 december 2015,
ECLI:NL:HR:2015:3491, BNB 2016/54. De inspecteur daarentegen gaat uit van € 240.000.
Geef gemotiveerd aan wie naar uw mening gelijk heeft.
3. Leegwaarderatio. Onverbindendheid waarderingsregels
In HR 23 september 2016, ECLI:NL:HR 2016:2135, BNB 2016/234 oordeelde de Hoge Raad dat de Leegwaarderatio van art.
10a Uitvoeringsbesluit SW 1956 onder omstandigheden onverbindend is.
a. Wanneer is dit waarderingsvoorschrift onverbindend
De Leegwaarderatio is onverbindend indien de werkelijke waarde meer dan 10% afweek van de forfaitaire waarde
BNB 2016/234. Het moe
Wetten in formele zin zijn niet onverbindend. De uitvoeringsregeling bepaalt de minister, dit is dus geen wet in
formele zin. De minister kan dus niet doen wat die wil, het is namelijk niet democratisch gelegitimeerd. Enerzijds
heb je een forfait, hier is niks mis mee. In het uitvoeringsbesluit is ook een forfait opgenomen. Als het meer dn 10%
afwijkt is de regeling die de minister heeft gemaakt onverbindend.
b. Waarom is dit waarderingsvoorschrift onverbindend
c. Zijn er naar uw mening nog andere waarderingsvoorschriften in de Successiewet die de Hoge Raad vermoedelijk
onverbindend zal beoordelen?
Alles in de uitvoeringsregeling wat forfaitair bepaald wordt. Namelijk het vruchtgebruik en het blote eigendom.
Master Fiscaal Recht
Semester 1